Tripje de Sakara in
Door de bril van Har) en Rien Boonnsma
In elk toeristen-hotel in Tunis staan de uitstap-mogelijkheden vermeld op het mededelingenbord in de hal. Dan is de voornaamste trip, van al die autobus -tochten, die er zijn, de tocht de Sahara in, met speciale attracties, een rit op een kameel naar een oase, die een kilometer of vijf vanaf het eindpunt van de bus ligt. Jaren geleden maakten we een trip in Egypte op de rug van een ezel. Dat was een tocht van 24 km naar de oudheden bij Luxor. Doch een kameel is nog wat anders, we weten nu, dat het beest in hoge gunst staat bij de echte woestijnbewoners — ze houden meer van hun kameel dan van hun vrouw, al kan de kameel ook echt grommen en kwaad worden, als je het beest naar hun gevoelens, onrechtvaardig behandelt. In Egypte, bij de pyramiden hadden we voor een rijksdaalder ook een kameel kunnen huren voor een tochtje van een kwartier. Dat lokte ons niet erg. Nu was de tocht per kameel inbegrepen bij de prijs van een-en-negentig gulden. En dan nog meer attracties, we zouden in die tocht van twee dagen de nacht doorbrengen in Matmata. Matmata ligt aan de rand van de woestijn. Er zijn daar komvormige holten in de grond, zo van een doorsnede van 50 of meer meters. In zo'n komvormige holte, met een diepte van 15 of 20 meter zijn in de wanden holen gegraven of uitgehakt. Daar wonen de bewoners van het dorp in. In een paar kommen is bovendien een hotel gebouwd, wel een heel wonderlijk hotel, je slaapt dus in een gegraven grot, in de wand van de kom, in zulk een grot staan twee stretches — soldatenbedden — je moet zelf zorgen voor een electrische zaklantaarn. Het hotel beschikt over een aantal kommen, die met elkander door tunnels zijn verbonden. In die tunnels brand des nachts een petroleum -lamp, dat,' als je wat laat bent, je toch de weg kunt vinden naar je eigen woonkom voor die nacht.
Er waren meer gezelschappen in Matmata, iedere bus kreeg z'n eigen logeerkom aangewezen, doch gezamenlijk werden we uitgenodigd aan de tafels te komen zitten. Bij een woestijnreis hoort een echt woestijneten, dat is koushkoush. Ik kwam te zitten naast een Amerikaanse dame, die met haar twee kinderen met eigen auto deze tocht ondernam — ze vertelde, dat haar man leraar was aan een landbouwschool in Kairouan — ze woonde al twee jaren hier, de twee kinderen die bij haar waren spraken Arabisch en Frans, doch zij prefereerde het Amerikaans.
In grote schalen werd de koush-koush opgediend. Het is griesmeel, of het lijkt er veel op. Er horen scherpe kruiden bij en een ander deel van het gerecht is schapenvlees.
Ik ben niet zo'n erge voorstander van schapenvlees — vooral niet als hier, waar het stuk dat ik op mijn bord kreeg veel had eens te hebben bekoord aan een oude fokram, die wegens gebrek aan nog nodige activiteit nu maar geslacht was. Het stuk vlees was uitermate taai, smaakte beroerd — en ik moest het maar laten liggen. Met schapevlees is het een moeilijk geval. Lamsvlees kan heel lekker zijn. Maar het schijnt, dat naderhand talk in het vlees komt, en talk verdraagt onze Europese maag heel moeilijk.
De volgende morgen om half zes reden we verder. De zon was nog niet op, de autobus reed over de verlaten vlakte en heuvels van de Sahara. Roodgloeiend verscheen de zon boven de kim. Het was eerst nog fris, doch al spoedig voelde je de zon in kracht toenemen. We kwamen tegen half elf in het woestijnstadje Kebili. Er was markt — tien minuten fototijd, zei de leidster van de tocht. Anders worden de mensen kwaad. Tien minuten tijd om te filmen, wij waren de laatsten die instapten. De leidster was lichtelijk boos, dat we een paar minuten te laat waren — maar die boosheid verdween heel gauw — als je maar vertelt, dat het allemaal reclame is om naar Tunis te gaan met vakantie, dat je zo laat bent. Reclame is een vak apart, en ze was er gevoelig voor. We reden door naar Douz, we verwisselden van autobus, kregen een woestijnwagen waarop DAF stond en Hollandse opschriften. De Daf deed het prima, we gingen over woestijnwegen heen — men noemt die piste — dat is, een weg, zoals die niet moet zijn, met kuilen en bulten. We hotsten en botsten — enkele dagen later vertelde een Zwitsers mevrouwtje, die we oa die tocht ontmoet hadden met haar man — huwelijksreis — dat ze van die tocht een pijnlijke rug had overgehouden. Wat te begrijpen was. Maar die daf, die had geen rugpijn die trok het hele gezelschap door het zand en over de hobbelige wegen, tot ergens in de woestijn, waar ook de Daf niet meer verder kon, een groep kamelen stonden.
Zolang de mens nog vervoer nodig zal hebben over de grond heen in Tunis zal de kameel er zijn diensten blijven bewijzen. Op foto nr. 1 ziet U een bron in de Sahara. Het water is in een leren zak opgehaald. Wie trekt die zak aan een lang touw omhoog! De kameel. Wie loopt heel de dag aan een boom rond een bron, om water te putten uit de grond! De kameel.
Foto nr. 2. Daar zit mijn broer nu, met strooien hoed, met wit opperkleed, met blauwe geborduurde broek. Hij heeft het eerste gedeelte van de tocht al achter de rug, van de plaats waar de auto ons overgaf aan de kamelenleiders, we hebben de oase bekeken, koelte gezocht bij het meertje, met zijn glashelder, maar voor ons niet bruikbaar zwemwater. We zullen de terugtocht ondernemen. Weer een uur op de rug van een kameel.
Is kameel-rijden moeilijk? Ach, dat niet. Je gaat maar op het zadel zitten. Een schreeuw van de kamelen-leider, er volgt een ruli, de kameel gaat met de voorbenen op zijn knieën zitten. Oppassen, je vliegt achteruit, goed vasthouden aan de zadelknop. Dan volgt de tweede schok. Het beest gaat op zijn achterpoten staan. Dan krijg je de schok van achter naar voren. Nu is een kameel niet zo'n klein dier, hij staat opeens anderhalve meter hoger. Ben je dan nog in evenwicht — en je geleider helpt je er wel bij, dan volgt weer een nieuwe schok, de voorbenen worden helemaal gestrekt, de kameel rijst op van zijn knieën — weer een geduw, dat je naar achteren gaat. Dan kan de tocht beginnen.
Jammer, dat het heel hard woei. Zo windkracht vijf zeker. Grote wolken zand vlogen over de woestijn heen. Je moest oppassen voor zand in je fototoestel — wat er toch in kwam. Zo fijn is het zand, dat het doordrong tussen mijn lens en ingeschroefde geel-filter. Onbegrijpelijk, maar waar.
Het was een tocht dus van 2 x een uur op de rug van een kameel. Ja, interessant, maar niet om heel de dag te doen. Verhalen dat je er zeeziek van kan worden geloven we niet meer. Wel, dat je door ongewoonte pijn krijgt in been- en rugspieren. Dat wel. En wat eigenlijk een sensatie is, je zit zo hoog boven de grond, zeker twee meter. En dan wiebel je. Maar dat went wel. Nog een paar dagen zouden we blijven uitrusten, toen was het finish, per K.L.M, terug naar Nederland, waar het kittig hard woei, en we probeerden des nachts vanuit het vliegtuig Flakkee te ontdekken. We zagen het niet. Drie dagen later waren we thuis. Terug, van lekker weggeweest!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 1967
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 1967
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's