Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

�Hondemastate"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

�Hondemastate"

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De oude Aarnoutse was natuurlijk al overleden. Zijn vader, de predikant ook. In geen jaren was hij meer in de buurt geweest.

Was dat nu het einde? Neen. In haar kwaliteit van bestuurslid van de afdeling van de Ned. Chr. Vrouwenbond kwam mijn vrouw in aanraking met mevrouw Fottema, die eveneens in het bestuur kwam. Die twee raakten bevriend met elkaar, gingen en kwamen eens bij elkaar op bezoek. We gingen er beiden heen. We werden min of meer vrienden van elkaar.

En toen kwam bij een bezoek „Hondemastate" op de proppen. Mevrouw Fottema vertelde, dat zij oorspronkelijk een Zeeuwse was, eerst in Zeestad had gewoond en toen op „Hondemastate" in Schouwenburg. Jan, Jiaar man, woonde toen in Westgouwe, waar zijn vader predikant was. Ze hadden als kinderen samen school gegaan, toen op de H.B.S. in Zeestad. „Vandaar", glimlachte zij, haar man vrolijk en guitig aanziend. Ik verhaalde mijn verhaal van „Hondemastate" en vroeg, of zij wist, hoe het „buiten"- aan die naam gekomen was. Neen, daar wist zij niets van. Nu, ik kon het haar vertellen. „Van mijnheer de archivaris Vossius.

„Van mijnheer de archivaris Vossius. Die is natuurlijk al lang overleden? (Zij knikte). De naam „Hondema" maakte mij nieuwsgierig, zó, dat ik alles heb gedaan, om de afkomst er van te weten te komen".

„Zat er geen kopy in?" plaagde zij. „Neen, daarvoor had ik te weinig gegevens".

Zij vertelde wat van Zeestad, ook uit haar leven.

„Ik heb toen zelfs een dagboek bijgehouden. De meisjes van tegenwoordig lachen daarom. Maar je weet, 't was toen een romantische tijd". Mijn opmerkzaamheid was gewekt. „Zit daar geen kopy in? vroeg ik, niet uit de grap. Zij schrok. „Wat zou daar nu voor kopy in zitten?" zeide zij. „Neen, neen, dat zit er niet in".

Ik meende, dit te moeten bestrijden. Enfin, het kwam zover, dat ik de afspraak maakte op een middag te zullen komen. Zij zou dan het dagboek laten zien en mij zo goed mogelijk van alles vertellen. Dus geschiedde.

Het dagboek bestond uit een groot aantal schoolcahiers (het papier was vergeeld) die keurig waren beschreven. Ik mocht de schriften meenemen en doorlezen. Voorts vertelde zij, alsof alles de vorige dag gebeurd was. „Ik geef me nu wUloos aan je over. Je ziet maar. Alleen één strengste voorwaarde: als het een verhaal wordt, geen enkele echte naam". Dat beloofde ik.

Uweethetdus:inhetnuvolgend levensverhaal van Lucie Fottema, geboren Van Adrigem, op zichzelf al gefingeerde namen, evenals de namen in deze „inleiding", kunt u geen enkele naam thuisbrengen. Mogelijk, voor w^at Zeeland betreft, een enkele verzonnen plaatsnaam, omdat er altijd rekening mee moet worden gehouden, dat iemand het beschreven milieu of de landstreek kent. Maar dat is niet erg. De hoofdzaak is, dat de namen in Zeeland puur verzonnen zijn. Maar het verhaal is echt. Ik heb het „dagboek" bestudeerd, (misschien worden er wel eens gedeelten uit geciteerd, misschien ook niet, dat weet ik nu nog niet) en haar mededelingen genoteerd.

HOOFDSTUK I

„Naar Rotterdam?" vroeg Kee Verdonk, de keukenmeid, verbaasd. „Wat moet je daar in vredesnaam gaan doen?"

Ze zaten in de keuken van „Hondemastate": Kee Verdonk, Adri Korstanje, het binnenmeisje en Janus Jonker, de tuinman-koetsier.

„Maar jullie moeten er niet over kletsen, hoor, zei Janus", 'k Had het eigenlijk niet moeten vertellen. Maar ja, als je het zo leuk vindt..." „Heb je daar een baan gekregen?" vroeg Adri. „Ik zou er best willen wonen en werken, 'k Vind het hier ellendig saai".

„Een baan? Welnee, ik ga maar voor een paar dagen". „Zo, eens een lekker uitje", spotte Adri.

„Geen sprake van! Wat leren!" „Zeg, hoor eens even hier", bitste Adri. „Je moet geen onzin verkopen- Dat maak je je grootmoeder maar wijs" Janus en Adri konden niet bepaald goed met elkaar opschieten.

„Hou toch op met dat ellendig gekibbel", bestrafte Kee. „'t Wordt nog eens moord en doodslag tussen jullie. Maar hoor eens. Janus, wat heb je nu eindelijk te vertellen?" „Eh ik niets, 'k Mag er niet over praten". „Waarom doe je het dan, sufferd? We

„Waarom doe je het dan, sufferd? We hebben je toch niets gevraagd?" Adri natuurlijk weer.

„Stil nou eens, Adri. Niet zo kattig. Maar gelijk heb je. Je bent er zelf over begonnen. Janus. Ga je heus naar Rotterdam?"

„Eh ja, nou ja. Maar praat er met niemand over" antwoordde Janus toch niet op zijn gemak. „We zullen zwijgen als het graf, mijn

„We zullen zwijgen als het graf, mijn jongen", zeide Adri. „Dus je gaat met de boot naar Rotterdam?" „Nee, zwemmen, is het nou goed?" „Lieve grut, hou nou toch op, zanikpieten! En jij, Janus, als je wat te zeggen hebt, zeg het dan. Of als je niets te zeggen hebt, verdwijn dan".

„Ziezo, daar is geen woord Frans bij" zei Adri.

„Nou, dan zal ik het maar vertellen", zei Janus gewichtig. „Maar mondje dicht, hoor. Ik ga een paar dagen naar Rotterdam, om automobielrijden te leren. Nou, wat zeggen jullie daarvan?" „Dat je gek bent", vond Adri. Maar Kee zag wel, dat het volle

Maar Kee zag wel, dat het volle ernst was. Zij ging zelfs begrijpen, hoe de vork in de steel zat.

„Heeft mijnheer in Rotterdam een automobiel gekocht?" „Krek geraden, meid. En nou moet ik op dat ding een beetje wegwijs worden" De beide meisjes wisten wel, dat er automobielen waren, van die hoge dingen zonder paarden of wat ook. Maar zij hadden die nog niet gezien. Op het hele eiland was er niet één. Dat zou een sensatie geven, als er een kwam! „Net wat voor mijnheer, om er eentje te kopen. Altijd haantje de voorste willen zijn! Maar waarom leert hij zelf niet rijden?" Adri was vol belangstelling. „Dat komt wel, als ik de automobiel

„Dat komt wel, als ik de automobiel een tijdje gereden heb. Ze zeggen, dat het niet moeilijk is".

„Nou, de paarden op de weg schrikken zich dood, als er zo'n stoomding aankomt. Waraieer ga je weg?" „Maandagmorgen. De boot vertrekt half negen".

Er vertrok elke morgen, behalve des zondags, een boot van Zeestad naar Rotterdam en een van Rotterdam naar Zeestad. Een vracht- en passagiersboot. De vertrek- en aankomsttijden waren verschillend, want er moest rekening gehouden worden met eb en vloed. Bi] gunstig tij duurde de reis zes uur, bij tegentij minstens zeven.

Janus dronk zijn kopje leeg, stond op, om weer aan het werk te gaan. „Ik kan er op rekenen dat jullie zwijgen, hoor. Als mijnheer het te weten komt, zit er wat op!"

„We zullen stommetje spelen, hoor, vent", lachte Adri. Janus keek haar wantrouwend aan:

Janus keek haar wantrouwend aan: meende zij dat nu of niet? Het speet hem, dat hij gepraat had. Maar ja, waar het hart vol van is, loopt de mond van over En hij was wat in zijn schik met de opdracht. Hij, Janus Jonker, zou de eerste zijn, die met een automobiel over het eiland reed! Als mijnheer het nu maar niet te weten kwam, dat hi] gepraat had. Want die was niet gemakkelijk. Enfin, 't was gebeurd. Met een „'t Goeie!" verdween hij uit de keuken. Naar de tuin.

Er klonk een heldere meisjeslach. (Wordt vervolga)

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 3 oktober 1967

Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's

�Hondemastate"

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 3 oktober 1967

Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's