Het lot der lakkeese Joden
1940 - 1945
[et totale aantal Joodse burgers, dat fonze lijsten is opgenomen, bedraagt Middelharnis 38, voor Sommels- ,„ 10, voor Dirksland 8 en voor Oude -jnge 7, samen dus 63; met mevr. Vroegmdewey-Haagens te Dirksland meegerekend dus 64. Dit aantal klopt niet met de Joodse statistiek van 1 jan. 1941, die we in het eerste artikel vermeldden, n.1. 69. De oorzaak van het _verschil hebben we niet kunnen ontkken. Het is mogelijk, dat deze telfe, die geen officiële was, onjuist is geweest.
Van de 62 weggevoerden zijn er in Auschwitz 35 omgekomen, dus ruim de helft; in Sobibor 13, in Mauthausen, ight, Midden-Europa en Silezië elk 1, Birkenau 3; ondergedoken zijn er 7, Rn .„R wie mevr. Hartogs-Haagens in haar onderdulkperiode te Arnhem is overleden. De andere 6 hebben de oorlog irleefd.
Voorzover het ons gelukt is omtrent op de lijsten voorkomende personen nadere bijzonderheden te verkrijwat betreft hun lot na de wegvoe- _ uit hun woonplaats willen we deze ;evens gaarne doorgeven.
iTelen zullen vermoedelijk willen wen, hoe het met Abraham Polak te Iddelharnis is gegaan. Iedereen kende ; met zijn broer Moos was hij steeds pad door Flakkee met hun handelsaar. Geestelijk was hij gestoord en hij zal van de omstandigheden van die tijd niets begrepen hebben. Op 3 oktober 1941 is hij naar Rotterdam gebracht en tvandaar naar het bekende gesticht „Het peldoornse Bos" in Apeldoorn, een inchtmg voor Joodse geesteszieken. Zoals we in de vorige serie hebben vermeld, is dit gesticht in de nacht van 21 op 22 januari 1943 door de Duitsers ontruimd en de meer dan duizend ongelukkigen werden in een trein van 40 goederen- of beestenwagens geladen. Deze trein is drie dagen later, op 25 januari aangekomen in Birkenau (vlak bij Auschwitz). De overlijdensakte van Abram Polak is in Apeldoorn opgemaakt en daaruit blijkt, dat hij op die 25e januari in Birkenau is overleden, d.w.z. door de Duitsers tegeljjk met alle anderen vergast.
Elias Hartogs, eigenaar van de gouden zilverwinkel op het Zandpad in Middelharnis, werd op 71-jarige leeftijd met zijn (tweede) vrouw Adriana Haagens de derde november 1942 uit Middelharnis weggevoerd naar Amsterdam. Daar zagen beiden kans een onderduikadres te krijgen in Gelderland. Op 19 december 1943 is zijn vrouw aan een ziekte overleden. Het stoffelijk overschot moest voorlopig in de tuin begraven worden, daar een legale begrafenis uiteraard niet mogelijk was. Dhr. Hartogs zelf heeft de oorlog overleefd. Op 18 juni 1945 was hij weer terug in zijn woonplaats. Schrijver dezes heeft hem toen in Middelharnis gesproken. Hij vertelde zijn belevenissen in de oorlog, ook wat er met zijn zoon Max ~'as gebeurd. Nog drie jaar heeft hij er iwoond en daarna ging hij naar Amlerdam in een bejaardentehuis, waar op 26 december 1949 is overleden.
Zijn zoon Marcus Salomon Hartogs "ax) is tweemaal gehuwd geweest. Uit :t eerste huwelijk zijn twee kinderen _ iboren, een meisje en een jongen, Carolina en Elias. Het liep echter op een scheiding uit. Zijn vrouw ging met de kinderen terug naar haar ouders in Rotterdam en is nog vóór de oorlog hertrouwd met een protestantse man in België. Daar heeft zij met de kinderen de oorlog, overleefd. Intussen was Max voor de tweede maal getrouwd, nu met Helena Eleonore Kooperberg. Op 3 november 1942 werden vrijwel alle Joden, die nog in Middelharnis waren, opgehaald en op een vijftal na naar Amsterdam gebracht.
Deze vijf waren ziek, hadden goede doktersattesten en mochten naar het ziekenhuis in Dirksland. Onder hen was ook Max Hartogs. Volgens de gegevens van de Dirkslandse bevolkingsadministratie is zijn vrouw enkele weken later, op 25 november, met onbekende bestemming weggevoerd. Deze vijf zieken — behalve Hartogs ook de 91-jarige Salomon Gazan, zijn 81-jarige vrouw Sebilla Levi, hun dochter Roosje en mej. D. Rood — waarbij ook nog gekomen was mevr. Gazan-Meuleman (zie de lijst van Dirksland) werden op 1 lebruari 1943 volgens de secretarie of op 20 januari (de dag na de geboorte van prinses Margriet in Canada) volgens mej. Rood deze zes met ziekenauto's van de G.G.D. uit Rotterdam overgebracht naar het Nederlands Israelietisch Ziekenhuis in Amsterdam. Hartogs slaagde erin een vals persoonsbewijs en een onderduikadres te krijgen maar helaas werd hij juist de avond voor hij daarheen zou vertrekken, opgehaald om naar Westerbork te gaan (mededeling van zijn vader na de oorlog aan schr. dezes). In Amsterdam of in Westerbork heeft hij zijn vrouw weer ontmoet; beiden werden met de trein van 23 maart 1943 uit Westerbork afgevoerd en zijn reeds op 26 maart in Sobibor omgekomen.
Wat de familie Haagens betreft, de oudste van de broers en zusters was Adriana, gehuwd met Elias Hartogs, over wie we reeds schreven. Er was nog een zuster, Cellen, die getrouwd was met de arts Hartogs, ook afkom- | stig uit Middelharnis. Ze woonden, naar we menen, in Arnhem en hebben, als we ons goed herinneren, de oorlog overleefd. De_ oudste van de broers was ' Bernard Haagens te Dirksland, gehuwd met Wilhelmina Rood. Ze hadden twee dochters: Clara, gehuwd met D. Vroeg- \ indewey en Sara (ongehuwd) — zie het derde artikel van deze serie. In de lijst, j die we van het Ned. Rode Kruis ontvingen, stond abusievelijk, dat Sara met , Vroegindewey gehuwd was. I
David Haagens, ongehuwd, is op 10 november 1942 uit Westerbork weggevoerd en is op 31 maart 1944 in Silezië (kamp wordt nergens genoemd) overleden. Hij heeft daar dus, als tenminste de laatste datum juist is, nog bijna anderhalf jaar geleefd, hetgeen te verwonderen is, omdat zijn gezondheid veel te wensen overliet.
Lion Haagens is met zijn echtgenote ( in Birkenau omgekomen. Zijn jongste i broer Henri — altijd Harry genoemd — was ook gehuwd en had twee kinderen. ! De ouders hebben kans gezien ze te laten onderduiken. Het dochtertje Clara Amalia was toen 8 jaar en het zoontje I Henk Benno 4. De laatste was bij pleegouders in Dokkum; van de eerste is het ons niet bekend. Na de oorlog is zij bij een oom en tante in Oud Beijerland gekomen; later is zij er getrouwd en ze woont er nog steeds. Henri Haagens en zijn vrouw zijn zelf, na ongeveer acht maanden in Amsterdam of - en Westerbork geweest te zijn, met de laatste beruchte Sobibor-trein van 20 juli 1943 naar dat kamp vervoerd en direct na aankomst op 23 juli in de gaskamers omgekomen.
De familie Slager, de godsdienstleraar die naast de synagoge woonde, werd ook in het najaar van 1942 weggevoerd, het eerst de zoon Philip en twee maanden later de heer en mevrouw Slager met hun dochter Leentje benevens de bij hen inwonende schoonzuster Hendrina Schooning. Deze laatste en Philip kwamen in Auschwitz terecht, de drie anderen in Sobibor.
Daar kwam Leentje, zoals op de lijst te lezen valt, een maand eerder dan haar ouders en is ze ook een maand eerder vergast.
Inzake de familie Hammelburg uit Sommelsdijk kan het volgende vermeld worden. De oudste van de beide broers, Jacob wös gehuwd en had een dochtertje van vier jaar. Uit de data is te lezen, dat ze tegelijk uit Westerbork zijn weggevoerd, maar in Auschwitz van elkaar gescheiden werden. Wat Simon betreft, deze heeft voor rabbi gestudeerd; of hij dat nog geworden is, weten we niet. Hij was getrouwd met een dochter van opperrabbijn Heertje uit Den Bosch, die verpleegster was. Zijn vrouw werd het eerst weggevoerd en hij is haar toen achterna gereisd. Nadere bijzonderheden zijn ons daarvan niet bekend. In ieder geval is hij het langst in leven gebleven van alle weggevoerden: pas op 31 augustus 1944 is hij ergens in Midden-Europa overleden; onder welke omstandigheden is ons onbekend. Hij zal wel in een trein of een kamp het leven hebben gelaten.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 mei 1967
Eilanden-Nieuws | 12 Pagina's