Ditjes en Datjes
Iedereen leeft mede, Met het wel en wee. Van dat kleine landje, Waar het woordje „vree", Niet kan uitgesproken. Of vol heimwee dan, Omdat men die natie. Maar niet hebben kan. Jaloezie speelt parten. Bij die volken daar. Toch is men met Iraël, Niet zo spoedig klaar. Het is klein maar dapper, Heeft een leeuwenhart. Juist dat maakt de toestand. Ginder zo verward. Nasser was er werkelijk, Als de kippen bij. En dit is het einde: Lijdende partij. k- ir
k- ir Wie kent al de borden, Nodig voor 't verkeer?. Wie telt al die horden, Dagelijks in de weer, Om ze te negeren, Doen of z[ er niet zijn? 't Aantal overtreders. Dat is lang niet klein. Er wordt heel wat boete, Daglijks opgelegd. Dat is voor de schatkist, Ook nog niet zo slecht. Maar het moest bij voorbaat, Glad niet nodig zijn. Want voor twee partijen. Is dat geld niet fijn. Als het eens kon spreken. Wel, het zei gewis, Dat er voor zeer velen, Veel te leren is. En dat er al rijdend. Veel dient afgeleerd. Ondaniks veel verkeersles, Gaat het vaak verkeerd. ^ -k
Ze stalen en roofden, 't Ging alles zo vlot. Ze dachten totaal niet Aan cel of cachot. Politie vermiste, Een dienstpak zowaar. Ze dachten: Nu zijn we Van zessen wel klaar. Zo'n uniform immers, Doet wonderen dan, , Wijl men voor agent dus Ook wel spelen kan. Ze roofden en stalen, Nog meer dan weleer. En dit is het einde: Nou doen ze 't niet meer. Ze werden gegrepen, 't Ging alles zo vlot. Nu dragen ze 't pakje. Dat past bij 't cachot!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 juni 1967
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's