Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verloenstrud

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verloenstrud

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gelukkig verdient Jan, die nu zestien jaar is, ook wat bij een veeboer in de buurt. Het is wel niet veel maar alle beetjes helpen. Armoede hebben ze gelukkig niet, maar wel moet ze elke cent omdraaien voordat deze wordt uitgegeven.

Maar vrouw Stam heeft geleerd er in te berusten. Zij heeft door genade mogen leren verstaan: Zo de Heere het huis niet bouwt, tevergeefs arbeiden deszelfs bouwlieden daaraan. Toen alle bezittingen moesten worden verkocht om de schulden te kunnen betalen, heeft zij de leegheid der wereld gezien en zij heeft gezwegen en moeten denken: wat de Heere doet, dat is eeuwig welgedaan. Stamelend heeft zij gezegd: Heere, Uw wil geschiede. Dat woord heeft zij onderschreven. Maar ook als een arme zondares heeft zij de breuk tussen God en haar ziel ingeleefd en de schuld beweend. Maar door genade heeft de Heere, temidden van de puinhopen van hun bestaan, haar de enige weg ontsloten en plaats gemaakt voor Hem, Die haar nooit zal begeven en verlaten. En dikwijls heeft zij het tegen man en kinderen verteld, liever een arme arbeidersvrouw te zijn in de gunst des Heeren, dan een rijke boerin op een grote hofstee zonder God.

Als Adriaan op de dijk naar het huis van Stam kijkt, ziet hij Tonia nergens.

„Ze zal zeker binnen zijn", mompelde hij in zichzelf, maar als hij de kant van de rivier opkijkt verheldert zijn gezicht. „Ha, daar is ze".

Tonia is niet thuis. Zij is beneden aan de Lekdijk bezig in een roeiboot de was te spoelen. Dat is zwaar werk. Zweetdruppels parelen dan ook op haar voorhoofd. Tjonge wat is het warm. Egen later is zij klaar met de was en met een zucht van verlichting zet het meisje de wasmand uit de boot op de steenglooiïng.

Enkele ogenblikken kijkt zij naar het boeiende panorama dat voor haar ligt. Tonia houdt van de rivier. Het is dan ook een prachtig gezicht, de rivier omzoomd door groen geboomte en hier en daar uitgestrekte rietvelden met daarboven de blauwe hemel. De tjalk is enkele minuten geleden voor anker gegaan. De schipper heeft waarschijnlijk de moed opgegeven. Het schip kwam niets vooruit. Er is immers geen zuchtje wind.

„Wat sta je daar te dromen?" klinkt het plotseling achter haar.

Tonia schrikt.

Als zij omkijkt komt Adriaan van der Zande juist de dijk af. Even lichten haar ogen op, maar als de jonge boer vlakbij is, heeft het arbeidersmeisje zich weer beheerst en met zachte stem zegt ze: „je doet me schrikken Adriaan". „Het spijt me Tonia", zegt hij lachend en als hij

„Het spijt me Tonia", zegt hij lachend en als hij ziet, dat zij de mand met wasgoed wil pakken, voegt hij er aan toe: „wacht, dat zal ik wel voor je doen".

„Neen, dat hoeft niet, dat kan ik alleen wel", zegt ze verbaasd en meteen wil Tonia de mand grijpen. Met een hoogrode kleur bukt zij zich.

Maar Adriaan is haar net even voor en voordat zij het kan verhinderen, is hij al met de mand de trapjes van de dijk opgelopen. „Ik heb een boodschap van vader voor je", zegt

„Ik heb een boodschap van vader voor je", zegt hij, als Tonia ook op de dijk gekomen is. „Zou je vanmiddag bij ons kunnen melken?

„Zou je vanmiddag bij ons kunnen melken? Vader wil vandaag het hooi van het land hebben.

Vader wil vandaag het hooi van het land hebben. We hebben zelf geen tijd om te melken". Vragend kijkt Adriaan het meisje aan.

Vragend kijkt Adriaan het meisje aan. Even is het stil. „Vraag het maar aan moeder, ik weet niet of ze mij

„Vraag het maar aan moeder, ik weet niet of ze mij vanmiddag kan missen", zegt Tonia dan zonder naar hem te kijken. „Tonia!"

„Tonia!"

Een overweldigend gevoel van weemoed legt Adriaan in dat ene woord.

Ontroerd kijkt het arbeidersmeisje naar de jonge boer, die haar met zijn eerlijke ogen aankijkt. Het wordt haar bang te moede. Hard wil zij weglopen en toch, neen ze kan geen voet verzetten. Haar hart bonst ervan.

De keukendeur van Van der Zande's hofstee piept in haar hengsel. Adriaan hoort het en dat brengt hem tot bezinning. Hij werpt een haastige blik naar de keukendeur, die door de brede figuur van tante Marie bijna geheel wordt gevuld. Zij heeft het tafereeltje op de dijk aangezien en opnieuw werden haar vermoedens bevestigd. Zie je wel dat ze gelijk had? Maar wat mankeert Adriaan toch? Zijn vader heeft hem toch een andere vrouw aangewezen, een vrouw van stand? Werktuigelijk was tante Marie naar de keukendeur gelopen en had ongewild meteen een eind gemaakt aan het gesprek van de twee jonge mensen op de dijk.

„Nu", zegt Adriaan met een verlegen lachje, terwijl hij nog een blik werpt op tante Marie, die nog steeds in de deuropening staat, „ik zal even bij je moeder gaan vragen, maar ik reken er op dat je komt".

Adriaan loopt met stevige passen de dijk af naar het arbeidershuisje en roept 'volluk' aan de achterdeur.

Vrouw Stam komt naar achter en kijkt verbaasd. Wat komt Adriaan van der Zande doen? Dat gebeurt anders ook nooit. Deze steekt onmiddellijk van wal en vraagt: „Vrouw Stam, vader vraagt of Tonia vanmiddag kan komen om te melken. Het hooi moet vandaag binnen en we hebben zelf geen tijd om te melken".

Vrouw Stam heeft niet de minste bezwaren en geeft direkt haar toestemming. Nog even praten zij over het weer en daarna verdwijnt Adriaan weer naar de hofstee. Als hij naar huis loopt kijkt Adriaan waar Tonia

Als hij naar huis loopt kijkt Adriaan waar Tonia is gebleven. Maar hij ziet haar in velden noch wegen. Tonia is naar de tuin gegaan en is onzichtbaar tussen de rij staakbonen.

Vijf minuten later zit Tonia diep in gedachten op de bank onder de noteboom, die met zijn brede kroon een groot gedeelte van het huis overschaduwt. Zij vecht tegen haar tranen. De ontmoeting met Adriaan heeft haar nu zo aangegrepen, dat zij zich nauwelijks kan beheersen. Zo wordt ze door moeder Stam verrast.

„Wel kind, wat zit jij daar? Ben je moe van de was? Het is eigenlijk veel te veel voor je. Waarom heb je mij niet geroepen? Dan had ik je kunnen helpen".

Tonia geeft geen antwoord, maar plotseling barst zij in snikken uit en met veel moeite kan vrouw Stam verstaan en begrijpen, dat zij Adriaan van der Zande gezien en gesproken heeft.

Moeder Stam weet maar al te goed waar dat zenuwachtige snikken vandaan komt en zij ontroert er van. Het is ook geen kleinigheid. Sinds zij openbare belijdenis gedaan heeft, was

Sinds zij openbare belijdenis gedaan heeft, was Tonia, het vrolijke meisje stil en in zichzelf gekeerd geworden. Moeder Stam heeft dit heel goed gemerkt. Het meisje zit ergens mee, daar was zij van overtuigd.

In een vertrouwelijk gesprek, waar verder niemand bij was, had Tonia haar moeder verteld wat er in haar omging. (wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 1991

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's

Verloenstrud

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 1991

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's