Overdenking uh de Heilige Schrift
DE VANG EENS MACHTIGEN
„Zou ook een machtige de vangst ontnomen worden, of zouden de gevangenen eens rechtvaardigen ontkomen? Doch alzo zegt de Heere: Ja, de gevangenen des machtigen zullen hem ontnomen worden, en de vangst des tirans zal ontkomen; want met uw twisters zal Ik twisten, en uwe kinderen zal Ik verlossen". (Jesaja 49 : 24 en 25.)
Zwart was de nacht, die zich had gelegerd over het volksbestaan van Israël, toen de geweldenaar Nebukadnezar het volk in zijn machtsgreep had. Daar waren ze, als een stormwind uit het noorden, gekomen, de machtige legerbenden van de trotse Chaldeër en hadden met onweerstaanbaar geweld het kleine Israël overweldigd. Gekluisterd in slavenboeien, wordt het oude Bondsvolk weggevoerd uit het veilige vaderland naar het vreemde en verre land, om daar te zuchten onder het juk van de overheersers! Wat een donkere tijd voor het god
Wat een donkere tijd voor het godvruchtig overblijfsel onder de Israëlieten, daar in de ballingschap van Babel. Wat was het hun bang onder deze vreemde overheersing. Alle kans op redding scheen wel voor goed verloren. Immers wat konden zij beginnen tegen zulk een overmacht?
Zeker... er zijn er ook geweest, die het na de eerste schrik, in Babel wel vinden konden! Die zich wonderwel konden schikken in hun lot. 't Was nu eenmaal niet anders! Je moet je maar aanpassen- Aanpassen aan het leven van Babel! Dan valt het nog best mee! En zo raakte een deel van het volk op de duur in het vreemde land al aardig thuis. Dat waren de meelopers. Dat waren 1 t zij, die wel Israël heetten, doch het niet waren!
Laat ons zeggen, de mensen van: 's i Zondags een keer naar de kerk en daar-mee uit.
Maar het echte voUc van God, gelou-terd door de verdrukking, kon de ge• meenschap met de Gods des heils niet t missen. Dat hunkerde naar Hem met de ; i ganse ziel. Dat zuchtte naar de God van het Verbond en naar Zijn dienst. In 1 r hen bleef het heimwee branden naar Jeruzalem: „Indien ik u vergete, o Jeru-zalem..."
X X X
Maar ach, de moed is gezonken. Is er [• nog wel redding mogelijk? Hoe zal ooit t de macht van Babel gebroken kunnen 1 worden? Hoe ooit aan zulk een machti•ge de vang ontnomen worden? Israël is de buit, de vang, de prooi i geworden van een geweldenaar! En wie > zal ooit de geweldenaarsmacht aan zich i kunnen onderwerpen, wie die machtige - zijn prooi ontwringen?
X X X
Maar dat is nog niet alles. Er komt ' nog wat bij! Er komt dit bij, dat Israël ^ niet alleen de vang van een machtige - is, maar dat ze ook de gevangenen eens ' rechtvaardigen zijn! Ja, het klinkt ''• vreemd. Hoe kan dat Babel, dat het ' volk des Heeren onderdrukt een „recht•vaardige" worden genoemd? Geschiedt - niet veeleer het grootste onrecht toen en ^ nu, wanneer een grote mogendheid een ' kleine natie neertrapt onder het geweld ' van de soldatenlaars? Is het woord „tiran", dat straks wordt gebruikt, niet t veel meer op zijn plaats? En hebben zy geen recht die menen,
En hebben zy geen recht die menen, > dat we ook hier inplaats van het woord ' „rechtvaardige" moeten lezen „geweldenaar", zodat de zin zou zijn: „Of zou• den de gevangenen van een „geweldenaar" ontkomen?"
En toch, ondanks de schijn van het tegendeel, moet dat woord niet weg. Het ; moet blijven staan in zijn volle werkelijkheid, omdat het volle werkelijkheid l is, dat ze zijn: „gevangenen eens recht vaardige".
Neen, Babel heeft het zo niet bedoeld! Evenmin als Hitler het zo bedoelde, toen klemde! Bij beiden was het machtswel- hij ons land in zijn machtige greep vast inderdaad: tirannen! lust, die bevrediging zocht. Het waren Maar al bedoelde Babel het niet zo,
Maar al bedoelde Babel het niet zo, zijns ondanks treedt het hier op als uit voerder van Gods rechtvaardige oorde- len over een volk, dat van Hem af week om vreemde goden te dienen. De Ja, de boeien, die het volk knellen zijn geweldenaar wordt zo: tuchtroede Gods. verdiend! En de knechting is Gods rechtvaardig oordeel over de trouweloosheid van zijn volk. Maar als het dan zó staat, als ze niet alleen de vang eens „machtigen", maar evenzeer de gevangenen eens „rechtvaardigen" zijn, ontvallen en geldt hier: „hopeloos ver- dan moet wel alle hoop op verlossing loren".
X X X
En nu zie ik tussen dat gevangen volk daar in Babel en de zondaar een treffende gelijkenis. Immers wij zijn allen gebonden mensen! Satan, zonde en wereld hebben als een drievoudige tiran ons in hun macht. De mens is de vang geworden van een machtige. Hij werd geklonken in slavenboeien van de vorst der duisternis. „Hopeloos verloren" moet ook zijn toestand heten, gezien buiten Gods genade. Wie zal die banden is daartoe in staat? Is niet alle mense- los maken? Welke kracht der wereld lijk pogen, daartoe ondernomen, tot mislukking gedoemd? Ook hier is plaats voor de bange twijfelvraag: „Zou ook den?" een machtige de vang ontnomen wor-
Helaas... velen stellen die vraag niet meer. Zij voelen de banden niet knel len. Zij hebben zich bij de toestand het volk in Babel, aangepast. Ze verzet neergelegd. Zich, evenals een deel van zonde, 't Is nu eenmaal niet anders! ten zich niet tegen de slavernij van de
wordt vervolgd
B. H. H.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1980
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1980
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's