Toch geluki�g
door L. KOMBRINK Copyright: X J. Groen en Zoon N.V., Leiden
En nou gaan ze warempel Victor achterna. Nee, de buurvrouw en Geert blijven onderaan de 'rap staan; Buter en Jellie verdwijnen met Victor achter de dijk... Nu afwachten tot ze terugkomen. Lang hoeft MJ niet te wachten. Het hoofd van Jiuter verschijnt boven de kruin. Met Bigehouden adem loert hij op de voll^ide die komen moet... móet. Maar de •feede komt niet. Het is in orde, hoor. Te IS ook in de punter gestapt en nu ™«" ze Hij houdt hef niet langer «J'. Hij wil zekerheid. Hij ontmoet niemand. Op een drafje gaat hij het weiland 11 dat parallel met de zeedijk TOpt. Voort snelt hij tussen de vreedzaam grazende of herkauwende runde- J«n. Enkele kalveren hoUen hem met maue sprongen achterna. Daar is de ••iwarssloot. Er langs groeit een dichte ^ waterwilgen. Over die sloot heen en liik ^f^^^^ "iiö struiken langs naar dr •^°> en nu op handen en knieën poog. Het kost inspanning, dat kriii- :"• ™J heeft een snelle loop achter de , ™ ''aarbij komt nog de opwinding C l"" ogenblik. Voorzichtig loert hij ,,„, "et gras van de kruin. Ja hoor, de [""ter IS al buiten het haventje. Maar i,j seen twee man in de boot. Ver- Pi haalt hij adem. Doch op het uiter- It f^'^n^ ^^" '^^ k°rte havenremming èr n , "*<Jelijk ziet hij haar gesticule- ,'u,"* hoort hij haar iets roepen. Hij en w ^^^^^ ^" S^^t op de rug lig- 1- Nee, dat ligt ongemakkelijk. Hij 5"."enken, denken wat hem nu ver- ' te doen staat. Zou Bork het dan Ycta'^ gehad hebben? Als zij het met der» ^^"^^ogde, waarom kwam zij dan Sar ^^°"<^ naar Horizon? Nog een r *eken, dan is hij klaar met zijn schriftelijke cursus. Wat hadden ze fijn kunnen gaan fietsen met dit mooie weer. V\?oortman zei Woortman. Er komt een cynisch lachje op zijn magere wangen als hij daar weer aan denkt. De baas had de hele rommel ondersteboven gehaald voor die ring. Hij had hem gevonden en hem het ding gegeven.
„Hier joh, steek hem in je zak. Als je het uitmaakt, is-ie niet meer van jou. Maar voor je dat doet, praat dan eerst nog eens. Zoek alles uit en ga niet onbezonnen te werk".
Nu ligt de ring in de neus van een zondagse schoen. Hij ligt daar best. Naar de kerk gaat-ie nu niet meer. Alles is uit, alles is kapot. Hij wentelt zich voorover en vouwt zijn armen om het hoofd. Zijn mismaakte gestalte schokt van het snikken
waarheen hij nu kijkt, staat ook die Vader, Dorus en Lies. In de richting plotseling een andere uitdrukking in caravan van Victor. En nu komt er zijn ogen. Zijn mond verstrakt tot een wrede plooi. Langzaam staat hij op en begint de dijk af te,dalen. Nu loopt hij langs de teen van de hoge zeedijk om e niet door de melkers van Horizon te In de verte klinkt het gerammel van melkemmers. Verschrikt gaat hij zitten. Hoe lang heeft hij hier gelegen? Op Horizon gaan ze melken, het is dus bij vijven. Over de wilgenrij kan hij in de koeienweide zien. Hij ziet ze lopen. worden gezien. Onbemerkt weet hij weer op de deel te komen en grijpt z'n fiets.
Even later is hij op weg naar Weerdam en na tien minuten stapt hij af bij de parkeerplaats. Hoort hij daar iemand lachen? Het is een vrouwenlach ... Jellie. Dan een diepe mannenstem... Victor. Ha, nu is er geen twijfel meer. Maar hij zal... Omzichtig begint hij zich een weg door de struiken te banen. Geen takje laat hij breken, omdat hij eerst zorgvuldig kijkt waar hij een voet zet. Eindelijk ziet hij de caravan door het gebladerde schemeren. Nee, hij moet ftieer naar rechts. Het ding staat met zijn opening hierheen en ze zullen hem zien komen. Naar rechts dus. Met opeengeklemde tanden gaat hij voort. Nu staat hij dicht bij de auto. Als ze nu door de voorruit kijken zien ze hem staan, op de grond dus. Opeens is zijn rechterhand op een stuk hout, de afgebroken steel van een spade. Zijn vingers omstrengelen het en een lelijke grijnslach spreidt zich over zijn gezicht uit. Maar eerst horen wat ze zeggen. En dan... nog vaster sluiten zijn vingers zich om de essen stok.
... „En nu blijf je zeker niet lang meer, is het wel?"
„Neen, hoewel ik van deze streek en de mensen ben gaan houden. En van Evert wel het meest. Jammer dat hij nu "
„Maar dat is jouw schuld toch niet? Eerder die van mij!" „Nietwaar, ik heb je gevraagd of je..."
Met een machtige sprong staat de luisteraar overeind. Hij heeft genoeg gehoord. Hij geeft een dreunende slag tegen de caravan, binnen rinkelt iets... Met twee stappen staat hij achter bij de opening. Jellie uit een kreet van schrik. Victor kijkt hem met zijn open ogen recht aan en om zijn mond speelt een lachje. Maar Evert laat zich daardoor niet intimideren. Hij heft zijn stok op en schreeuwt: „Kom uit dat ding, lelijke verleider, kom er uit zeg ik je! Eerst sla ik jou benen kapot en dan die van jou, snertmeid!"
Zijn stem slaat over van uitzirmige •vvoede en hij zet zijn voet op het lage trapje. Het schuim staat hem op de lippen. Dan komt Victor rustig op hem toelopen. Hij moet zich enigszins bukken en misschien buigt hij zich extra diep, v,om beter een snelle greep naar het wapen van Evert te kunnen doen. Jellie is tot de uiterste hoek van de caravan teruggeweken en zij roept: „Evert, schei uit, ik bid het je. Het is allemaal voor "
En dan is er een korte worsteling tussen de beide jongemannen. In een ommezien ligt Evert in het gras. Victor heeft zijn rustige glimlach behouden, nu hij de wild om zich heen slaande Evert in bedwang houdt.
„Luister joh, dan zal ik het je uitleggen nee, stil nu even!"
De opwinding is te groot geweest. Er strekt zich een grauwbleke kleur over zijn gezicht uit en hij geeft alle tegenstand op.
„Vlug een paar kussens, Jellie; daar, in die hoek!"
Doch Evert heeft zich weer hersteld. Hij kijkt met wraakzuchtige blikken om zich heen, maar omdat hij niets zegt begint Victor rustig te praten. „Als ik geweten had dat je het zover zou doorzetten ! Vertel nu eens rustig wat je hier kwam doen".
„Wat ik hier kwam doen, vraag je nog? Is het niet mooi genoeg dat je onderonsjes hebt met die daar. Dat je haar meeneemt en dingen tegen elkaar zegt die ik... ik..."
„Jellie, laat het hem zien. Ik vind het alleen jammer dat dit eerst moest gebeuren. Kijk, dit is het cadeautje voor jullie verloving. De enige zonde die ik bedreef, was het verzoek aan Jellie om voor me te poseren".
Nu wordt zijn rustige glimlach een brede grijns, nu hij de ommekeer op het gezicht van Evert ziet. Als gehypnotiseerd staart deze naar het schilderij dat Jellie voor zich op de vloer heeft geplaatst. Het is alsof daar twee Jellie's hem aankijken. Op het schilderstuk zit zij op een bankje, de handen gevouwen op haar schoot. Alleen de glimlach is meer ongedwongen. Op haar werkelijke gezicht zijn de sporen van een hevige schrik nog zichtbaar.
Nu voelt hij een hand op zijn schouder leggen. „Heb je nu werkelijk gedacht dat
„Heb je nu werkelijk gedacht dat jouw meisje tot verkeerde dingen in staat was, Evert, mijn vriend? Dacht je werkelijk dat ik hier naar julUe mooie dorp was gekomen om het geluk van twee" jonge mensen te vernietigen? Neem beide mee en wanneer je denkt dat je mij toch de benen moet stukslaan, dan zou ik zeggen: ga je gang. Kijk, daar ligt de stok".
Inderdaad grijpt Evert de stok, maar om hem met kracht van zich af te slingeren. „Ik hoop dat je mij alles kunt vergeven, Victor. En jij Jelüe, zul jij ooit kunnen vergeten hoe gemeen ik je behandelde?"
De ogen van het meisje vullen zich met tranen. Met aarzelende stappen komt zij nader en slaat haar arm om zijn hals.
„M'n lieve jongen, eerder moet ik dat jou vragen. Maar wij wilden er jou mee verrassen. Wil je het me vergeven dat ik verkeerde gedachten bij je opwekte?"
Victor heeft zich tactvol verwijderd. Als hij een poosje later te voorschijn komt staan zij naast elkaar het prachtige schilderij te bewonderen. Met iets fors in zijn toon zegt Victor: „Ik geloof dat het beter is dat jullie nu maar opstappen. Ik moet nog werken en ik werk gaarne alleen. Ik kom nog eenmaal bij jullie om mijn doekje van de haven af te werken en daarna..."
En dan grijpt Evert een hand van hem en kijkt hem met tranen in zijn ogen aan. „Ik ben vaak heel erg lelijk tegen je geweest, Victor. Ik kwam hier naar toe om je spulletje af te branden, want ik dacht dat je nog daarginds was. En toen ik jullie tegen elkaar hoorde praten, werd ik razend. Maar ik hoop dat je het mij kunt vergeven. Je bent beter dan ik. Ik zocht overal kwaad achter. En Jellie, die eigenlijk nooit aanleiding gaf om haar te wantrouwen, verdacht ik van verkeerde dingen. Ik verdien het werkelijk niet dat jij zo'n prachtig schilderstuk hebt gemaakt, 'k Hoop dat je niet al te verkeerd over me zult blijven denken, Victor!"
De kunstschilder lacht al zijn prachtige tanden bloot. Hij slaat Evert hartelijk op de schouder.
„Ik had mijn tijd hier er al op zitten. Maar toen ik zag dat ik nog iets moois kon doen en daarom bleef ik nog. Mijn grootste wens is dat het jullie aan geluk niet zal mogen ontbreken. Maar kijk eens, de zon is bijna onder. Neem je beide meisjes mee en verlies ze onderweg niet. Evert!"
En dan gaan ze. Als een kostbare trofee houdt Evert hun bezit onder zijn arm gelüemd en met een tevreden lach kijkt Victor hen na. Dan stapt hij naar binnen om de scherven op te ruimen van zijn spiegeltje dat door de stokslag sneuvelde.
„Wij gaan hier nog even in de berm zitten, Jellie. Ik kan niet verder gaan voor ik je alles heb verteld. Ik zou het werkelijk verdienen als je me nooit weer had aangekeken".
Een zachte hand legt zich op zijn mond.
„Stil jongen, misschien had ik ook schuld. Alles is nu weer goed en we praten er verder niet meer over".
„Alleen is er dit nog", en met deze woorden haalt hij een brief te voorschijn. „Ik schreef deze brief op de dag dat die marskramer bij ons was geweest".
„Ha, Victor", knikt Jellie. „Ja, zo kwam hij hier eigenlijk een rol in ons leven spelen. Maar die brief. Wat..." „Hier, lees hem en veracht me er niet om".
Met een zekere angst in zijn kijkt hij schuw naar haar gezicht. En Jellie leest: ogen
Het wordt iedere dag duidelijker voor mij dat ik eeh ongelukkige ben, die nooit iets in zijn leven zal bereiken. Maar toch wil ik leven. Ik ga een leven leiden als die marskramer, die mij vertelde hoe mooi het zwerven is. Ik krijg een hekel aan al de mensen waar ik iedere dag mee omga. Wanneer ik weg ben, zal deze brief op tafel liggen. Misschien zal ik dat gevoel van minderwaardigheid kwijt raken als ik onder vreemden ben. Zo niet, dan blijft er niets anders over dan er een eind aan te maken. Dan kan geen mens me meer minachten, want dan ben ik
Twee liefdevolle ogen kijken hem aan en op zachte toon vraagt Jellie: „Waarom maakte je die zin niet af, jongen?"
„Omdat ik ach, wat doet het er ook toe. Het is niet zo ver gekomen, Jellie. Jij, Woortman en Victor hebben mij voor erger weten te bewaren. Nu heb ik jou en voel me ondanks mijn gebrek tóch gelukkig!!!"
Met een innige omarming besluit hij deze woorden. Langzaam glijdt het schilderij af naar de droge sloot. Daar komt het tot staan en kijkt uit de laagte glimlachend naar hen op. -
EINDE
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1967
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1967
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's