Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In het zicht van de Lange Jan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In het zicht van de Lange Jan

Een dorpskind in de stad De stad wordt oud De koers kwijtgeraakt

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als je als kind van je kleine dorpje voor het eerst in de stad Middelburg kwam, maakte die stad een grootse indruk op je. En later telkens weer, wanneer je in de hoofdstad van Zeeland kwam. Het was een gewaarwording, die je moeilijk in woorden kon uitdrukken.

Als schoolkind keek je je ogen uit als je in de stad kwam. Alle dingen waren veel anders: de huizen zo groot, dat je je hoofd in je nek moest leggen om naar de bovenste rand van de goot te kijken. Die randen waren zo mooi bewerirt en je raakte niet uitgekeken. Van ver had je de Nieuwe Kerk gezien met de machtige toren, maar als je bij die kerk stond en onder de Lange Jan, wat voelde je je dan nietig, bij die grote bouwwerken. De kleine torentjes van de Abdijgebouwen werden, bij het naderbij komen, haast zo groot als het dorpstorentje, dat je ook al aardig hoog vond. En dan kwam je in de rust van het Abdijplein. Die stilte viel zo maar op je neer en je voelde je wel een paar honderd jaren terug gezet in de historie.

Wanneer je later weer eens over het Abdijplein liep, was die rust zo intens niet meer. Hoe is het in de wereld mogelijk, dat er fietsen, brommers en auto's mogen rijden! Moge we dan helemaal geen stil plekje meer hebben in onze rumoerige tijd? Moeten we nu overal maar die smerige uitlaatgassen ruiken van het gemotoriseerd verkeer? Het zal niet anders kunnen. Dat zegt men tegenwoordig maar en zo worden de dingen, die zoveel waarde hebben, opgeruimd. Ik lees daar dat ze de bomen op de Balans met de fontein ook willen vellen; ik bedoel die mooie beukebomen, die zo'n mooi hoekje vormen bij de ingang van het Abdijplein. Misschien zal daar nog wel tegenop gekomen worden; er zijn toch nog wel mensen, die vast zitten aan de oude herinneringen. In theorie wel, maar de praktijk is zo vaak anders. Voor het parkeren van auto's doet men al veel, want met die auto's is in de stad geen land te bezeilen.

Als kind zie je de dingen anders dan wanneer je volwassen bent geworden. Vroeger ging je met je vader en moeder naar de stad en je had ogen en oren te kort. Je bleef al staan luisteren naar een groenteman, die op een aardig wijsje zijn waren presenteerde; naar Arnemuidse vrouwen, die met hoge stemmen riepen dat er scharretjes te koop waren bij haar. Ziilke dingen hoorde je nooit op je dorp; daar was niet eens een groenteman, want ieder at zijn groente uit eigen tuin. En de visvrouwen kwamen op de dorpen alleen bij de gegoede stand en zij hadden niet te roepen, want ze gingen naar de vaste klanten, die elke week opnieuw vis uit Arnemuiden moesten hebben. En dan het klokkenspel! Dat was er

En dan het klokkenspel! Dat was er op het dorp ook niet bij. De klok van het dorpstorentje sloeg trouw zijn slagen, naar gelang de tijd aangaf en als het half uur was, hoorde je maar één slag. In de stad was het anders: eerst klingelden de klokken een leuk wijsje en dan kwamen traag de zware slagen vallen, ook bij half; dan sloeg het (voor een kind althans) ook héél.

En nu, nu je wat ouder bent geworden, hoor je dat deze stad, die zo'n geweldige indruk op je maakte, als je kind was, een stad is van een eeuwenoude leeftijd: 750 jaar! Je krijgt nu lektuur van de jarige stad onder ogen, je ziet plaatwerk, oude foto's en oude landkaarten en door dit alles ga je nog meer belang stellen in alles wat je omringt. Wat wist je er toch een klein beetje van af, denk je dan, en de eeuwen van vroeger komen terug en je ziet in je gedachten de mensen leven in de straten van de stad. Al het rumoer van het daverend verkeer denk je weg en het is ineens anders geworden. Bij de pakhuizen is het een drukke bedoening van laden en lossen en schepen varen af en aan met allerhande koopwaar. En op het stille Abdijplein zie je kinderen spelen; kinderen, die geboren zijn in Middelburg en die tot volwassenheid zijn gekomen, als ze in de prille jeugd niet stierven, en die hun leven hebben geleefd, honderden jaren geleden. Zij zijn niet meer. Ieder krijgt een korte of langere tijd, dat hij of zij een plaats op aarde heeft gekregen, maar het is alles voor een bepaalde tijd. Zij zijn niet meer en hun namen zijn vergeten.

Nu zie je ze spelen, dezelfde spelletjes van nu: zij tollen en hoepelen, ze lopen op stelten of spelen blindemannetje, ze laten een vlieger op of rijden op een stokpaardje. Het zijn kinderen zoals we nu onze kinderen zien: ze springen precies eender touwtje zoals de meisjes van nu. Eén spel van onze tijd mis ik, het voetballen. Dat spel is niet speciaal hollands; het is overgewaaid uit Engeland, heb ik me wel eens wijs laten maken. Vandaar ook de engelse namen, die bij het voetbalspel gebruikt worden.

Vanuit Engeland is dat spel over heel de wereld geraakt en het heeft zo'n opgang gemaakt, dat grote mensen het gingen spelen; dat grote mensen een vroegertje nemen om het spel te volgen op de t.v.; dat 's maandags de kranten vol staan met uitslagen en foto's; dat er na een bijzondere match (daar heb je zo'n engels woord) haast over niets anders gesproken wordt tijdens het werk en bij het koffiedrinken. Onze wereld is bezeten van voetbal en er zijn kinderen, die er ziek van zijn; die niets anders wensen dan een beroemde voetvalier te worden; die hun schoolwerk ervoor aan d'r laars lappen. Ik bekijk een plaat uit de 17e eeuw,

Ik bekijk een plaat uit de 17e eeuw, waarop kinderspelen zijn afgebeeld op het oude Abdijplein. Wij zijn nu over de helft van de 20e eeuw, maar ik kan toch niet zeggen, dat we vooruit zijn gegaan, met al onze uitvindingen en knapheid.-De-meeste mensen leven ver van God en dat is zo erg. Deden ze dat dan in die vorige eeuwen niet? Ook toen waren er mensen, die zonder God en gebod leefden, maar velen lieten hun plaats 's zondags niet leeg staan in de kerk.

Als we op de onkerkelijkheid zien en op het uitleven van de mensen, dan moeten we zeggen, dat we de koers zijn kwijt geraakt. Zwerver.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juni 1967

Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's

In het zicht van de Lange Jan

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juni 1967

Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's