Overdenking uit de Heilige Schrift
uw HART ! „Mijn zoon, geef Mq uw hart". Spreuken 23 : 26a
„Mijn zoon, mijn dochter, geef Mij uw hart!"
Wat zullen We nu op die vraag antwoorden? Daar zijn de velen, die op die vraag vrij en frank een weigerend antwoord geven. Die in massa niets van kerk of godsdienst moeten hebben. Daar zijn de velen, die wel tot de kerk behoren, zelfs zeer rechtzinnig zijn, maar die diep in hun hart geen lust hebben in de dienst va nGod, geen waarachtige liefde voor het Woord van God. Wat zal het erg zijn, tegen beter weten in, de aangeboren genade te hebben verworpen! Wat zal het de eeuwigheid zwaar maken, daar er geen enkel voorwendsel voor de zonde en de afkerigheid kan worden bijgebracht!
Nog komt de stem van de Wijsheid: „Och, dat gij wijs mocht worden en dat gij u mocht laten leiden tot uw eeuwig behoud! „Er zijn ook anderen. Ze hebben beloften afgelegd. Op een bepaald moment in hun leven hebben zij gul en met eerlijke bedoelingen gezegd: „Heere, zie hier mijn hart. „Hoe geleken zij op die man uit het Evangelie: „Heere, ik zal u volgen overal waar Gij heengaat". Helaas, het bleef bij goede voornemens. De rijke jongeling staat daar als waarschuwend voorbeeld voor hen, die in oppervlakkigheid „ja" hebben gezegd, en hij was de eerste niet, en zal ook de laatste niet zijn, die menen in te gaan, maar die niet zullen kunnen, omdat zij hun hart niet gegeven hebben aan de zaak v£in het koninkrijk van God. Het hart aan de Heere geven, dat gaat maar niet zó! Dat gaat niet zonder strijd!
Het kan alleen, als God Zelf zijn genade aan ons verheerlijkt. Want ons hart is zo boos. Het eenmaal zo reine hart is zo onrein. Het gedichtsel van 's mensen hart is alleenlijk boos van dë jeugd aan. We zijn ons hart kwyt! Het gaat van nature niet uit naar God en Zijn dienst, maar naar het aardse en zinlij ke.
Maakt dat de nodiging van de Heere ongedaan?
Neen. .die houdt haar kracht! Zijn eis om Hem uw hart te geven blijft bestaan. Als Schepper heeft Hij recht op u! Maar die eis van God moet ons verbreken en tot gebed brengen. Die nodiging moet ons in de nood brengen. We hebben God vertoornd door onze zonde. Er zal moeten zijn een hartelijk leedwezen om al onze ongerechtigheden, om in oprecht berouw tot God weder te keren, om zijn genade en vergeving af te smeken.
Dan wordt verstaan, dat ons hart zich niet kan overgeven, tenzij God Zelf de banden verbreekt en het hart bevrijdt. Maar dan wordt de prediking van Gods verlossende zondaarsliefde zulk een wonder! Want 's Heeren Woord is een daad! Door de Heilige Geest wordt dat harde hart verbroken. Het wordt een gebroken hart en dat zal God niet verachten. In de weg van afbraak en totale ondergang komt er een nieuw hart. Dan wordt het: „Neem Heere mijn hart door Uw alvermogende kracht. Geef wat Gij beveelt en beveel dan wat Gij wilt. „Dat is het geheim van Gods heil: de Heere vraagt: „Geef Mij uw hart" en de Heere Zelf neemt het hart. Dat zijn de twee zijden van de waarheid: onze verantwoordelijkheid en en Gods vrijmacht... de twee zijden, die met het verstand niet v/orden begrepen...die alleen in het geloof zijn te aanvaarden. „Mijn zoon, mijn dochter, geef Mij uw hart".
Iemand zegt: „ik wil het Hem wel geven, maar ik kan niet. „Als dat onbewogen wordt gezegd is het een geestelijke dooddoener! Een naar voren schuiven van de onmacht om daarmee aan de klemmende eis van God te ontkomen. Een onmachtsleer, waar achter de onwil van het hart wordt verborgen. Alleen als uw onmacht nood van de ziel is geworden, dan is het wel van uw kant een onmogelijke zaak, maar niet van Gods kant! Hij opende het hart van Lydia, hij kan ook uw hart openen en Hij zal het o ok doen, want Hij is een genadig God, Die geen lust heeft in uw verderf, maar daarin, dat ge uw hart aan Hem kwijt raakt! Voor wie het een hartezaak werd, die kan zijn verwondering niet op, dat de Heere zich over hem wüde ontfermen. Hoe moet dan uw mond des Heeren lof verkondigen. Het hart zwerft nog vaak van de Heere af. Het moge uw dagelijkse bede zijn, dat ge uw hart gedurig weer aan Hem moogt geven, opdat er voortgang zij op zijn pad.
Dat pad is een schijnend licht...en het gaat voort tot de volle dag.
Eenmaal komt het tot het volle licht en zult gij Zijn Aangezicht mogen zien, verzadigd met Zijn Goddelijk beeld. Dan zal het hart altijd bij Hem zijn en Hij bij uw hart. Want uit Zijn heerlijkheid zult gij leven, eeuwig en altoos. B. H.H.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 november 1980
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 november 1980
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's