De val van Dergen
Historisch verhaal uit het jaar 1572 door JAAP Ufc. KORTE Den Ilertog's Uitgeverij — Utrecht
— 33 — „Het is een duistere zaak", zegt Geert. „Ik weet werkelijk niet wat ik er van denken moet. Hoe weet die Antoine Olivier dat u de aanvoerder van ons troepje geuzen is? Dat weet niemand anders dan wij zelf. En nu weet die schilder het keurig netjes te vertellen. Nee, het lijkt me niet goed. Toch schrijft hij dat u zich met hem in verbinding moet stellen in opdracht van graag Lodewijk van Nassau. Het schijnt dus dat hij met deze m verbinding staat. Maar de graaf verblijft in Frankrijk. Hoe kan dan die vreemde schilder met hem in verbinding staan? Ik begrijp er niets van! Het lijkt werkelijk veel op een valstrik. We moeten niet uit het oog verliezen dat de vangst van een geuzenaanvoerder heel belangrijk is... Hij die dat presteert komt zeker in de gunst van de hertog". „Daar kon je wel eens gelijk aan heb
„Daar kon je wel eens gelijk aan heb
ben", zegt Ripperda. „Maar zo ver is het nog niet. Reken er op dat ik op mijn hoede zal zijn. Ik zal me heus niet zo gemakkelijk laten vangen. Maar laten we de toekomst met al te donker inzien, het kan ook nog wel wat meevallen". „We zullen het hopen", zucht Klaas.
„We zullen het hopen", zucht Klaas. „In elk geval moeten we onze voorzorgsmaatregelen treffen. We kunnen niet voorzichtig genoeg zijn".
Na nog wat heen en weer gepraat te hebben staan ze op en nemen afscheid van Ripperda.
Als de mannen verdwenen zijn begeeft Ripperda zich naar boven. Van achter een zware zolderbalk haalt hij een stuk zeildoek tevoorschijn. Voorzichtig rolt hij het uit. Een glimmend ruiterpistool zit zorgvuldig in het doek verborgen. Als Ripperda zijn wapen grondig heeft nagezien bergt hij het weer op. „Die zal ik morgen niet vergeten",
„Die zal ik morgen niet vergeten", mompelt hij. „Men kan nooit weten!" Weinig kan hij vermoeden dat hij de volgende dag het wapen niet nodig zal hebben, maar pas veel later. Echter voor een heel ander doel dan waarvoor hij het nu bestemd heeft...
HOOFDSTUK X
OP BEZOEK BIJ ANTOINE OLIVIER
Hoewel het nog vroeg in het jaar is, doet het lentezonnetje zich reeds goed
gevoelen op de 16e mei van het jaarO 1572. ^
1572. ^ De gure wind die de laatste dagen- krachtig heeft gewaaid, is bedaard en de asgrauwe wolken die langs het zwerk joegen, hebben plaats gemaakt voor het liefelijke meizonnetje.
De man die door de nauwe straten van Bergen loopt, heeft het ook warm. Zo nu en dan wist hij zich het zweet van het gelaat.
„Pfff, wat is het warm", mompelt hij, „het is ook zo'n eind weg, die Brugstraat. Maar ik moet er nu toch bijna zijn. Vervelend dat ik met precies weet waar die schilder woont. Ik ben het zoeken allang moe".
Ongemerkt is Ripperda, want hij is het, in de straat gekomen welke zich kruist met de Brugstraat. „Het moet hier toch in de buurt zijn, maar wacht, ik zal het eens vragen".
Voor haar armoedig huisje staat een oud moedertje te genieten van het mooie weer. Ripperda loopt op haar toe. „Zeg eens vrouwtje, waar kan ik ergens de Brugstraat vinden?" vraagt hij. „Ik loop al geruime tijd rond te dwalen maar mij dunkt, de gezochte straat moet hier toch in de buurt zijn". „Dat is hij ook mijnheer", antwoordt
„Dat is hij ook mijnheer", antwoordt het oudje terwijl zij nieuwsgierig naderbij komt. „Wat is het anders warm he?" „Dat is het zeker", antwoordt de geuzenaanvoerder, „maar het is toch heel
Twat beter dan enkele dagen geleden". ^ Het vrouwtje beaamt de mening van Ji'Ripperda en nadat deze nogmaals ge -vraagd heeft naar de gezochte straat, wijst zij hem de weg, op haar breedvoerige wijze.
„Een praatziek mens", bromt Ripperda als hij zijn weg vervolgt. „Maar ik weet nu waar ik zijn moet". Spoedig bereikt hij de plaats van oestemming. Voor een klein winkeltje blijft hij staan. Een schat van kleurige schilderijen en tekeningen liggen uitgestald voor het raam. Boven de deur hangt een bordje waarop de naam van de eigenaar van dit alles met sierlijke letters is aangebracht.
„Antoine Olivier" prijkt met vergulde letters op het uithangteken. „Hier is het", mompelt Ripperda. „Ik ben toch werkelijk nieuwsgierig wat deze man me te vertellen heeft. Maar ik moet op mijn hoede zijn". Als vanzelf tast hij naar zijn rechterbroekzak waarin hij zijn wapen verborgen houdt.
„Hij zit er nog", mompelt de geuzenaanvoerder. Met kloppend hart opent hij de winkeldeur. Het duurt geruime tijd voordat er zich iemand laat zien. Na enige minuten gewacht te hebben verschijnt er een man van rijzige gestalte in het kleine maar nette winkeltje. De man maakt op Ripperda een goede indruk. Zijn voorhoofd is hoog gewelfd en vanonder zijn zware wenkbrauwen
kijken een paar heldere ogen de wereld in. Het is te zien dat de schilder een schrandere persoonlijkheid is die niet voor één gat gevangen zit. Overigens maakt hij op Ripperda een rustige indruk.
„Kom verder!" nodigt Olivier zijn bezoeker. „U bent zeker de man die een van mijn schilderstukken wil kopen? Nu", zo gaat hij onverstoord verder, „die heb ik achter in mijn werkplaatsje. Volgt u mij maar".
Tot Ripperda's grote verwondering loopt de schilder de gang in naar achter en wenkt hem te volgen.
„Neemt u mij niet kwalijk, mijnheer Olivier, maar ik ben toch niet de persoon die u bedoelt. Ik kom namelijk in het geheel niet voor uw schilderijen, maar ben hier naar toe gekomen met een heel ander doel".
Nu begint Olivier hartelijk te lachen. „Dan is het goed Ripperda", zegt hij. „Nu weet ik tenminste zeker dat u de persoon bent aan wie ik het briefje schreef, of heb ik het mis?"
„Nee, zo is het inderdaad", antwoordt Ripperda die nu wel zeker weet dat hij met een uitgeslapen kerel te doen heeft. „Dan is het tenminste in orde", lacnt Olivier. ,,Volgt u mij maar naar mijn kamer. Daar kimnen we rustig verder spreken".
Hij is Ripperda inmiddels voorgegaan en opent een deur die toegang verleent tot een kleine ruimte. Ze zijn in de schil
derswerkplaats van Olivier terecht gekomen. In een hoek van het vertrek staat een hoge tekentafel waarop een grote landkaart ligt uitgespreid. Enige potjes verf staan op een hoek van de tafel. Daarnaast liggen een paar penselen. Dwars over de tekening ligt een grote meetlat terwijl een palet, waarop verschillende kleuren zijn aangebracht, op een driepoot hgt, die vlak voor de tekentafel staat. Alles wijst er op dat de schilder zojuist nog zijn nauwkeurig werk verrichtte.
„Ik hoop dat ik u niet in uw werkzaamheden stoor, mijnheer Olivier", verontschuldigt Ripperda zich. „Als ik het zo zie, was u zoeven nog bezig met uw handwerk dat volgens mij nogal enige bekwaamheid vereist".
„U stoort mij heus niet, mijnheer Ripperda", antwoordt de schilder. „De kaart is bijna gereed. En wat betreft bekwaamheid voor dit werk, nu dat valt nok wel wat mee. Het is maar net hoe men het bekijkt. Maar neemt u plaats, dan kunnen we op ons gemak de dingen bespreken waarvoor u gekomen bent".
De mannen zijn weldra in druk ge-, sprek gewikkeld. Onder het genot van een koele kroes bier ontvouwt Olivier zijn plannen.
„Ik heb u de brief geschreven in opdracht van graaf Lodewijk", begint hij.
wordt vervolgd
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 29 juli 1980
Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's