Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Fransche koopmanszoon

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Fransche koopmanszoon

VERVOLG VERHAAL

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

! — 26 —

Was het een oproeping van de overheid, dan mocht Jakob niet weigeren. Ze mochten hem toch niet aansporen tot ongehoorzaamheid aan de overheid? Het kon ook zijn, dat men op het stadhuis slechts enige inlichtingen wilde vragen, omdat hij een vreemdeling was. Het slot van de lange redenering was,

Het slot van de lange redenering was, dat men Jakob aanried, de volgende middag op het bepaalde uur naar het stadhuis te gaan. Men zou de zaak de Heere aanbevelen en dan zien, hoe het verder lopen zou.

Nadat 's Zondagsavonds het gezelschap de pastorie van Ds. Superville verlaten had, sloeg deze nog eenmaal zijn mantel om en stapte de deur uit om zijn Moeder eens op te zoeken. Spoedig was hij bij haar en nadat hij

Spoedig was hij bij haar en nadat hij geïnformeerd had, hoe het haar ging, geraakten ze over het een en ander aan de praat. Zo vertelde dominee, dat Jakob Hanapier die avond nog bij hem in het gezelschap was geweest.

„Het moet een godvrezende jongen zijn, naar ik hoor," zei mevrouw Superville, „ik zou hem wel eens gaarne ontmoeten; het spijt mij, dat ik hem niet ken."

„Daar zal nog wel gelegenheid voor zijn. Moeder! De arme jongen heeft tegenwoordig ook allerlei bezwaren. Zo had hij Zaterdag een brief van 't stadhuis, een oproeping om morgenmiddag te vier uur ten stadhuize te komen.

Het leek o:ns eerst wat verdacht, maar de brief was voorzien van het stadswapen, zodat we niet anders zien konden, of 't was een officieel schrijven en zo hebben we hem dan geraden, maar eens te gaan horen, wat de heren daar te zeggen hebben."

„'t Is te hopen, dat het maar goed mag aflopen."

„Och, dat denk ik wel, ze zullen van hem persoonlijk enige inlichtingen vragen."

Nadat de dominee nog enkele ogenken met zijn moeder gesproken had, vertrok hij weer.

Het was Maandagmiddag. Jakob was in een zeer ernstige stemming. Daar lag de brief. Men had hem aangeraden naar het stadhuis te gaan. Welnu, hij zou gaan, maar hij voelde, dat hij beefde. Toen smeekte hij de Heere om Diens bijstand en hulp. Hij bad, dat God hem vrijmoedigheid mocht geven, om van zijn geloof te getuigen, als dit gevraagd werd.

Nadat hij gebeden had, gevoelde hij zich rustiger en had hij een vast voornemen om zich de Naam des Heeren niet te schamen, maar die vrijmoedig te belijden. Zo ging hij reeds tijdig op weg.

Nadat hij enkele straten had doorgelopen, zag hij van de tegenovergestelde kant een bejaarde dame aankomen. Daar hij haar niet kende en er ook niets bijzonders aan haar was, dat zijn opmerkzaamheid trof, zou hij haar gewoon voorbij gegaan zijn, maar op het ogenblik, dat hij in haar nabijheid komt, schiet de oude dame op hem toe en zegt: „Neem me niet kwalijk, meneer, maar mag ik zo vrij zijn te vragen: „Is u gisterenavond in het gezelschap bij Ds. Superville geweest?"

Het was mevrouw Superville, die Jakob wel niet kende, maar plotseling een ingeving kreeg, dat deze jongeling wel Hanapier kon zijn, die ze juist wilde gaan opzoeken.

Jakob keek verwonderd de onbekende dame aan en zeide: „Jawel, mevrouw, daar ben ik geweest." „En is u, als ik vragen mag, op weg

„En is u, als ik vragen mag, op weg naar het stadhuis?"

„Ja, mevrouw, daar moet ik om vier uur zijn." „Luister dan naar mij, jongeling en ga

„Luister dan naar mij, jongeling en ga er niet heen. Uw vijanden spannen u

daar een strik om u stUletjes naar Frankrijk te voeren. Is u niet Hanapier, die uit Nantes hier gekomen zijt?"

„Ja, mevrouw." „Dank er dan God voor, dat de raad

„Dank er dan God voor, dat de raad der bozen nog verijdeld is. Ik ben de moeder van Ds. Superville, en God heeft door een wonderlijke beschikking het zo geleid, dat ik van het verraderlijke plan kennis heb g'ekregen. Ga nu maar naar huis en wees op uw hoede."

Misschien lijkt het wel vreemd, dat mevrouw Superville, die Jakob van aangezicht niet eens kende en die zelfs 's Zondagsavonds nog van niets wist, nu zo ter rechter tijd Jakob kon waarschuwen. Waarlijk was dit een wonderlijke lei

Waarlijk was dit een wonderlijke leiding Gods. We zuUen dat spoedig bemerken.

In een van de deftige wijken van Rotterdam stond een wel niet groot, maar toch zeer net herenhuis. Daar woonde mevrouw de weduwe SuperviUe alleen met een dienstbode.

Zij was een bejaarde dame, die de vijf en zestig reeds achter de rug had. Niettegenstaande haar gevorderde leeftijd gevoelde zij zich nog vrij kras. In de kring der gelovigen was zij bekend door haar ongeveinsde godsvrucht en in wijde kring kende men haar door haar weldadigheid, vriendelijkheid en bereidheid om hulp te verlenen aan ieder, die daaraan behoefte mocht hebben.

't Was Maandagmiddag op de dag na (Ifi bov.. ivermelde samenkomst in het i^ufc '^ Ds. Superville. Het middag- -' . .. <! gedaan, waarna de oude vrouw een ogenblik zich in een fauteuil zette om wat te rusten. Als naar gewoonte kwam Mina, de dienstbode, tegen een uur of drie binnen om haar te wekken.

Terwijl Mina gewoonUjk weer gauw de kamer uitging, bleef ze thans staan dralen en het scheen wel, of ze iets op het hart had, dat ze niet goed durfde te zeggen.

Mevrouw Superville bemerkte het en zei: „Wel, Mina, is er iets, meisje? Zoals je weet, kun je het gerust aan mij toevertrouwen en als ik je helpen kan, dat weet je, dan wil ik het graag doen."

„Och, mevrouw, dat is het niet, maar 't is toch zo'n vreemd ding, dat ik gehoord heb en omdat ik weet, dat mevrouw 't toch niet verder vertelt, zou ik het haar wel graag even zeggen."

„Ga daar even zitten, Mina en vertel het maar eens bedaard, dan kunnen we verder zien."

„Mevrouw weet wel, 't is Maandag vandaag en dan kloppen we 's morgens altijd de kleedjes uit. Nu, dan komt Koosje van hierover, die daar bij de overburen dient, er ook dikwijls met haar matjes en dan maken we zo nog wel eens een praatje. Och, ze is wel Rooms, dat is waar, maar 't is toch anders zo'n goie meid, mevrouw, ze zou alles voor je doen en ze is ook altijd even vriendelijk.

Nu, dan kan u wel begrijpen, mevrouw, als je dan zo allebei aan 't werk bent, dat er nog wel eens een woordje gewisseld wordt.

Toen we daar bij elkander waren, hebben we dan ook weer over een heleboel dingen gepraat. Maar toen heeft Koosje me in 't geheim iets verteld, dat ik toch eigenlijk niet zwijgen durf. Ze zei me wel, dat ik het aan niemand vertellen moest, maar 't is net by me, of Ik verkeerd doe als ik het zwijg."

„Dan moet je het maar eens zeggen. We kunnen dan eens horen, wat het is." „Koosje vertelde me iets, dat ze wist van Dorus, haar aanstaande, met wie ze van de zomer denkt te trouwen.

Deze Dorus had haar verteld, dat ze een Franse jongen, die niet naar zijn land terugwilde, met listigheid daar heen zouden brengen. Zij zouden hem papieren sturen, dat hij op 't stadhuis moest komen en dan zuoden ze hem wel verder krijgen.

Koosje wist niet, wie het was, maar toen we nog verder praatten, sprak ze er van, dat die jongen bij de Franse mesjeu in huis moest wezen.

Ik heb niet veel gezeid, maar omdat ik wel gehoord heb, dat daar een vrome jongen in huis moet wezen, dacht ik: dat mag ik niet voor mezelf houden." „Daar heb je goed aan gedaan. Maar hoe wist die Dorus deze dingen?"

wordt vervolgd

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 maart 1980

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's

De Fransche koopmanszoon

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 maart 1980

Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's