Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toch gelukking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toch gelukking

• Brvolgvebhaal

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Copyright: J. J. Groen en ZoiHt N.V., Leiden

47

De auto stopt en de inzittende draait het raampje omlaag. Het vollemaansgezicht dat vriendelijk lachend naar buiten kijkt is van niemand anders dan van hereboer Gerrit Paasman. „Goede morgen, mijnheer Paasman! Hoe vaart u?"

„Uitstekend, vriend Victor van Everdingen! Het zal mij een groot genoegen zijn wanneer ik enige tijd van jouw eminent gezelschap zou mogen genieten. Vermoedelijk ben je op de terugweg. Stap in, dan breng ik je naar je home".

„Gaarne, mijnheer Paasman. Ik kom langzamerhand tot het inzicht dat ik mijn kostbare tijd loop te verbeuzelen".

Paasman lacht maar eens. „Toen ik jouw leeftijd had, wandelde ik ook. Maar dan achter drie of vier paarden die de ploeg trokken. En als ik niet ploegde, wandelde ik in gebogen houding achter een zeis aan, waarde vriend Een maaimachine was toen nog een zeldzaamheid. Wij maaiden bunders en nog eens bunders met de zeis. Maar ik ben modern genoeg om toe te geven dat het mij verheugt dat die tijd voorbij is. Ga maar naast rne zitten, Victor. Je bewandelde zojuist een gevaarlijke weg midden op straat. Diep in gedachten veronderstel ik?"

„Ik dacht aan Evert Frankema. Wist u dat hij schilder is? Ik had het behoorlijk met hem aan de stok. Een driftig mannetje, die neef van u".

„Er zit gal in die jongen, Victor. Maar hij heeft een sterke neiging om aan een minderwaardigheidscomplex te gaan lijden".

„Dat heb ik ook gemerkt, mijnheer Paasman. En daarom is het goed, geen medelijden te tonen als men met hem in aanraking komt".

De wagen rijdt nu op de grote verkeersweg.

„Sta je nog steeds op dezelfde plaats?" Victor knikt. Zijn hand gaat naar de kruk van het portier, terwijl Paasman zijn wagen laat uitrijden naar de parkeerplaats.

„Mijn hartelijke dank, mijnheer Paasman en tot wederdienst bereid". Hij werkt zijn lange benen naar buiten en slaat het portier dicht. Het raampje is nog open en Paasman leunt naar hem over.

„Wanneer wij elkaar de volgende maal ontmoeten gaan wij nog eens babbelen over het kleine meningsverschil dat nog steeds tussen ons bestaat, Victor".

Deze lacht en zegt: „Het meningsverschil dat onder het motto: „Kunst is geen dienstmaagd van zedelijkheid en religie", door ons zal worden behandeld. Goede reis mijnheer Paasman, en wel thuis".

Nog even kijkt hij de wegrijdende auto na en loopt dan recht naar een dichte groep eikenhakhout. Even later is hij verdwenen. De torenklok van Weerdam laat

De torenklok van Weerdam laat twaalf slagen horen. Heel het dorp hoort het, dus ook Evert Frankema. Hij is juist uit de pastorie teruggekeerd en nu het schaftuur is aangebroken schuift hij de overall over zijn schoenen. De gewoonte om deze, waneer hij naar huis gaat, aan te houden had moeder hem verleerd. Aan zo'n overall zit allicht verf en zij is bang dat Evert haar stoelen ermee zal besmeuren. Zijn drie collega's zijn van de pastorie naar huis gegaan. Hij wenst Woortman, die een pot glansverf staat klaar te maken, smakelijk eten toe en vertrekt. Er is weer heel wat gebeurd om over te piekeren. En hij weet niet wat hem het meeste dwars zit. Zijn onenigheid met Victor of de belofte aan dominé om zondag naar de kerk te gaan, óf de ruzie met Piet, vanmorgen in de keuken van de pastorie. Maar er kan gebeuren wat wil, te laat komen doet hij nooit weer. De baas nam het nogal kalm op, toen hij zei dat Victor zou gaan verven aan Horizon. Hij begint er hoe langer hoe minder van te snappen. Dominé kent hem ook al. Vonk kent hem, oom Gerrit ook. En allemaal doen ze geheimzinnig. Zo, hij is er zowat. Hé, wat is daar te doen? Het lijkt wel of ze op het weidepad ergens mee bezig zijn. De lui van het electrisch licht? Nee, zover zijn die nog niet. Over twee weken leggen ze de kabel van de boerderij naar het huis van Buter. Nieuwsgierig naar wat daar op de

Nieuwsgierig naar wat daar op de weide gaande is, fietst hij vlug naar de schuur en stapt af. De afstand van Horizon naar de woning van de Buters bedraagt ongeveer honderdvijftig meter. Halverwege houdt zich een kleine groep mensen op.

Nu hij hen nadert herkent hij Buter en Geert. Zij staan ergens naar te kijken. De derde persoon buigt zich voorover en richt zich weer op. En dan valt de mond van Evert open van verbazing. Daar zit Victor...! Hij zit achter een schildersezel en in zijn ene hand houdt hij een palet. Verbijsterd staart Evert er naar. Hij bevochtigt zijn lippen en doet vruchteloze pogingen om iets te zeggen. Opeens wordt alles helder voor hem. Nu begrijpt hij waarom Victor van die onbegrijpelijke gesprekken met oom Gerrit had. Nu snapt hij ook waarom die spraak van hem zo vreemd was. Niet plat, maar grootsteeds. Nu kan hij zijn eigen verwondering verklaren over het feit dat die hele marskramerij en die voddenhandel maar een wassen neus waren geweest. Maar toch blijft er nog iets over dat de geheimzinnigheid, waarmee deze man te werk gaat, nog niet helemaal ontsluierd. En die vraag kan in slechts één woord gesteld worden. Het woordje „waarom". Waarom zwierf Victor hier als een armoedzaaier rond? Waarom vertelde hij dat hij sliep bij de boeren in het hooi? Doch één ding is zo helder als glas.

Victor had gezegd dat hij Horizon zou schilderen. Daar is hij nu mee bezig. Al langer dan drie minuten zit Victor de jongen aan te kijken. Zijn ogen twinkelen van vrolijkheid en het blijkt wel dat hij zit te wachten tot Evert iets zal gaan zeggen. Diens aandacht is uiterlijk bij het schilderstuk. Maar in zijn hoofd tollen de gedachten in ordeloos krioelen dooreen.

Victor geeft het op, Evert nog langer aan te kijken. Hij mixt een paar verfspatjes en brengt het fragiel penseeltje naar het doek. In stille eerbied staan Buter en Geert toe te kijken. Zij zien dat de hoeve vorm krijgt. De bomen krijgen diepere kleuren en heel langzaam krijgt alles een scherpere omlij- ;iing.

„Dus jij bent KUNSTSCHILDER!" Hij schreeuwt het laatste woord eruit, i Ziet niet dat de twee andere toeschouwers hem onthutst aanstaren.

„Je opmerkingsgave is verwor klinkt het spottend uit Victoi= „Heb ik ooit gezegd dat ik 1' was?"

„Ik noem het bedrog", is he wende antwoord.

„Had je liever gezien dat ik n'. ladder stond en bezig was jullie n de verf te zetten?"

„Je had het gerust mogen pre* mannetje. Wij, als personeel van' man, hadden daar wel een stot gestoken". Victor knikt toegeeflijk. „Naft'

Victor knikt toegeeflijk. „Naft' iegen vier man had ik het moeWJ leggen. Maar kijk eens naar de st' Je moeder heeft al drie keer g<" Ik zou maar vlug gaan eten, ande' je straks weer te laat op je werK „Dat weet jij dus ook al? Ik * Hij voleindigt de zin niet, ma^'

Hij voleindigt de zin niet, ma^' op een draf weg. Door twee vei»' mannen wordt hij nagekeken, > Victor glimlacht weer.

HOOFDSTUK 13

„Ik ben erg over je tevreden. • Daarom geef ik je vijf gulden En als je zo voortgaat zul je e0' vakman worden".

(Wordt vefi

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 18 juli 1967

Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's

Toch gelukking

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 18 juli 1967

Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's