Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toch gelukkig

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toch gelukkig

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

51 „Helemaal niet erg hoor." Toch bedenkt zij wat vader en moeder zullen zeggen als ze gewaar worden dat Evert en zij Ja, wat is het eigenlijk, verkering? Zij weet zo ongeveer hoe moeder over het een en ander denkt. Moeder is de hoofdpersoon. Vader is rustiger, bezadigder. En als moeder zegt dat het in orde is, zal vader eens om zich heen kijken en met het hoofd knikken.

„We gaan maar eens terug", zegt Evert opeens. Hij ziet aan de zon dat het langzamerhand tijd voor de koeien gaat worden.

Al zei vader ook dat hij nu niets meer hoefde te doen, toch grijpt hij met melktijd onwillekeurig een melkemmer en kruipt onder de koe. Hij melkt graag en weet dat de anderen prijs stellen op zijn hulp. Vooral Dorus en Lies. Gedurende de terugtocht naar de haven wordt er weinig gesproken. Evert zit te vol om veel te zeggent Maar hij

denkt des te meer. Hij ziet zich schildersbaas, een eigen zaak. Dan eerst zal hij Jellie vragen of ze zijn vrouw wil worden, eerder niet. Toch zou hij wel eens willen weten hoe zij erover denkt. Maar het is nog te vroeg om daarover te praten. Hij mag geen overijlde dingen doen. Nu gevoelt hij zich de gelukkigste mens op de wereld en dit gevoel wil hij niet bederven. Wanneer zij, met elk een riem op de schouder, naar de schuur lopen zegt Jellie: „Ik ben eigenlijk begonnen. Evert!"

„Waar ben je aan begonnen?" „Over, ja hoe moet ik het zeggen?" „Ha, ik snap het al. Jij bent begonnen te praten over mijn werk en of me dat werk goed beviel. Toen haalde het ene woord het andere uit en nu hebben we "

„Verkering, wilde je zeggen? Wat is verkering?" „Wel, dat je met elkaar verkeert,

„Wel, dat je met elkaar verkeert, met elkaar omgaat zou ik zeggen!" Jellie lacht uitbundig. „Maar ik verkeer ook met Van de Linde en toch heb ik geen verkering met 'm. Stel je voor, een man van vijf en zestig!" „lic zou het niet kunnen verdragen. En ik kon het ook niet verkroppen dat je met Victor stond te praten." „Wist jij al lang dat die verkapte marsltramer een kunstschilder was? Waarom deed hij dat? Kunstschilders zijn wel nooit erg rijk, maar ik heb nog nooit gehoord dat ze voor marskramer speelden." „Toch moest Victor zijn kostje ophalen om te blijven leven. Het ging om een weddenschap, zie je? Maar zijn tijd schiet mooi op; hij en zijn vrienden mogen niet eerder bij elkaar komen of ze moeten elk een paar schilderstukken gemaakt hebben. Je hebt gezien dat hij Horizon schilderde. Maar hij heeft het vernield."

„Heeft hij dat prachtige stuk vernield?" „Toen ik zostraks even bij hem keek, was hij bezig met een nieuw te schetsen. Maar jij riep me en nu ben ik erg blij dat je me hebt geroepen." Hij trekt de schuurdeur open en zet de riem binnen. Ook Jellie plaatst de hare tegen de wand en dan voelt zij zich plotseling bij de schouders gegrepen.

„Mag mag ik je nou een zoen geven, Jellie?

HOOFDSTUK 14

Frankema loopt op een mooie zomeravond langs zijn huis. Vandaag zijn de schilders vertrokken. Hij is best tevreden. Woortman heeft prima werk geleverd. Nu moeten de hekken om de hoeve nog geverfd worden en ook de schuren krijgen een kwastje. Dat is het werk voor Evert. Inmiddels heeft Victor ook niet stilgezeten. Hij heeft het schilderij van de hoeve volgens zijn eigen mening tot een goed einde gebracht en wacht rustig de uitspraak van de jury af. Hij heeft niet lang hoeven te zoeken naar een tweede object. Halverwege het dorp heeft hij zijn ezel neergepoot en nu zit hij daar reeds langer dan een week te schetsen, verscheuren en opnieuw beginnen. Op dezelfde avond dat Frankema om zijn hoeve wandelt, staat Evert achter Victor te kijken. „Als ik het goed heb moet dit een landschap worden? Ik geloof dat je beter bent in gebouwen, Victor!"

„Je hebt gelijk. Maar dit woMt een soort van corpus deliciti, vriendje. Ik wil de lui tonen waar ik geleefd en gewerkt heb. Van mijn vriend uit Duitsland krijg ik iets te zien van het Zwarte Woud en die in België zit zal wat moeten tonen uit de Ardennen, het Steen in Antwerpen of iets anders." Nu laat hij het potlood, waarmee hij enkele lijnen heeft getrokken, tussen de vingers op en neer wippen en vraagt: „Is het nu ih orde tussen jullie. Evert?"

„In orde, wat bedoel je?" „Ach, zeur nou niet. Je weet best wat ik bedoel. Is Jellie nu je meisje?" Evert knikt. „Ja, wij hebben verkering."

Victor lacht hardop. „Wat zeg je dat plechtig. Maar ik feliciteer je hoor! En pas nu goed op dat de een of andere snaak haar jou niet ontfutselt."

„Daar ben ik helemaal niet bang voor", en hij balt de knokige vuisten. Victor ziet het en lacht. Maar dan ziet hij iets op de nagels van Evert zitten en nu kijkt hij weer ernstig. „Je hebt vandaag zeker met loodwit gewerkt! Gevaarlijk spul, joh. Loodvidt is erg giftig, wist je dat? Vroeger was het 'n heel karwei om loodwit te maken. Ze deden rollen lood in potten, met onderin een beetje azijn. Al die potten werden onder de grond gestopt en aangevuld met paardemest. Wist je dat?

„Nee, maar dat was voor mijn tijd. Ik heb Woortman horen zeggen dat ze het nu anders doen." „De electrolytische methode," knikt Victor.

„Ja, zo noemde hij het. Ze werken nu met een sodaoplossing en een anode."

„Zo is het, maar daarom blijft loodwit tóch giftig. Je moet je handen na gebruik goed wassen. En vooral nu, Evert!"

„Waarom, vooral nu?" „Omdat je een meisje 'hebt, daarom. Je moet nu 'n beetje meer op je uiterlijk gaan letten."

„Je maakt die sloot veel te breed, Victor. Het lijkt wel een kanaal." „Je moet een schets nooit als maatstaf nemen. Apropos, ik zie je tegenwoordig geregeld in de kerk!"

„Daar wordt al genoeg over kletst."

„Daar moet je je niets van aantü ken."

„Nee, maar toch is het wel eens' velend om het te horen. Piet, de t ste knecht bij ons, gaf me nog veeg uit de pan. Hij zei: „Je kunt> zien dat Evert een fijn meisje H Hij zit iedere zondag psalmen te z gen." De andere lachten er niet omdat zij ook naar de kerk gaan. maakte hem misschien wel 'n b* nijdig, want hij zei even later: „W deloze lui, die om een meisje naaf kerk lopen."

„En wat heb jij toen gezegd?" „Niks. Ik draaide hem de rug to toen zei hij niks meer." Nu laat Victor zijn potlood rP en hij kijkt Evert recht in de « „En gé je werkelijk niet om J^"' „Nee, ik ga uit eigen bewej kunt me geloven. Ik heb met do" gesproken toen we schilderwerk '"j pastorie hadden, 'k Heb hem toen loofd dat ik zou komen. En dat'i voor ik verkering met Jellie l^'^^^,,^ „Laat anderen zeggen wat ze w" Ieder moet z'n eigen straatje w'^, En denk niet dat jij de enige bent' wel eens 'n steek onder water " krijgt. Ik moet ook wel eens waf ken. Evert! Een van mijn vne", is atheïst. Een atheïst is iemand niet gelooft dat er een Opperwezen'

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 augustus 1967

Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's

Toch gelukkig

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 augustus 1967

Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's