De Economische Ontwikkeling In 1967 En 1968
Al sinds 1960-1961 heerste er grote spanning in onze economie, die van 1963-1904 af leidde tot overbesteding. Deze IS een begeleidend verschijnsel van een hoogconjunctuur. Ze wordt veroorzaakt door een te grote stijging van de investeringen (dat zijn de geidinspuitingen in het bedrijfsleven voor fabrieken, machines etc.) door de activiteiten van de ondernemers; door te doge consumptie van de bevolking (d.i. jn economische zin alle aankoop van goederen, dus niet alleen levensmiddelen) en door te hoge bestedingen (uitgaven) van de overheid. De ondernemers, de consumenten en de overheid werken dan samen aan de overspanning van de economie. Het gevolg aaarvan is: krapte op de arbeidsmarkt, dus overvoUedige werkgelegenheid; daardoor gaan de lonen uiteraard steeds naar boven; maar dat heeft weer tot gevolg, dat de pryzen ook omhoog gaan m.a.vi'. dat er loon- en prijsinflatie ontstaan, waar we nu al jaren middenin zitten. Ook komt er een tekort op de betalingsbalans, daar er in het buitenland meer gekocht wordt dan eraan wordt verkocht. De laatste jaren ging het daarom met de betalingsbalans in verkeerde richting: 1963 overschot van 500 mil3oen, 1964: tekort 600 m., 1965; overschot van 80 m., 1966 tekort van m. Door de maatregelen van de kabinetten - Zijlstra en De Jong hoopt men voor 1967 een overschot van 100 m. te krijgen en voor 1968 van 800 m. De regering probeert dus de overbesteding terug te schroeven. En dit betekent natuurlijk, dat het Rijk geen te hoge sprongen kan maken met de uitgaven zoals de ambitieuze heren van het kabinet - Cals zo graag waren blijven doen, waardoor we nog veel dieper m de moeilijkheden zouden zijn gekomen. . De economie poogt volgens de wetten
De economie poogt volgens de wetten die haar beheersen, zichzelf weer in evenwicht te brengen, maar wanneer men deze evolutie zonder ingrijpen liet voortgaan, dus op de manier zoals men dat in de 19e eeuw en eigenlijk zelfs nog tot aan de tweede wereldoorlog ieed, dan zou dit met veel ellende, zoils grote werkloosheid en talloze failissementen gepaard gaan. Daarom worien moderne economische middelen gebruikt, met name die het eerst door de grote Engelse econoom Keijnes zijn voorgesteld. De rijksbegroting mag niet onevenredig worden opgevoerd. Daarom heeft de regering zoveel mogelijk de uitgaven gedrukt, maar dit is niet gemakkelijk te verkopen aan het parlement. Prof. Zijlstra was van plan op de begroting-1968 een half miljard minder uit te geven dan dit kabinet. Er is uiteraard geen mogelijkheid om in één jaar de overspanning terug te draaien; de regering hoopt het in vier jaar te kunnen doen. De kapitaalrente is al wat gedaald: in nov. 1966 was ze 6,6''/o, in april 1967 bedroeg ze 5,9% maar in aug. J.l. steeg ze weer iets n.1. tot 6,2"/o.
Ook heeft de ontspanning zich voortgezet op de arbeidsmarkt. De werkloosheid — het mooie woord ervoor is arbeidsreserve — is thans bijna 90.000 d.i. bi]na 2V2"/o van de beroepsbevolking (voor l'/o wordt ongeveer 37.500 gerekend). Vergeleken bij wat we al jarenlang gewoon zijn n.1. een tekort aan arbeidskrachten, vinden we dit aantal onrustbarend hoewel het eigenlijk nog niet veel boven het evenwichtspercentage in deze sector ligt. Uit algemeen menselijke en sociale overwegingen is het echter een ernstig probleem. Intussen mogen we uit het feit, dat de werkloosheid niet algemeen is, maar geconcentreerd in enkele bedrijfstakken en provincies, concluderen, dat er slechts sprake is van een verflauwing van de conjunctuur. Bovendien is ze ten dele het gevolg van structurele ontwikkelingen (definitieve veranderingen zoals in de mijnbouw). Ook zijn er meer dan 10.000 arbeiders, die in Duitsland werkten, teruggekeerd naar onze grensprovmcies. In de bouwnijverheid heeft een sterke produktiviteitsstijging (d.i. van de produktie per man) plaats gehad. Waardoor de produktie zelf steeg, maar Blinder werknemers nodig waren. Daarbij komt nog, dat de vraag naar onze Produkten vanuit het buitenland terughep, waardoor minder afzet ontstond.
De miljoenennota geeft enkele cijfers hieromtrent en vergelijkt het hoogte- Punt van de werkloosheid in 1958 met het laagtepunt in 1966 en de stand van jug. 1967. We geven er hier enkele cijfers van:
1958 1966 1967 Drente 12,5«/o 3,0 4,3
friesland 7,4 1,7 3,9
Zeeland 5,0 1,6 2,6
Limburg 2,0 1,0 4,3
Randstad 2,5 0,6 1,1
Men ziet dus, dat de werkloosheid puiten de Randstad Holland het grootst IS, maar toch nog lang niet zo hoog als W 1958, behalve in Limburg vanwege '•e sterk achteruitgaande mijnbouw.
. De regering constateert ook, dat onze Wternationale concurrentiepositie achteruit gaat tengevolge van de loonontwikkeling. Daardoor prijzen wij ons uit ^e markt. Van veel belang is overigens Jioe de economische situatie in het buitenland zelf i^, vooral in West-Duits- I i^fiö en daar speciaal in Rijnland-West- I lalen, waarop onze export voornamelijk I Swicht is.
In 1966 was de loonstijging bij ons 10,5%, in 1967 zal ze ongeveer 8% bedragen en voor 1968 verwacht men slechts 5%! De arbeidsproduktiviteit in de bedrijven, die dit jaar met 4,5% zal stijgen, wordt voor 1968 op 3,5% geraamd, dus weer een teruggang. Wat de conjunctuur betreft kan er
Wat de conjunctuur betreft kan er niet van een recessie worden gesproken volgens de regering (dit is een keerpunt in de conjunctuur op het hoogtepunt daarvan in de vorm van een crisis). Men rekent dus beslist niet op een depressie, een periode van laagconjunctuur zoals tot op zekere hoogte in de dertiger jaren, toen er in Nederland 450.000 werklozen waren. Men heeft thans een veel beter inzicht in de gang van de economische ontwikkeling en weet, welke instrumenten door de overheid gehanteerd moeten worden om uit een dreigende impasse te geraken. Maar die moeten dan ook werkelijk in praktijk gebracht worden: er moet matiging betracht worden met de overheidsuitgaven, er dient druk uitgeoefend te worden op de consumptieve uitgaven, mede door belastingverhoging, de investeringen moeten beperkt worden, de lonen niet hoger gesteld dan de arbeidsproduktiviteit toelaat en met name de geldcircuiatie moet in toom gehouden worden, dus maatregelen genomen tegen de inflatie. Er dient derhalve geremd te worden. Dit is niet gemakkelijk vooral in een tijd van welvaart. De bevolking werkt niet mee en het parlement evenmin, vooral bepaalde partijen of groepen daarin. Om kiezers te vangen, denkt men altijd veel te bereiken met kostbare wetten of maatregelen. Daarom is de politiek vaak een karikatuur van een goede economische politiek (deze laatste zin is niet van ons, maar van de oud-minister van Econ. Z. prof Andriessen).
Voor 1968 zal het niet gemakkelijk zijn tot een bevredigende uitkomst te komen. De begroting heeft, zoals we zagen, een tekort van een kleine 3 miljard. Er zou eigenlijk een radicale ingreep nodig zijn: niet haantje de voorste spelen in de ontwikkelingshulp, geen mammoetwet in v/erking stellen, die honderden miljoenen kost, inzake de ruimtelijke ordening niet alles tegelijk willen doen, het aantal woningwetwoningen drastisch verminderen, de sociale wetgeving niet onbetaalbaar maken enz. Deze regering gaat o.i. ook veel te ver met haar uitgavenpolitiek. We troosten ons echter maar met de gedachte, dat het bij Cals en zijn progressieve kameraden nog veel erger zou zijn geweest.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 10 oktober 1967
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 10 oktober 1967
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's