Meisjes in zee dragen
Zeeuwse wandelingen
ie stranden zijn weer dicht bevolkt geze vakantiemaand. Maar het oude Esvermaak van „in zee dragen" is Eens meer te beleven. Gelukkig Ir want het was een nogal ruw ver- Ik Vooral voor het „lijdend voorfc" in dit geval een jong meisje. Kn'dien kon het gevaarlijk worden nensenlevens kosten, zoals we straks len zien. leeds in de 14e eeuw droegen de
leeds in de 14e eeuw droegen de Bieden de hofdames een eind in het br. Tot aan de Franse tijd heeft dit [-met-meisjes bestaan. We zijn er ] nog maar ruim anderhalve eeuw I verlost.
^ heb ik hier voor me een afbeelding Ide „Batavische Arcadia" van Johan Heemskerck. Hierop zien we een geling met een meisje in zijn armen r het water plassen. De schrijver is helemaal niet enthousiast over. Hij Pt het geen vermaak voor fatsoenlijnensen, maar alleen een genot voor feschaafde lieden.
Wat zegt Cats ervan?
Jize Zeeuwse dichter Jacob Cats is Evenmin bijzonder over te spreken. Kjn „Spiegel van de oude en nieuwe ' zien we een plaatje met twee ezels \ met het onderschrift:
„Een ezel die vrijt, Die schopt of smijt".
lij wil hiermee zeggen, dat het nogal toegaat op de achtergrond, waar leen afbeelding zien van het in zee Ben en rollen door de duinen.
|Een ridder uit het Brittenland p^ing dwalen aan het Zeeuwse strand Hoe dat aldaar de jonge liên Èich gaan vermaken aan de zee Siet verre buiten Zierikzee..."
at zal dus wel in de Westhoek van puwen geweest zijn, in de buurt van nstede. Daar zal Jacob Cats, gebo- ; in Brouwershaven, het wel eens ben meegemaakt.
laat nu die zogenaamde Engelse er vertellen wat hij ziet.
|lk kwam eens treden op het strand, paar ik veel jonge lieden vond; : zag er zes of zeven paar, pe ene hier, de andere daar. laar bovenal zo was er twee Die gingen waardig naar de zee: len ieder had een jonge maagd |ie hij tot in het water draagt. , of de vrijster vreze kreeg, fa, schier van angst terneder zeeg, pk hem met bleke lippen bad, Sog ging hij dieper in het nat, rotdat het water werd gezien fot aan, ja boven hare kniên".
taal van Cats is eenvoudig, u zult 3eze regels dus wel begrepen heb- {hoe dit spelletje toeging. Maar
)Iog is 't niet genoeg gedaan... Jij goot het water hier en daar fot in haar schoon gekringeld haar, odat hetgeen eerst geestig stond leleek een natte waterhond".
^t moet je als meisje maar overko- . je mooi gekrulde haar op zo'n madoor zeewater behandeld te zien! ziet tranen in haar ogen. Omdat liet verder meer het water in kan gaat hij met haar terug naar het iid.
|dat ze zich in de zon kan drogen? j nee, het spel is nog niet uit. Ze een nieuwe „behandeling", nu idoor het water maar door zand.
„Maar straks zo loopt hij van het strand En trekt haar naar het mulle zand: Hij legt haar op een hoge duin En rolt dan van een steile kruin Tot onder in het lage dal. En daar eens weder even mal. Hij zout haar in het gulle zand En strooit het stof aan alle kant, Hij laat niet af, hoe dat ze wijkt. Zodat ze nauw een mens gelijkt".
Dat laatste kunnen we na het waterbad en deze zandbestuiving volkomen begrijpen!
Waarom dit vermaak?
Waarom dit vermaak? vraagt die verwonderd toekijkende Engelsman zich af. Is het meisje misschien door een dolle hond gebeten? Of heeft ze iets „miszeid", kwaad gesproken, waarvoor ze gestraft moet worden?
Niets hiervan. Deze vreemde manieren worden alleen door de vrijer gebruikt om het karakter van het meisje te leren kennen. Wordt ze gauw kwaad of vat ze alles van de luchtige kant op? Is ze gauw bang of is ze een meisje met haar op d'r tanden? Laten we nog even Cats citeren:
„Het is vermits hij daaruit ziet, Hoe zich een jonge vrijster geeft. Als hij zo zeldzaam met haar leeft. Of ze dan ook een jonkman viert Dan of ze luid en lelijk tiert, En of haar eertijds zoet gestel Verandert in een nors gezwel. En als het eens is uitgemald Dan let hij, hoe ze hem bevalt. En of hij verder dient te gaan, Dan of zijn vrijen heeft gedaan".
Deze laatste regel zou vast van toe- passing zijn als hij de meisjes van tegenwoordig zo durfde behandelen. Maar in de goede (?) oude tijd waren de zeden anders. De meisjes misschien ook wel.
De in Vlissingen geboren dichter Bellamy heeft in zijn „Roosje" dit volksvermaak beschreven, vermoedelijk aan het strand bij Domburg. Roosje wordt in zee gedragen door „een jongeling die haar 't meest beviel".
„Het meisje roept en bidt vergeefs; Hij gaat al fladderend voort: Het water spat, klotst en bruist, Dat hij haar nauwelijks hoort".
Steeds verder gaat hij met zijn lieve last het water in. Zo ver, dat de mensen op het strand het gevaarlijk vinden en vol schrik roepen:
„Genoeg, keer weer naar 't strand!" Maar — hij kan niet meer terugkeren.
„Mijn vrienden, helpt mij! Ach ik zink Hier in een draaikolk neer! Het meisje grijpt hem om de hals En zinkt met hem ter neer".
De vrienden kunnen niet helpen. Zwijgend verlaten ze het strand en gaan naar huis om daar de treurige boodschap over te brengen.
„Mijn God, is 't waar? Is Roosje dood? Ligt Roosje daar in zee? Zo gilt en klaagt een iedereen: De duinen gillen mee".
Dit tragisch verloop van het oude volksgebruik „in zee dragen" beschrijft Bellany in 1784. Van later tijd heb ik er niets meer over gelezen. Het schijnt verdwenen te zijn, ook uit Zeeland. Gelukkig maar, zou ik zeggen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 18 juli 1967
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's