HANS VAN BE BERGHOOGTE
door PAULA Amsterdam - H. A. van Bottenburg N.V.
Meer dan eens hebben de ouders het er samen over, dat het toch maar goed bedacht was, dadelijk zo'n ruim huis te laten bouwen. Zo snelden hun jeugdjaren daarheen, gelukkig en voorspoedig in het rijk bezit van hun negen kinderen.
Hans, die tot een stevige knaap van tien jaar is opgegroeid, bleef niettegenstaande de lijn een zwerver en niemand dacht er meer aan hem te gaan zoeken als het donker werd. Meestal nam hij Pluut mee en dan waren zijn ouders minder ongerust dan wanneer hij alleen op stap was. Hoe gewend echter aan zijn weglopen, waar geen straf voor scheen te helpen, had moeder Stettler haar kleine zwerver als het donker werd toch liever thuis. Zij kende haar waaghals en wist, dat één misstap hem te pletter zou kunnen doen vaUen.
Als het weer het toeliet, ontvingen de kinderen in het dichtsbij gelegen dorp onderwijs en daar mankeerde Hans nooit. Met zijn grote helblauwe ogen dronk hij als 't ware gretig in wat daar geboden werd. Meestal liet hij „de kinderen" met wie hij les gehad had, vooruit gaan om zelJE rustig dromend te kunnen volgen. Als zijn peinzend oog de hoge toppen streelde of hij „weg" bleek en in eindeloze verten staarde, moest niemand hem kunnen storen. Dan begon zijn fantasie te leven. Dan zat hij in die metalen vogel, die daar ronkend hoog boven de bergen vloog. Dan was hij op weg naar verre landen, zoals hij die van meesters platen kende. Daar waren geen bergen, die zijn uitzicht belemmerden, daar lagen wijde vlakten voor hem, daar waren zeeën zó groot, dat hij er zich nauwelijks een voorstelling van kon maken. Naar al die vreemde landen wilde hij heen. Hij kende dan natuurlijk al lang hun talen. En daar, in één van die landen bezat hij grote fabrieken, waaruit auto's af en aan reden.' Zelf had hij dan natuurlijk ook een wagen, zo'n mooie slanke, zoals liij die meermalen op het grote plein voor het Sint Bemardsklooster bewonderd had. En dan... ja, dan wilde hij naast zijn fabriek een huis hebben. Daar wilde hij wonen en voor vader en moeder veel geld verdienen. Waarmee hij dat z»u verdienen wist hij nog niet precies. Dón bouwde hij hulzen, die hij weer duur verkocht, dón bezat hij een fabriek waar vliegmachines gemaakt werden of auto's en ook dié, zouden duur verkocht kunnen worden. Hij zou dan niet alleen voor vader en moeder geld verdienen maar ook voor zijn klein vriendinnetje Marietje, die nu nog op blote voetjes In moeders huis ronddribbelde. Zij kwam altijd maar weer naar hen toe, omdat zij het thuis, zonder broertjes of zusjes, zo eenzaam had en bij moeder kon er altijd nog wel een kind bij.
„Dromer!" zei vader wel eens wrevelig, „wordt toch eindelijk eens wakker. Wat moet er van jou worden in 't leven?"
Dan zagen de eerlijke jongensogen verschrikt naar vader op, niet begrijpend, dat hij weer iets deed wat niet mocht. En dan kon hij er niet bij, dat vader en moeder zijn droombeelden niet toejuichten. Ja, later als hij met handen vol geld thuis kwam, dén zouden ze hem pas begrijpen. Ook Max en Otto, die hem nu zo dikwijls plaagden. Hun vertelde hij al lang niets meer, ook aan vader niet. Moeder was de enige die hem niet uitlachte, die altijd luisterde. Wel spoorde zij hem aan, erg zijn best te doen op alles wat vader hem opdroeg. Toen MarietJe Steimle iets ouder werd, mocht die wel eens met hem mee. Aan haar vertelde hij zijn grootse plannen naar andere landen te gaan, daar huizen en auto's te bouwen of vliegmachines, dat wist hij nog niet en dan zou hij één of twee maal in het jaar naar hun bergdorp komen. En dan niet met een touringcar of in één van zijn eigen wagens, zoals die wel stilhielden voor het Sint Bernard Klooster, maar in zo'n ijzeren vogel, die daar hoog boven hun hoofd ronkte. Dón zouden Max en Otto wel naar hem willen luisteren, nu lachten ze nog om alles wat hij hun vertelde later te zullen doen.
Met open mond en schitterende ogen hoorde de jeugdige Maria hem dan aan. En hoewel zij lang niet alles begrijpen en verwerken kon, juichte zij zijn toekomstplannen van harte toe. Vooral ook toen Hans haar verteld had, dat zij wel eens met hem mee mocht. Of hij dan met haar trouwen ging? Dat wist Hans nog niet, maar misschien deed hij het toch wel.
Als het kleine meiske dan opgewonden door de fantastische verhalen thuis kwam, zette moeder Steimle grote ogen op en noemde Hans een wonderlijke jongen, die beter zou doen wat minder te lopen dromen. Marietje moest eens wat meer met de zusjes en wat minder met Hans op stap gaan, daar werd zij langzamerhand te groot voor. De zusjes Eefke en Anna dét waren goede vriendinnetjes voor haar.
Stilzwijgend hoorde Marietje moeder aan. Wat kon haar Eefke of Anna nu schelen! Zij hield van Hans, die altijd Iets bijzonders te vertellen had. Al heel gauw begreep het kind, dat zij moeder niet te veel van Hans vertellen moest en deze dacht dan ook, dat haar meiske haar raad had opgevolgd en zich wat meer met de zusjes Stettler was gaan bemoeien. Niets minder bleek waar en naarmate zij ouder werd bewaarde zij haar groot geheim.
Zo snelden er enkele jaren voorbij Maria, die een mooi kind geweest was, groeide niet minder knap op. Van onder het hoge voorhoofd keken een paar staalblauwe ogen een ieder onbevangen aan. Twee dikke vlechten lagen als een krans om haar goedgevormd hoofd. Haar nauwelijks zichtbare wenkbrauwen gaven aan haar gezichtje een kinderlijke uitdrukking. Als zij lachte, schitterden er lichtjes in haar ogen, terwijl bij het even optrekken van haar bovenlip, twee rijen regelmatig gevormde witte tanden zichtbaar werden. Ze was groot voor haar leeftijd. Door haar slank figuurtje en in haar eenvoudig kleedje, donkere jurk met wit katoenen mouwen en een vanaf haar middel reikend gestreept schortje, leek zij eerder achttien dan zestien.
Tevergeefs hadden Max en Otto geprobeerd haar Iets nader te komen. Max, die ten slotte zekerheid wilde, had op een goede dag moeder Steimle in vertrouwen genomen, die hem geraden had liever nog even te wachten. Maar Max vnlde niet wachten. Over enkele weken zouden Otto en hij naar Martlgny gaan, waar vader Stettler behoorlijk lonend werk voor zijn twee oudsten gevonden had. Vóór dat heengaan wilde Max zekerheid. Enkele dagen voor zijn vertrek liep hij, tegen het uur, dat hij wist, dat Maria de geiten van een hoger gelegen weide terug ging halen, die richting op.
Dromend liep Maria, die even daarvoor de geiten van een kleine jongen had overgenomen, achter de dieren aan. Ze was somber gestemd. Moeder had haar verteld, dat Max en Otto over een paar dagen naar Martigny gingen. Of zij nooit gemerkt had, dat Max op haar gesteld was, dat hij straks heenging zonder zekerheid of zij hém ook genegen was. Waarom moest zij toch zo wonderlijk tegen Max en Otto doen? Met baar grote blauwe ogen had Ma
Met baar grote blauwe ogen had Maria moeder verbaasd aangestaard. Wat nu? Moeder wist toch, dat zij van Hans hield! Of dal nóg niet uit haar hoofd was. Zag zij dan niet, dat er van dien dromer niets terecht kwam? Dat zijn vader er soms wanhopig onder werd? Neen, dat had Maria nooit gezien. Met afgewend hoofdje, in ieder groot blauw oog een traan, was zij die avond op weg gegaan om de geiten op te halen.
Zij hield veel van moeder en daarom deed het haar juist zo'n verdriet, dat het moeder was, die zó over Hans sprak. wordt vervolgd
wordt vervolgd
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 4 november 1980
Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 4 november 1980
Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's