Toch Gelukkig
VERVOLGVERHAAL
door L. KOMBRINK Copyright: J. J. Groen en Zoon N.V., Leiden
"Zie je er tegenop, Evert?" «Helemaal niet hoor! Alleen..." ..Wat bedoel je?" ..Och, dat weet je wel. Wij hadden
..Och, dat weet je wel. Wij hadden net daar gisteravond nog over". ..p, Frits!" Met een geheimzinnig 'acliie buigt zij zich over de tafel. , ..Weet je dan niet dat Frits een meis- 16 heeft?"
«Wat zeg je daar...?" . Evert is opgesprongen en in zijn ogen 'S grote opluchting te lezen. ..Ken je Ellie Hoek? Dat meisje waar onze Geert van 't winter schaats mee reed
«Natuurlijk ken ik die. Maar dat schaap is nog geen zestien jaar!" ..Dat „schaap" heeft nog een zuster. "'S IS net zo oud als Frits, nog iets ouder geloof ik. Maar je kent Jannie Hoek toch wel!" ..En heeft,onze Frits daar...?"
..En heeft,onze Frits daar...?" «Verkering mee, wou je zeggen? Nee,
dat nog niet, maar het zal er best van komen".
„Dan zal hij wel niet thuis zitten, denk ik".
„Ik wou dat hij op Horizon was, Evert. Ik vind het prettig dat jouw moeder ons voor vanavond op de koffie nodigde".
„Het gaat eigenlijk van vader uit. Omdat hij zo bhj is dat het graan vorige week is binnengekomen. Maar waarom vind je het prettig dat juUie vanavond bij ons op visite gaan?" „Je moet niet zo dom doen, joh. Wij hebben ons vandaag immers verloofd! En waarom hebben wij het mijn vader en moeder niet verteld?"
„Ja ja, ik snap je. Je wilt het straks zeggen, als we allemaal bij elkaar zitten". „Ho mannetje, jij moet het zeggen, hoor!" „Nou goed, ik zal het zeggen. Maar als ik begin te stotteren neem jij het van me over",
„Weet je wat ik eigenlijk 'n beetje vreemd vind? Dat jouw vader en moeder nooit gezegd hebben dat ze er op tegen waren. Jij bent een boerenzoon en ik een vissersmeisje". „Ik heb er nooit wat van kunnen
„Ik heb er nooit wat van kunnen merken. Je staat best bij hen in de pas. En ik geloof dat dit met jouw ouders wel 'n tikkeltje anders is. Ik weet zeker dat je moeder mij niet erg mag Jellie".
„Alle mensen zijn niet gelijk. Moeder geeft zich niet zo gauw. Vader is anders. Maar zij kuimen niet verlangen dat ik ga trouwen met de zoon van een burgemeester. En het allervoornaamste is dat wij van elkaar houden, lieve jongen".
„Daar heb je gelijk in. Maar ik heb me nooit erg op mijn gemak kunnen voelen als ik hier was. Toen vn] no geen verkering hadden, was je vader anders tegen me dan nu".
j „Ik weet zeker dat jij nog eens schildersbaas zult worden. En dan zal hij wel anders praten". „Wie weet, enfin, dat zullen we dan maar afwachten. We moesten nu maar gaan".
t , Er hangt een zware rook in de huiskamer van de Frankema's als de jongelui binnenstappen. Bijna geeft Evert een uitroep van verrassing. Want daar zitten, naast elkaar, ietwat stijfjes. Frits en het meisje Jannie. Hy kijkt dan ook verwonderd naar Jellie, als die in een onbedaarlijk lachen uitbarst. Zij wijst met een vinger naar Dorus, die bij een raam zit. De knecht geeft een grappige aanblik. Zijn hele hoofd zit dik in het verband en tussen al die lappen steekt een grote brandende sigaar. Frankema grinnikt en hij zegt: „Dorus heeft het voornaamste gat open gelaten". Vooral de boer is blij dat de Buters er zijn. Dorus zegt bijna niets, omdat
hij amper zijn mond kan bewegen. Met Frits is het weinig anders. Die heeft alleen maar gezegd dat dit Jannie Hoek is en dat hij nu verkering met haar heeft. Frankema heeft het meisje, een gezellig dik propje, even strak aangekeken. Jannie heeft even onder die blik moeten kleuren. Frankema weet dat dit meisje uit een goed nest komt, al is haar vader dan ook geen boer. En nu is hij in druk gesprek gewikkeld met Buter. Jellie heeft een plaatsje naast het meisje veroverd en Evert zit naast zijn broer. Lies brengt nu een groot dienblad binnen, waar een groot aantal gevulde koppen op staan. Opeens vraagt Frankema: „Wat zit jij vreemd op je stoel te schuiven. Evert. Heb je soms vlooien of zo?'"
Deze schudt zijn hoofd. Opeens staat hij op van zijn stoel en zegt: „Ga staan, Jellie!"
Even is er een koppige trek op haar gezicht, maar toch volgt zij het bevel op. Lies staat met haar blad achter de boerin. Zij vergeet de koppen uit te delen. Dorus heeft zijn sigaar uit het verband gehaald en nu kijkt hij vo spanning naar Evert, die enige keren met zijn tong langs de lippen veegt. Dan gaan zijn ogen moedig langs de kring.
„Wij, dat wil zeggen Jellie en ik, vertellen jullie dat we ons hebben verloofd. Maar wij hebben gewacht om elkaar de ring te geven tot vanavond.
Iedereen is nu getuige dat ik geen smoesjes sta te verkopen, kijk maar. Hier met je vinger, Jellie. Alsjeblieft, daar heb je die van mij, en een zoen erbij!"
Frits is de eerste die overeind komt en zo hard hij kan in zijn handen klapt. Dan steekt hij zijn hand uit. „Gefeliciteerd, Evert, en jij ook, Jellie! En da het maar nooit uit mag raken". En dan is het even een druk bewegen
En dan is het even een druk bewegen van handen. Moeder Toos houdt de hand van haar zoon iets langer vast. „Ik hoop dat jullie zullen begrijpen dat een verlovingsring een belofte inhoudt. Verloofd zijn betekent elkander trouw zijn".
„En die ring niet in je zak steken als je ergens heen gaat", vermaant Frits met een komisch-emstig gezicht. Er wordt smakelijk om gelachen en Evert, die weer is gaan zitten, veegt zich met een zakdoek langs het voorhoofd. „Ik vind het jammer dat Victor er niet bij is", zegt hij zacht tegen Jellie. „Hij hoorde zo'n beetje bij ons, vind je niet?"
„Wij kunnen het hem morgen bij de kerk zeggen", troost Jellie en dan neemt zij een gebakje van de schotel die haar wordt voorgehouden. Buter steekt het zijne in één hap in de mond. Als hij weer kan praten zegt hij; „Ik wist werkelijk niet dat dit een verlovingsfeestje van mijn dochter zou worden, jij Lize?"
„Dat is het ook niet, Tom. Ik wist er totaal niks van af". „En wij evenmin", bromt Frankema. „Maar zo is de hedendaagse jeugd, buurman!"
Evert staat aan de werkbank en roert in een grote pot glansverf. Het is een prachtige roomkleur; met kennersogen vergelijkt hij telkens het monster met de inhoud van de pot. Toch gunt hij zich zo nu en dan de tijd om een korte blik op zijn gladde gouden ring te werpen. De dagen vliegen voorbij. Het is al weer woensdag. Gisteravond is hij nog een poosje bij de Buters geweest. Ze waren allemaal vriendelijk en de buurvrouw trakteerde op gerookte paling. Maar dit alles is niet het enige dat een trek van tevredenheid op zijn gezicht legt. Een uur geleden kwam de baas naast hem staan. Hij had hem even plagend aangekeken en gezegd: „Vergeet je het droogsel niet, Evert?"
Hij had zich daar niet aan geërgerd. Dat geval met die grondverf was al aan de kant, dank zij Jellie. Zij had haar belofte waar gemaakt en was naar de werkplaats gestapt. Daar had zij Piet haar beschuldiging in het gezicht geslingerd en hem totaal overbluft. Hij had toegegeven en Woortman was woedend geworden. Piet werkt nu voor halve weken bij Piet Tij.sing...
(Wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 september 1967
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 september 1967
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's