Folklore En Taal
Toen ik van 1 mei 1897 tot 19 april 1901 aan de Rijksnormaallessen te Sommelsdijk werd opgeleid, moest ik een nacht per week in Flakkee overblijven. Ik logeerde bij de winkelier Hans Boeser op de Westdijk over de trap naar de Krak. Een paar huizen er vandaan woonde de Joodse slager Gazan, als zodanig algemeen geacht en gewaardeerd. Hij had een groot aantal goede klanten, die wisten, dat men bij hem altijd goed vlees kreeg. In die tijd waren er nog geen ijskasten en bij Gazan, die op zaterdagavond na de sabbat nog een beest slachtte konden de liefhebbers 's zondags vers vlees op tafel hebben van ritueel geslachte runderen.
Enkele malen heb ik naar het werk daar gekeken. Volgens Lev. 11 mogen de Joden alleen van de grote dieren eten, die in tweeën gespleten hoeven hebben en herkauwen, dus runderen, schapen en geiten. Uitdrukkelijk wordt er in Lev. 17 op gewezen, dat er geen bloed in het vlees mag achterblijven en de Joden alleen van gezonde dieren, dus Kousjere, mogen eten. De rabbi komt de dieren keuren op t.b.c. en andere verborgen ziekten.
Ik zag daar, hoe het te slachten rund in de hal werd gebracht en stevig aan de poten gebonden omver werd getrokken met de keel over een put in 't midden. Met een haarscherpe vlijm sneed de rabbi het dier de nek af. Het bloed spoot in de put en bleef net zo lang vloeien als het rund, steeds zwakker, bleef ademen; daarna werd het nog goed uitgedrukt. Het werd gevild en opgehangen, de rabbi sneed het open en onderzocht vooral de nieren en 't hart. Als alles in orde was, dan mochten de Joden er van eten, zo niet dan was het vlees alleen voor de niet-joodse klanten. Het hele gezin, ook de oude moeder, was bij 't slachten tegenwoordig. Van één maart 1902 tot één december 1905 was ik onderwijzer aan de O. L.S. iri Middelharnis en woonde op het Zandpad. In mijn klas zaten twee Joodse leerlingen, Leo Haagens van de manufacturier op de Westdijk en Jacques Hartogs van de kleine donkere goudsmid. Het waren beiden pientere knapen, waarvan de laatste dokter is geworden. 's Zaterdags, hun sabbat, bleven ze
's Zaterdags, hun sabbat, bleven ze weg, ook op de Joodse feestdagen. Dan gingen ze met hun vaders naar de Joodse kerk, de sjoel, op het Zandpad. De voorganger, rabbi of gazan genoemd, woonde er naast. Dat was destijds dhr. Slager, die in een schoollokaal in zijn woning de Joodse kinderen onderwees in het Hebreeuws en de Thora. Enkele keren ben ik wel eens in de Joodse kerk geweest. Men mocht hun dienst bijwonen mits men zich gedekt hield, dus de hoed of pet op. De uitdrukking: Houd je maar gedekt wordt algemeen gebruikt om iemand tot kalmte te raden. De Joden gingen ter kerke in 't zwart met de hoge hoed op, hun vrouwen kwamen alleen op enkele bijzondere dagen in 't gebouw. Ook zij waren op de sabbath stemmig in 't zwart ge- , kleed. De Joodse bevolking vormde op 't
De Joodse bevolking vormde op 't eiland een door ieder gerespecteerde groep; de meesten strekten hun werkzaamheden uit over 't gehele eiland, zoals ik in mijn vorig artikel al meedeelde. Van anti-semitisme was feitelijk geen sprake. Iedereen was diep begaan met het wrede lot, dat de bezetters hen in de laatste oorlog heeft doen ondergaan. Des te pijnlijker heeft het velen getroffen, dat er van hun kerk al zo gauw een cafetaria gemaakt is. Juffrouw Rood in Apeldoorn schreef me, hoe verontwaardigd ze nog altijd is over de afwikkeling, de liquidatie van de Joodse bezittingeij, door de destijds aangewezen zaakwaarnemer. Wie in zijn herinnering de Joden nog kan terugroepen, de deftige heer Schooning met zijn dochters, waarvan er een de tweede vrouw is geworden van dhr. Slager, de beide goudsmeden Hartogs, de manifacturier Haagens, de drukdoende Polakken met hun ongelukkige
zoon Abram, Rood de pettenmaker, de Gazans en Hammelburgs en de gebroeders de Haas, die vraagt zich nog af, hoe is het mogelijk geweest, dat al die nijvere burgers zo wreed uit de gemeenschap zijn uitgesneden.
Als je vroeger als vreemdeling in Menheersen en Sommerdiek kwam wonen, werd je niet gemakkelijk in de dorpsgemeenschap opgenomen. Mis - schien is het nu anders, maar eertijds vormden de ingekomenen hun eigen groepen. De sociëteit bij Spee werd hoofdzakelijk door vreemden bezocht. Ik ging om met een paar onderwijzers in Middelharnis en Sommelsdijk, met de klerk van de ontvanger en de postambtenaar Herman de Vries. De Joodse familie De Vries woonde op 't Zandpad — hun oudste dochter was getrouwd met David de Haas en had twee kinderen bij hem. Na haar overlijden hertrouwde hij met de jongste zuster, die al spoedig met de beide kinderen naar Utrecht vertrok zonder in een echtscheiding toe te stemmen. Door zoon Herman kwam ik meerma
Door zoon Herman kwam ik meermalen in het Joodse millieu van de familie De Vries, die zich streng aan de oude voorschriften hield. De sabbat werd er zo streng in acht genomen, dat geen der gezinsleden enig werk verrichtte en zelfs 's avonds een buurvrouw de lamp moest komen aansteken. Ze vierden de Joodse feestdagen als Pasen, Grote Verzoendag, 't Loofhuttenfeest zoals de vaderen van ouds. Zo zaten ze bij het laatste onder groene takken buiten in hun tuintje. De vader las de gebeden en vertelde in 't gezin de oude geschiedenissen van de Uittocht uit Egypte, over de mislukking van Hamans boze plannen in het boek Ester enz. Ik zal het hierbij laten en alleen de hoop uitspreken, dat het de boze machten, die het op de volkomen vernietiging van de Israëlieten in Palestina toegelegd hebben, niet zal gelukken hun doel te bereiken. Dat het geteisterde volk eindelijk in vrede zal mogen leven en werken. F. den Eerzamen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juni 1967
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's