Hondemastate
VERVOLGVERHAAL
17 „Och, tante, wat geeft dat nu? Dat zijn toch maar bijkomstigheden?" „Bijkomstigheden, kind? Dat ben ik niet met je eens. 'k Zou het wel wat royaler willen hebben. In een stad als Den Haag is het leven duur. En drie dochters kosten nogal wat!"
Lucie gaf er geen antwoord op, niet wetend, wat te antwoorden. Zij gingen ontbijten. Lucie vouwde de handen, wat haar tante niet verbaasde. Zij had dat verwacht; al „deed" zij niet aan de kerk. „Smakelijk eten, Lucie. Vreemd nóg
„Smakelijk eten, Lucie. Vreemd nóg een Lucie. Hoe moet ik één van jullie tweeën nu noemen? Jou noemen we in elk geval Lucie. Hermine, die nogal practisch aangelegd is. heeft al voorgesteld onze Lucie Loes te noemen. Dat lijkt me nog niet zo gek! Je gaat je gang maar, hoor. Jam, kaas, eet maar zoveel je wilt".
Lucie trachtte wat door haar keel te krijgen, maar eenvoudig was het niet. Het brood was oudbakken, de thee was slap, de margarine zo hard als een kei. (Lucie had al direct gezien, dat het geen roomboter was) neen, appetijtelijk zag de hele tafel er niet uit. Zou tante werkelijk ieder dubbeltje moeten omkeren eer zij het uitgaf? Als dat zo was, en het leek er op, dan zou zij onmiddellijk maar voorstellen, wat zij zich voorgenomen had.
„Tante, ik vind het vervelend over geld te praten, maar ik heb er over nagedacht. Ik ben hier zeker wel twee maanden, misschien nog langer. Dat gaat toch maar niet zonder enige betaling? Laat mij u wekelijks een vergoeding geven. U zegt zelf maar hoeveel. Ik heb hier op een bank wel beschikking over geld". Zij zeide het zonder ophef; deelde het gewoon mede.
Mevrouw Van Adrigem had grote moeite, geen verbazing te tonen, hé, haar vader had blijkbaar niet eens verteld, dat hij een behoorlijk bedrag, ruim voldoende (een bedrag, dat voor het grootste deel reeds was verbruikt, om kleding voor haar. Heleen en Hermien te kunnen kopen) had overgemaakt. Even bekroop haar de verleiding, om het aanbod van Lucie te aanvaarden. Elke week een bedrag. En als dat kind nu toch van niets weet. Maar neen als het later uitkwam, dan was zij aan de kaak gesteld. En Jochem zou het misschien al spoedig te weten komen, wat zij in dit geval liever toch niet had. Hij was dan in staat aan Lucie te zeggen, dat haar vader al betaald had. Neen, neen, dat ging niet. Daarom antwoordde zij, na al die overleggingen op de achtergrond te hebben gedrongen, positief: „Ben je mal, kind! Ons eigen nichtje! Geen sprake van, hoor. Je blijft maar net zo lang als nodig is".
„Ja, als u er zo over denkt", zei Lucie. „Maar ik vind het wel wat te veel van u gevergd. Nu ja, ik zal wel eens zien. Op een andere manier kan ik toch wel iets doen".
Haar tante luisterde opeens scherp. „Lieve tijd, de meisjes al! 'k Had ze de eerste uren nog niet verwacht. Zeker ter ere van jou".
De deur werd opengeworpen en Heleen kwam binnen, onmiddellijk gevolgd door Hermien. Lucie was even onder de indruk: die rijzige Heleen, een knappe brunette, gekleed in een keurige morgenjapon, die wel nieuw leek te zijn Hermien, die blond was, was wel niet zo knap, maar had toch een aantrekkelijk gezicht. Overigens even goed gekleed als Heleen.
„Mogge, mama. Ha, daar heb je Lucie!" riep Heleen, haar opgestane nicht kussend, welk voorbeeld door Hermien werd gevolgd. „We hebben je gister lelijk in de steek gelaten, hé? Enfin, mama zal haar verontschuldiging wel gemaakt hebben. We zullen het je wel vergoeden. We gaan zo nu en dan wel eens uit o, neem me niet kwalijk", voegde Heleen er snel aan toe, op de lip bijtend, „ik dacht er niet zo gauw aan, je bent in de rouw". Er was even een spannende stilte, die
Er was even een spannende stilte, die Heleen wel wat lang duurde. „'k Heb geen zier trek. Die koppige wijn van gisteravond!" zei ze geeuwend. „Je moet wat eten, hoor", vermaande haar moeder.
„Ja, ja, dat doe ik ook wel. Heb je ons vannacht gehoord Lucie? Die Hermien lachte te hard". „Ja, 'k heb jullie wel gehoord, want ik sliep nog niet. Een vreemd bed, hé? Ik geloof trouwens, dat ik te moe was, om te slapen".
„Zit oom al in het buitenland?" „Neen, hij gaat vandaag naar Parijs. Hij zal nu wel onderweg zijn".
„Nu, je zult hier de tijd wel doorkomen. Ik zou niet buiten Den Haag kunnen", merkte Heleen op.
Zij bleek het hoogste woord te hebben. Lucie, hoe jong dan ook, was een scherp opmerkster en vond Heleen trots bij het verwaande af; iemand, die wist dat zij knap was; Hermien was natuurlijker, niet gewild vriendelijk; zij had iets van kleine Lucie.
„Ach, het buitenleven heeft ook zijn bekoring. Die opeengepakte huizenmassa trekt me niets aan. Ik was net zo lief op „Hondemastate" gebleven, maar papa vond, dat ik niet alleen kon blij-, ven. Misschien had hij daarin ook welj gelijk". j
Het ontbijt was afgelopen. Elkaar steelsgewijs aanziend, hadden Heleen en Hermien gemerkt, dat Lucie haar handen tot dankgebed vouwde.
Haast maakten de beide meisjes niet. Ze bleven nog wat praten, zodat Lucie, niet wetend wat te beginnen, ook maar bleef zitten.
„Lucie heeft mij gisteravond gezelschap gehouden. Wat een leukerd is dat! Nogal intelligent, niet?" „Ja, Loes (o ja, Hermien, we zullen
„Ja, Loes (o ja, Hermien, we zullen jouw advies maar opvolgen en haar Loes noemen) Loes kan er wel zijn. Ze maakt het best op school", zei tante. „Een echte bakvis. Je moet haar nemen, zoals ze is", merkte Heleen hautain op. „Je bent ook een bakvis geweest. Heleen".
„Natuurlijk, mama, natuiirlijk. Ik zeg toch geen kwaad van haar? 't Is alleen wel eens vervelend, dat zij zich met alles bemoeit en zo'n scherpe tong heeft". „Het gaat vanzelf wel voorbij. Heus, die tijd heb je ook gehad. Al weet je dat niet meer".
„Nou ja. En dat gezeur over het Conservatorium irriteert mij. Als ze nu toch weet, dat het niet kan. Iaat ze er dan over ophouden. Gisteravond, neen, eergister, gaf ik haar les en toen begon ze er weer over".
„Nu ja, het is ook jammer voor het kind", meende mevrouw Van Adrigem. „Je moet toegeven, dat zij begaafd is. Speel jij ook, Lucie?" „Ja, tante, 'k heb thuis een piano en een harmonium en kreeg elke week Zeestad les. Maar ik zou niet gi" durven beweren, dat ik begaafd ben." kreeg trouwens ook les in moderne talen. Je moet toch wat doen. 'k Was W liefst naar de Universiteit gegaan.... " „Beware!" riep Heleen uit. „Ik was il blij, dat ik mijn diploma M.M--sch* haalde. Nog een keer gezakt ook. En " vrouwelijk student. Die zijn er nog veel".
„Er komen er steeds meer. En ik z* niet weten, waarom niet", antwoord* Lucie eenvoudig. „Maar papa voelde S niets voor en... en... ja, ik vond hetoo> niet prettig voor moeder".
„Je kunt het altijd nog doen", meef de Hermien.
„O ja, natuurlijk. Misschien geb het nog wel, 'k weet het nog niet. j» wou mij direct of anders na de stuw nuttig maken. Het leven is anders * doelloos".
„Nuttig maken?, dat kun je je W' wel", zei Heleen. We hebben een we* ster van niets". „Heleen!" riep Hermien verontwaa'' digd.
„Stil maar, meisje, wind je niet 't Was natuurlijk een grapje. Is vro"^ Saalman er vandaag? O, neen, 't \ woensdag. Dan moeten wij zeker * doen?" (Wordt vervoli
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 21 november 1967
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 21 november 1967
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's