De kottervisserijy

Het Landbouw-Economisch Instituut heeft een rapport uitgebracht onder de titel „Financiële positie van en investeringen in de kottervisserij".

Rentabiliteit. Uit dit rapport blijkt dat in 1974 de rentabiliteit in de kottervisserij een dieptepunt bereikte met 0,5»/o (10,6»/i) in 1973); daarna steeg dit percentage tot 5,4"/o in 1977 en verder tot naar schatting 12,l"'/o in 1978. Deze gunstige ontwikkeling in de winstgevendheid was het gevolg van grotere vangsten en stijgende opbrengstprijzen en ook van de door de overheid in 1975 en 1976 getroffen saneringsmaatregelen.

Solvabiliteit. Mede als gevolg van deze gunstige rentabiliteitsontwikkeling nam het aandeel van het eigen vermogen toe: aan het eind van 1973 maakte het eigen vermogen 52,3''/o uit van het balanstotaal van de kottervisserij als geheel. Dit percentage (de solvabiliteit) was per ultimo 1977 gestegen tot 62,4%, terwijl voor 1978 een solvabiliteit wordt geraamd van 68°/o. Het herwaarderen van de kotters wegens stijging van de nieuwbouwprijzen en de vermindering van het vreemd vermogen als gevolg van aflossingen, droegen eveneens bij tot de genoemde verbetering van de solvabiliteit.

Het vreemd vermogen op lange termijn bedroeg per ultimo 1977 voor de kottervisserij als geheel ƒ 124,3 min., tegenover een top van ƒ 238,8 min. aan het eind van 1974. In 1976 en 1977 werd in ruime mate op het vreemd vermogen afgelost:

SS'/o van het totaalaantal bedrijven loste versneld af of in een normaal tempo. Een (te) langzaam siflossingstempo werd voor 1976 en 1977 geconstateerd bij respectievelijk 21*/o en 17''/o van het aantal bedrijven.

Aan het eind van 1977 waren er geen opmerkelijk grote verschillen in solvabiliteit tussen bedrijven met één schip en bedrijven met meerdere schepen en evenmin tussen de diverse p.k. klassen; de solvabiliteit Uep uiteen van gem. 53,l"/o bij de kleine rederijen, tot 74,9% voor de bedrijven in de p.k. klasse 301- 600 (één schip).

Ultimo 1978 liep naar schatting de solvabiliteit uiteen van 55°/o tot 82"/o.

Investeringen. In het rapport is onderlocht in hoeverre de ontwikkeling van de bedrijven die in een nieuw of tweedehands schip investeerden afweek van de bedrijven die de exploitatie van hetzelfde schip hebben voortgezet. Hiervoor werd de balansontwikkeling en een aantal kengetallen over de periode 1972 tot en met 1977 geanalyseerd.

Uit de vergelijking van de drie groepen komen de „Investeerders in een nieuw schip" als de sterk expansieve bedrijven naar voren. Deze bedrijven exploiteerden slechts gedurende een betrekkelijk korte tijd hetzelfde schip, om het daarna te vervangen door een nieuwe grotere kotter. Deze groep bedrijven heeft echter (gemiddeld gezien) haar per ultimo 1972 bestaande voorsprong in rentabiliteit, verloren. Ook het gemiddelde ondememersin

Ook het gemiddelde ondememersinkomen per firmant daalde in deze groep veel sterker — nl. van ƒ 127.900,— in 1972 tot ƒ 72.600,— in 1977 — dan bij de niet-investeerders (van ƒ 50.800,— in 1972 tot ƒ 49.900,— in 1977). In het verleden zijn in de kottervis

In het verleden zijn in de kottervisserij Investeringsgolven opgetreden met tussenpozen van 5 a 6 jaar. Uit de huidige investeringsactiviteiten (65 kot

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen