LANDBOUWSCHAP KRITISCH OVER WIJZIGING ONTEIGENINGSWET

Het Landbouwschap heeft kritisch gereageerd op de voorgenomen wijziging van de Onteigeningswet. Het wetsontwerp voor de wijziging is eind vorig jaar ingediend. In een brief aan de Tweede Kamer vraagt het Landbouwschap bijzondere aandacht voor een reeks opmerkingen over het ontwerp.

Daarbij gaat het met name om het beginsel, dat bij de vaststelling van de schadevergoeding bij onteigening elke waarbepalende invloed van de overheid dient te worden uitgeschakeld.

Overigens vindt de meerderheid van het bestuur van het Landbouwschap een principiële wijziging van de Onteigeningswet niet nodig. Een minderheid is van mening, dat bij de vaststelling van de waarde van te onteigenen grond uitgegaan moet worden van de gebruikswaarde en niet van de verkeerswaarde zoals nu het geval is.

Het Landbouwschap handhaaft hiermee zijn standpunten, zoals die in 1976 in een brief aan de Tweede Kamer zijn neergelegd. In het wetsontwerp, dat nu op tafel ligt, wordt eveneens uitgegaan van de verkeerswaarde (de waarde van de grond bij vrije verkoop). Het Landbouwschap dringt er in de brief op aan, dat agrarische werknemers die door onteigening hun baan kwijtraken, schadeloos worden gesteld. Dat gebeurt al bij de reconstructiewetten voor Midden Delfland en Oostelijk Groningen.

De schadeloosstelling dient algemeen geldend te zijn, waarbij echter ook de loonwerkers betrokken moeten worden.

Het Landbouwschap stemt in met het principe dat bij de vaststelling van de schadevergoeding bij onteigening wordt afgezien van zowel waardevermeerderingen als waardeverminderingen, die het gevolg zijn van ingrijpen of plannen van de overheid. Dit beginsel wordt in het ontwerp echter niet consequent toegepast. Als het namelijk gaat om de bestem

Als het namelijk gaat om de bestemming van de grond of andere planologische maatregelen, is het beginsel slecht eenzijdig uitgewerkt. Positieve invloeden door bestemming van de grond worden wel gecorrigeerd en negatieve echter niet, waardoor de onteigende benadeeld kan worden.

Het landbouwschap meent dat het ontwerp daarom aanvulling behoeft.

In het Wetsontwerp staat dat de waardebepalende invloed van overheidsaktiviteiten wordt uitgeschakeld zonder ook maar enige beperking. Dit betekent dat ook de invloed wordt uitgeschakeld van overheidsaktivlteiten die geen verband houden met de bestemming waarvoor onteigend wordt.

Het Landbouwschap stelt daarbij nadrukkelijk dat het niet billijk is dat bij de onteigening van agrarische gronden de effecten van waterschaps- enverkavelinswerking die uitgevoerd zijn binnen drie jaar voor de onteigening buiten beschouwing worden gelaten. Het verwijst daarbij naar de Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp.

Daarin staat uitdrukkelijk vermeld, dat een onteigende noch in een betere noch in een slechtere positie mag worden geplaatst dan zijn onteigende collega's. Bovendien dreigt het gevaar dat het minnelijk overleg, langs welke weg de onteigening meestal plaatsvindt, wordt vertraagd en bemoeilijkt.

Men moet zich namelijk gaan afvragen welke aktiviteiten van enige overheid misschien de waarde van de grond of het pand positief of negatief hebben beïnvloed. Daarom pleit het Landbouwschap ervoor de uitschakeling te beperken tot die oevrheidsaktiviteiten, die enig verband houden met de bestemming waarvoor wordt onteigend.

Het Landbouwschap oordeelt positief over het vastgelegde recht op de vergoeding van de negatieve ontwikkelingsschade in de inkomenssfeer.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen