Folklore En Taal 2
OVER DE SPELLING
In het nummer van 14 juli in het artikel over de Joden en de Israëlieten, the British Israel-Movement, heeft de zetter van dit laatste woord, dat beweging betekent, monimient gemaakt. Het slot van het artikel is ook niet goed gezet — er is een zin uitgevallen. Het kwam er op neer, dat de toestand in de w^ereld verre van rooskleurig is, maar dat in de zwaarste beproevingen de leden van de B.I.M. hun vertrouwen op de uiteindelijke goede uitslag behouden. En nu over de spelling der woorden, feitelijk het weergeven van de klanken, die men hoort, door lettertekens. Ons alfabet telt 26 letters, waarvan er 22 voor zuiver Nederlandse woorden gebruikt worden (de c, q, x en y vallen af). Als we nu voor iedere klank een eigen teken hadden, dan zou het mogelijk zijn fonetisch te schrijven, maar er zijn veel naeer klanken dan tekens. Zo hebben we b.v. geen teken voor de neusklank in bang, die we voorstellen door ng, voor de scherpe g, die we horen in lach (voorgesteld door ch), voor de zwakbetoonde klinker in moeder, die we op verschillende manieren schrijven (als e in de, als i in aardig, als ij in mogelijk). De tekens a, e, i, o, u zijn in gebruik voor de korte en gerekte klinkers (dag-dagen, men-menen, ritrite, pot-poten, mus-muren). Vroeger schreef men lange a als ae of ai (paert, hair), lange e als ei (heir), lange o als oi (oir, Oirschot). Voor de spelling zijn dus afspraken, regels nodig. Wie de oude schrijvers vergelijkt, ziet dat er nog al wat verschillen in spelling zijn. We gaan hier niet verder op in, wijzen er alleen op, dat men de spelling af en toe officieel vaststelde: zo werd in 1805 de spelling Siegenbeek ingevoerd; in 1863 kwamen De Vries en Te Winkel met een nieuwe regeling, die eerst bij 't onderwijs en later ook in de regeringsstukken werd toegepast. In 1902 werd de Vereniging tot vereenvoudiging der spelling volgens de regels van Kollewijn opgericht. Ze heeft heel wat strijd gevoerd om ze aanvaard te krijgen. Eerst in 1934 kwam minister Marchant met een vereenvoudigde spelling voor 't onderwijs. Na de tweede wereldoorlog werd er een commissie van Nederlanders en Belgen benoemd, die een regeling moest ontwerpen voor beide landen. En zo kregen we in 1947 de Spellingwet, die vaststelde, hoe bij het onderwijs en de examens en in alle officiële stukken de woorden gespeld moesten worden. In 1954 verscheen de Woordenlost der Nederlandse taal, het zogenaamde Groene Boekje. Meer dan 6000 woorden zijn er ift opgenomen, de werkwoorden met aanwijzingen voor de vervoeging en de zelfstandige naamwoorden met hun geslacht en meervoudsvorming. (±625 blz.). In 50 bladzijden vooraf worden de beginselen der Nederlandse spelling uiteengezet en de spelling der bastaardwoorden, de verdeling der woonden in lettergrepen, de spelling der tussenklanken (m en s), 't gebruik van koppel-, deel- en weglatingstekens en 't gebruik der hoofdletters opgenomen.
Toen in 1947 de nieuwe Spellingwet in het Staatsblad verscheen, leek er rust te komen aan het spelUng-front. Wel waren de voorvechters voor een nieuwe regeling niet geheel tevreden gesteld, wel bleven er nog onvervulde wensen (ik noem b.v. de dubbele spellingen ij-ei en au-ou), maar ze waren dankbaar voor het bereikte en de Vereniging voor de vereenvoudigde spelling werd ontbonden.
Ook de strijders voor het behoud van de oude schrijfwijze legden er het bijltje bijna allemaal bij neer. Voor het gehele onderwijs en in officiële stukken werd de nieuwe spelling verplicht gesteld; de kranten volgden en weldra ook de schrijvers van boeken, tijdschriften en de reclame.
Wel klaagden in 't begin de oudjes nog wel eens, dat de woorden zo kaal, zo koud waren, maar na een poosje merkten ze niet eens meer, of ze een boek in de oude of nieuwe spelling lazen. Inderdaad is het er op neer gekomen dat er in de woorden flink gesnoeid is; in de open lettergrepen geen verschil meer tussen e en ee ( beren naast beeren, helen naast heelen) — alleen de slot ee moest blijven, omdat de enkele e op 't eind ook de toonloze of liever zwak-beklemtoonde klank voorstelde: de, moede, vrede, enz.; in alle open lettergrepen een o, ook op 't eind, dus zo; de ch, die niet uitgesproken werd verviel, dus geen sch meer in mens, fles, tussen enz., geen verschil meer tussen trots en trotsch, enz.
Ondanks de op school er aan bestede tijd, ondanks het voortdurend raadplegen van woordenboeken, bleven vroeger de fouten tegen de spelling e-ee, o-oo, s-sch in kranten en boeken een ergernis, zoals nu nog die tegen de ei-ij spelling, getuige de signalering ervan door Praetvaria in Elsevier e.a., wie van de heftige tegenstanders van destijds wenst de oude toestand terug? Hetzelfde geldt voor de afschaffing van de verbuigings-n voor de mannelijke woorden in de derde en vierde naamval. De dienstbode hanteerde haren mannelijken bezem en de officier zijn vrouwelijke sabel. De leerlingen moesten de regels leren voor het mannelijk en vrouwelijk geslacht met hun vele uitzonderingen en het woordenboek gebruiken om te weten, of een woord de of den vereiste. Wie wenst de oude toestand ook hier nog terug? Een commissie van Nederlandse en Belgsiche deskundigen werd samenge steld om de leidraad en de woordenlijst voor de Nederlandse taal samen te stellen. Het zogenaamde groene boekje verscheen in 1954, waarin de regels werden voorgeschreven voor de schrijfwijze van het voomaamwoordelijk gebruik, het gebruik van tweedenaamvals vormen als der, dezer en zijner, de schrijfwijze van bastaardwoorden en de tussenklanken in samenstellingen, het gebruik van de koppel-, deel- en weglatingstekens en van de hoofdletters. Het groene boekje bracht wel enige
Het groene boekje bracht wel enige teleurstellingen voor de onderwijzers, maar dertien jaar lang heeft men er zich bij aangepast — de leerboeken, de kranten en tijdschriften hebben deze spelling aanvaard. Wel wordt er bijna elke dag gezondigd tegen de regels der voornaamwoordelijke aanduiding, b.v. Rotterdam en haaf havens, de gemeenteraad nam haar beslissing. Wel geeft de spelling nog-noch, ij-ei, au-ou en het gebruik der tussenletters n en s voor velen nog moeilijkheden. Er zijn op de scholen nog veel oefeningen nodig om de leerlingen zo af te leveren, dat ze de voorgeschreven spelling foutloos! schrijven. „De nieuwe spelling is een doordrijverij van de luie en gemakzuchtige schoolmeesters", meende destijds een tegenstander, een uiting van de slappe tijdgeest!
Het onderwijs in het zuiver spellen is noodzakelijk maar niet alleen het doel van 't taalonderwgs. Dit moet de leerlingen zo ver brengen, dat ze zich mondeling en schriftelijk kunnen uitdrukken in goed Nederlands en begrijpen wat anderen zeggen en schrijven (actieve en passieve taalbeheersing). Dan is er nog de eis, dat de leerlingen van het middelbaar en gymnasiaal onderwijs, van de kweekscholen voor de opleiding van onderwijzers en kleuteronderwijzeressen, dat ze op de hoogte zijn van de belangrijkste voortbrengselen en stromingen in de Nederlandse literatuur. Om aan die eisen te voldoen zou men voor de moedertaal op de lesroosters veel meer uren moeten uittrekken. Nu wordt het Nederlands beschouwd als een bijvak, waar je al gauw voldoende voor kan halen. Zo lang men aan de vreemde talen drie maal zoveel tijd besteedt als aan de eigen taal, zullen de resultaten bedroevend blijven. En nu de spelling! In de in 1954 uitgekomen Woorden
In de in 1954 uitgekomen Woordenlijst (het groene boekje) gaf de destijds ingestelde commissie ook regels voor de spelling der bastaardwoorden. Ze geeft van verscheidene woorden echter twee, soms drie of vier toelaatbare spellingen, waarvan de dik-gedrukte de voorkeur heeft. Ze gaf echter van een aantal woorden een dubbele voorkeurspelling, b.v. accoord naast akkoord, accent naast aksent, antiquiteit naast antikwiteit, caduc naast caduuk. Voor het onderwijs is echter één spelling gewenst. Er werd daarom aan een Nederlands-Belgische commissie opgedragen, een spelling van de bastaard woorden voor te stellen zonder keuzemogeiykheid. Nu was voor het onderwijs al vastgesteld, dat de dikgedrukte spelling zou gelden. Had de nieuwe commissie dus uit de dubbelvormen een keuze gemaakt, dan had men niets anders behoeven te doen dan in het groene boekje de afgewezen voorkeurspellingen te schrappen en aan de voorwaarde: een spelling zonder keuzemogelijkheid was voldaan. Natuurlijk had ze ook een keuze moeten doen in alle andere gevallen, waarin volgens de regels van 1954 twee opvattingen mogelijk waren.
(Wordt vervolgd). F. DEN EERZAMEN
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 juli 1967
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's