Crisis in de K.V.P.
De zware crisis, waarin de K.V.P. I thans verkeert, is het gevolg van een [reeds jarenlang aan de gang zijnde ontwikkeling, die thans in een acuut stadium getreden is. De K.V.P. is evertals de A.R.P. en de C.H.U. een confes- Isionele partij d.w.z. haar grenzen wor- [den bepaald door religieuze normen en Iniet door sociaal-economische. De consequentie daarvan is dat zij geestelijk gestempeld is door het katholicisme: van de constante kiezers zijn er gSVo r.k. (bij de A.R.P. is dit volgens de jongste gegevens van dit jaar 62% gèret en lö'/o hervormd en bij de C.H.U. 91''/o hervormd). Het zal echter [voor iedereen duidelijk zijn, dat deze godsdienstige-kerkelij ke scheidslij n doorkruist wordt door de sociaal-economische, die tegenwoordig nog wel ster- I ker dan vroeger domineert in de politieke wereld. En nu is het zo, dat bij religieuze volkspartijen zoals deze drie Ide meningen op sociaal gebied uiteenliepen van star consea-vatief tot vuurrood, zij het bij de één meer dan bij ) de ander. Zo zitten er in de K.V.P. onder het gezamenlijk etiket „katholiek" zowel oud-liberalen als fel vooruitstrevende socialisten, wat hun op- I vattingen betreft. Het gevolg daarvan is, dat in deze partijen absoluut geen [homogeniteit (eenheid) bestaat op het Ipunt van de sociaal-economisch-financièle politiek. En dit leidt uiteraard tot I allerlei spanningen, die een uitweg zoeken, vooral nu de rellgieuze-confessionele band in onze tijd steeds meer gaat verslappen door de ontwikkeling van de roomse en de protestantse kerken in sterk geestelijke-progressieve richting. Met name in de R.K. Kerk is na het Tweede Vaticaanse Concilie, vooral in Nederland, een soort geestelijke revolutie aan de gang, die ook een breuk betekent in veler politieke opvattingen omtrent de partijvorming. Dat men vrijer en losser komt te staan tegenover het partijapparaat, dat voorheen [ bij wijze van spreken als bijkans even „heilig" beschouwd werd als de kerk, I wordt ook veroorzaakt door de omstandigheid, dat de r.k. geestelijkheid niet meer zoals vroeger pressie uitoefent op I de gelovigen om bij verkiezingen toch [ beslist op de K.V.P. te stemmen (men I denke aan het Mandement der bisschoppen uit 1954, waarbij in dringende j termen opgeroepen werd tot het bewa- ' ren van de politieke eenheid). j Men moet de situatie naar onze mening thans zo zien, dat in deze omstandigheden de tijd rijp is geworden voor een soort revolutionaire ontwikkeling in het partijwezen, die bovendien ook nog sterk wordt bevorderd door een merkwaardig psychologisch verschijnsel, dat wij wel eens de ziekte van het „progressivisme" hebben genoemd. We bedoelen daarmee de politieke mode onder de partijen om vooral progressief oftewel vooruitstrevend te zijn. Op dit punt heerst er een scherpe concurrentie en poogt men el- I kaar op alle fronten vliegen af te vangen. Vrijwel niemand durft zich nog l conservatief of behoudend te noemen, omdat men daarmee in de politiek niet terecht kan. Zelfs de V.V.D. als de meest sociaal-rechtse onder de grote partijen waagt het niet zich zo te noemen. Omdat de christelijke partijen hun kiezers uit alle lagen der bevolking recruteren, hebben ze alle een linker- en een rechtervleugel plus een centrum. Die heeft de K V.P. wel in heel sterke mate eni vandaar dat de spanningen nu steeds groter worden. Voorheen heeft prof. Romme als leider van de fractie op meesterlijke wijze de zaak bijeen weten te houden, maar we geloven, dat hij er nu ook geen 1 kans meer voor zou zien. De term progressief, hoewel nog veel j gebruikt, wordt blijkbaar toch niet duij delijk genoeg geacht, omdat zelfs de I V.V.D. er aanspraak op maakt. Er ' wordt daarom de laatste tijd steeds meer gesproken van radicaal. Zo noemt de groep in de K.V.P., die thans zo naar voren treedt, de heren Aerden, Bogears, Cals e.a. — ze wordt al de A-B-C groep genoemd — zich christenradicaal. En in de A.R.P. komt men steeds meer de term evangelisch-radicaal tegen. Het lijkt nodig bij deze be- I namingen wat nader stil te staan. We beginnen dan met het woord ..radicaal". Wat betekent dit eigenlijk? ' Het is aan het Frans ontleend (radicaal), niaar stemt oorspronkelijk uit het Latijn n.1. van het woord „radix", dat i wortel betekent. Ook ons woord radijs is eruit gevormd. Radicaal betekent dus grondig, uiterst, diepliggend; in de politiek is het derhalve een richting, die allerlei misstanden met „wortel" en tak wü uitroeien. De radicalen zijn daarom de meest vooruitstrevende, de ! progressieven in het kwadraat. En radicalisme is dus een stroming, die tot het uiterste wil gaan en daarom geneigd is tot diep ingrijpende hervornaingen. Het gaat een beetje lijken op extremisme d.i. het gaan tot de uiterste consequenties (Fr. extreme = uiterst).
Partijen of groepen, die zich radicaal noemen, hebben daarom een program, waarin allerei vergaande eisen voorkomen, speciaal op het gebied van de staats- en maatschappij inrichting. Gezien hun sterke progressiviteit zijn hun activiteiten zeer links gericht. De huidige maatschappij bevalt hen niet. Vandaar dat men streeft naar hervorming in socialistische of coUectivistische richting, waarbij de één dan wat verder gaat dan de ander. Men beperkt zich dus niet tot uitwendige verbeteringen, maar wil de maatschappij zelf ombouwen. Wie radicaal is moet derhalve voorstander zijn van ingrijpende veranderingen in de structuur van onze huidige, z.g. kapitalistische, maatschappij. Hi] komt dus in socialistisch vaarwater terecht!
Het eerste lid van de benaming n.1. „christen", spreekt, zo zou men denken, voor zichzelf. Hetzelfde schijnt het geval te zijn niet „evangelisch". Maar toch ligt dit niet zo eenvoudig als het lijkt. De combinatie met „radióaal" maakt het moeilijk. Staan de beide delen van de samenstelling volkomen los van elkaar of is er verband? Is het laatste het geval, hoe moeten we ons dit dan denken? We geloven, dat zowel de roomsen als de protestanten, die deze termen gebruiken, het laatste bedoelen. Er zijn n.1. allerlei soorten radicalen, niet alleen op het punt van de mate van radicalisme, die men aanhangt, maar ook van de geestelijke achtergrond, want er is rooms, protestants, socialistisch, communistisch en nog andere radicalisme. Christenen en humanisten beide kunnen uit hun levensbeschouwing tot politiek radicalisme komen. Maar het kan ook zo zijn, dat christenen zowel als humanisten juist op grond van hun geestelijke beginselen conservatief zijn. Feit is, dat het christendom op zichzelf een zeer radicale godsdienst is. Het zou niet moeilijk zijn deze stelling te bewijzen, maar dat zou ons hier te ver voeren. Het is echter niet zo, dat christenzijn automatisch impliceert, dat men tevens radicaal is, met name op sociaal gebied. Zeker is, dat het Evangelie als zodanig, dus in theologische zin, radicaal is, maar het eist zeker- niet een politieke progressiviteit, die niet aangepast is aan de praktische mogelijkheden en de staat oppermachtig maakt. Om het maar eens heel concreet te zeggen: de richtlijnern van het Evangelie op dit gebied, culminerend in het gebod der naastenliefde, eisen niet een politiek als die van het kabinet-Cals, dat door de radicalen zozeer geprezen werd, maar dat binnen anderhalf jaar onze economie en financiën in de war stuurde, waardoor juist een goed beleid onmogelijk werd. Met andere woorden: de combinatie christelijk of evangelisch en radicaal is een zeer subjectieve begrippenassociatie, die als dwingende richtlijn moet worden afgewezen. Het is een ernstige dwaling radicale christenlen bijvoorbeeld te beschouwen als achttien-karaats en niet-radicale als veertien-karaats.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1967
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1967
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's