Uet probleemontwikkelingshulp
Eén van de meest actuele en daardoor joic meest besproken vraagstukken van Je tegenwoordige tijd is dat van de ontivikkelingshulp. Het is een internationaal probleem van grote importantie, jat vanwege zijn karakter nationaal moet worden beoordeeld, zowel wat de als de ontvangers betreft. Er is wordt enorm veel over gepraat en geschreven en nu men er een aantal jaren praktijk mee lieeft opgedaan ziet men beter dan voorheen welke specifieke moeilijkheden eraan verbonden zijn. Het is thans in ons land en elders al zo, Jat de publieke opinie er verdeeld over raakt. Men kan dit niet zo stellen, dat (r sprake is van pro en contra, want tegen hulp aan arme landen mag niemand zijn, maar wel gaan velen deze zaak toch meer genuanceerd zien dan voorheen. Wij zien geen kans dit probleem in zijn volle omvang in enkele artikelen te bespreken, maar achten het toch wel gewenst de hoofdlijnen ervan naar voren te brengen.
Van de ongeveer 120 onafhankelijke landen van de wereld behoort ruim tweederde deel tot de achtergebleven, onderontwikkelde of — om de thans gangbare term te gebruiken, die is ingevoerd om de nationale trots van die volken en regeringen te ontzien — de ontwikkelingslanden. Hun aantal kan men zo ongeveer stellen op 80. Dan is er een aantal half-ontwikkelde landen (17) tn tenslotte is er de groep van de ontwikkelde of rijke landen ten getale van a Om met de laatste te begirmen, daartoe behoren de Verenigde Staten, Ca- , Engeland, Nederland, België, Frankrijk, Luxemburg, West- en Oost- Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk, Itaè (gedeeltelijk), Polen, Denemarken, Soorwegen, Zweden, Finland, de Sovjet •Unie, Japan, Australië, Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika en Israël.
Tot de half-ontwlkkelde rekent men in Europa Spanje, Portugal, het zuiden van Italië, de landen van de Balkan: Griekenland, Joego-Slavië, Boelgarije, Roemenië en Turkije; voorts de Zuidamerikaanse staten Venezuela, Brazilië, Argentinië en Chili en de Noord-ameriïaanse Mexico en Cuba; in Azië: China SI Formosa en in Afrika Rhodesië. De rest zijn dus de ontwikkelingslanden: de kleine staatjes van Midden-Amerika zo- Panama, een aantal uit Zuid-Amerika n.1. Columbia, Ecuador, Peru, Bolivia Paraguay, heel het werelddeel Afrika behalve de twee bovengenoemde landen en tenslotte de nog niet genoemde landen van Azië, waaronder dus In- Indonesië, Perzië (Iran), de Arabische landen, Mongolië en de landen van Achter-Indië (Vietnam etc). De welvaart is dus op onze wereld wel
De welvaart is dus op onze wereld wel ffier ongelijk verdeeld, zoals dat voolieen ook het geval was in de landen van het westen zelf. Men sprak toen van kapitalisten en proletariërs. De arme volken zou men nu de proletariërs onder de landen kunnen noemen. Dit ipenbaart zich uiteraard op allerlei manieren. Het inkomen van de wereldbewoners loopt enorm uiteen: een derde tel van de totale bevolking van drie Biljard heeft 79"/o van het wereldinkonen en het overige tweederde deel moet het met 21»/o doen. Van de 325 Biljard gulden aan goud- en deviezenreserves in de wereld bezitten de onierontwikkelde landen er samen slechts 'A dus een zesde deel. Van heel de mensheid leeft 70»/i) zonder goed drinfc- Bter, 30"/o in krotwoningen en 30Vo ajn analfabeten. Zeker 300 tot 500 mill'w lijden aan ondervoeding en 2 van ie3 wereldbewoners krijgen een te eenaidige voeding. Van de ongeveer 50 Biljoen mensen, die jaarlijks op onze »'erelcl sterven (dat is gemiddeld bijna • per seconde), wordt ongeveer de helft 'eroorzaakt door de honger. Er zijn ook 'Dg andere cijfers: de Veren. Staten en Canada hebben 6,7''/o van de wereldwollting, maar 40% aandeel in het *reldinkomen; in Europa is dat respectievelijk 21 en SS'/o en in Australië '5 en l,5»/o. Latijns-Amerika daarentegen heeft e.SVo van de bevolking, doch öechts 4,6 van het inkomen; Afrika 7 en 2,1 "/o en Azië 35 en 7. Ook de Semiddelde levensduur loopt sterk uit- *n: in Europa, N. Amerika, Sovjetunie en Australië is deze 65 a 72 jaar, in tóijns-Amerika 52 tot 58, in Azië 40- ' en in Afrika vermoedelijk slechts 45. Doordat de ontwikkelingslanden een •^r eenzijdige economie hebben, hoofdakelijk gebaseerd op de landbouw, die *end!en met zeer primitieve werktui- """ wordt bedreven, zijn ze zeer kwetsr in geval van mislukking der oog- In India sterven daardoor nog al- 'W iecJer jaar miljoenen van honger. De ™eidsmethoden zijn middeleeuws. De 'idbouw is nu eenmaal een riskant be- 'iJi en zelfs in Europa en Amerika is 'het zorgenkind van de regeringen. De '">duktiviteit in arme landen is gering. 'e zeer grote toeneming van de bevol- "•S in die landen moet voor het over- !*te deel door de landbouw worden gen en daardoor is de arbeids- 'Joduktiviteit zeer laag en de jaarlijkse "ifig ervan eveneens. De gemiddelde conomische groei per jaar van zulke IJlden moet 5% bedragen wil de situa- " "^og niet slechter worden. Ze be- ., 'gt echter slechts 4"/o, zodat er in 'aats iran vooruitgang achteruitgang is. J'^n zeer zorgelijke factor in dit pro- 'sem is de buitengewone aanwas van ^ "evolking. Men kan daarbij gerust '•^ een explosie spreken. Demografen "> de V.N. hebben geprobeerd te bere- ""en hoe de geboorte- en sterftecijfers voor de gehele wereld zijn. Ze kwamen tot de conclusie, dat het eerste 34 en het tweede 16 promille bedraagt, hetgeen een overschot (groei) betekent van l,8''/o per jaar, d.i. ruim 50 miljoen. Dit gaat uiteraard in steeds versneld tempo. In elke volgende periode wordt het toenemingspercentage groter.
Deze versnelde bevolkingsgroei wordt niet veroorzaakt door hoger wordende geboortecijfers, want deze lopen steeds meer achteruit of blijven gelijk. In Rusland b.v. was het omstreeks 1905 ongeveer 45 0/00 en nu nog 18. Op Ceylon bleef het vrijwel stabiel, resp. 38 in 1930 en 36 in 1960. De streken waar de geboorten nog altijd hoog blijven zijn: Latijns Amerika, Afrika en Azië. De oorzaak van de versnelde, bevolkingsgroei zit hoofdzakelijk in het sterk teruglopende sterftecijfer. Wat West-Europa betreft, dat van Nederland was omstreeks 1850 ong. 28 per 1000 en nu 8; in Engeland resp. 23 en 12, in Frankrijk 24 en 11, in Zweden 36 en 12.
Vooral spectaculair is de vermindering van de kindersterfte, speciaal die van de zuigelingen (beneden 1 jaar) en de kleuters (1 tot 4 jaar). In het begin van de 19e eeuw bedroeg dfe zuigelingensterfte 255 per 1000 en nu in Nederland 14! In Afrikaanse landen is ze thans nog heel hoog — in Zambia b.v. 260 — maar toch daalt ze voortdurend. Op het eiland Java (Indonesië) is het sterftecijfer meer dan gehalveerd en zelfs in India loopt het ondanks de periodieke hongersnoden terug, maar betrouwbare cijfers zijn daarvan niet te geven.
De grote moeilijkheid is dus, dat met de vooruitgang van de medische wetenschap en de hygiëne ondanks de vermindering van de geboortepercentages — zij het in vele arme landen slechts zeer langzaam — de wereldbevolking zo snel toeneemt, dat in die landen de economie veel te zwak is om de stijging op te vangen. Een nevenfactor daarin is dat het blanke ras, dat in 1900 nog 32»/o van de wereldbevolking uitmaakte, volgens prognoses in het jaar 2000 tot 20% zal zijn gedaald!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 12 december 1967
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 12 december 1967
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's