UIT HET KIJKVENSTER
kiin nog niet uitgepraat over Kla- re Wi, het geschrift van de Herv. sj'- node dat handelt over „Geschiedenis, geheim en gezag van de Bijbel". Uiteraard kunnen we niet bij alle details uitvoerig stilstaan, het gaat ons om eest en hoofdzaak. Vorige week heb- ben we gezien dat in dit boek met zoveel nadruk werd gesteld dat de Bijbel iGods Woord is, maar ook dat deze op zichzelf verheugende belijdenis toch op een bepaalde manier wordt geinterpre- teerd. Met de tekst uit 2 Tim. 3 : 16 (althans zoals deze door de Staten Vertaling is verklaard) hebben de samenstellers van het geschrift kennelijk moeite gehad. Van een inspiratieleer zoals die zich na de Reformatie heeft 'ontwikkeld willen ze weinig of niets weten. Voor de meer vrije opvatting van de inspiratie zoeken ze dan steun ]j Calvijn en de andere reformatoren, naar ik meen ten onrechte. Calvijn
heeft wel degelijk de inspiratie van de j Heilige Schrift geleerd. Men raadplege slechts zijn commentaar op bovengenoemde tekst. Maar het is uit de aard der zaak al
Maar het is uit de aard der zaak altijd aantrekkelijk zich op Calvijn te kunnen beroepen, of althans te menen dat men Calvijn aan z'n zijde heeft. De tijd na Calvijn komt er dan steeds minder gunstig af. De schrijvers van Klare Wijn geven wel toe dat door de latere orthodoxie „prediking en kerkelijk leven zeer zijn gediend", maar dat neemt toch niet weg dat ze grote bezwaren hebben tegen de orthodoxe inspiratieleer. Ook hier vinden we weer de valse beschuldiging dat sommige van deze ;en een „mechanische inspiratie" hebben voorgestaan, d.w.z. de ichriivers zouden willoze werktuigen zijn geweest in de hand van de Heilige Geest, en ze zouden als het ware zelf nauwelijks hebben geweten wat ze neerschreven. Een dergelijke opvatting van de inspiratie zal men bij de Gereformeerde theologen tevergeefs zoeken, ;ens vindt men haar bij een enkele ger van Luther. De Gerefor- ;e orthodoxie is nooit verder gegaan dan de „organische inspiratie", d.w.z. de Heilige Geest heeft Zich van de Bijbelschrijvers bediend als organen, waarbij echter het persoonlijke behouden bleef. Om het klassieke voorbeeld maar weer te gebruiken; de deftige Jesaja is een geheel andere figuur dan de veeherder Amos uit Thekoa.
•A- -k ^TOii is het opvallend, dat Klare Wijn
^TOii is het opvallend, dat Klare Wijn enerzijds zo negatief spreekt over de • inspiratie van de Heilige Schrift en anderzijds zoveel waardering weet op te brengen voor de bijbelkritiek. Weliswaar vinden ze dat de historisch-kriti- sche methode van Bijbelonderzoek veel te ver is gegaan, en ook dat ze niet wetenschappelijk genoeg te werk ging, maar de resultaten van deze methode worden toch met dankbaarheid aanvaard. Maar dat mensen met een verdorven verstand (daarin vormen de mannen van het historisch-kritisch onderzoek toch geen uitzondering op de regel?) zich over de Schrift hebben gebogen om te zien wat er nu eigenlijk van God was en wat niet, dat vindt Klare Wijn blijkbaar de gewoonste zaak ter wereld. En dat de resultaten van dat onderzoek hebben geleid tot verwoesting van Gods kerk, dat zien ze blijkbaar niet, óf... dat willen ze liever niet zien^Het is voor Klare Wijn altijd nog een-groter kwaad te geloven dat de H.S. geïnspireerd is.
Ik schrijf dit wellicht'wat bitter neer, maar het bedroeft me meer dan ik zeggen kan, dat mensen die aan de ene zijde zo duidelijk stellen dat de Bijbel Gods Woord is, aan de andere kant zoraardering hebben voor diegenen ^j||b|raarder I^^^Ht Woord op alle mogelijke maniem hun klein-menselijke en vaak ^^^E>i^
ook klein-burgerlijke kritiek hebben onderworpen. Voor degene die de Bijbel als het
Voor degene die de Bijbel als het Woord van God wenst te zien, is de Schriftkritiek zonder meer onaanvaardbaar. Dat hadden we duidelijk gesteld willen zien in een geschrift dat recht wil doen aan het Woord van God. Al zouden dan de resultaten van dat kritische Bijbelonderzoek nóg zo goed zijn (wat overigens zéér de vraag is...), dan nóg is het uitgangspunt onjuist. Het gaat om de juiste Schriftbeschouwing. Is de Schrift als geheel Gods Woord of niet. Zo ja, dan kan ze nooit voorwerp van onze wetenschappelijke kritiek zijn. Zo nee, dan had de commissie die liet geschrift samenstelde zich eigenlijk beter de moeite kunnen sparen.
Deze grote bezwaren tegen het geschrift nemen niet weg dat we voor sommige passages in het boek ook grote waardering hebben, vooral wat betreft de verklaring van de zogenaamde „sleutelwoorden". En wanneer we dan dit boek vergelijken met „De leer aangaande de Heilige Schrift" dat in 1953 verscheen, dan kupnen we zonder meer van vooruitgang spreken. Het gezag van de HeUige Schrift is in veertien jaar tijds bepaald gestegen en daarover kunnen we ons alleen maar verheugen. Ook al hadden we in menig opzicht graag verder willen gaan. Maar wie weet gebeurt dat in een volgende publicatie...
Waarnemer.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juni 1967
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's