Toch gelukkig
VERVOLGVERHAAL
Copyright: J. J. Groen en Zoon N.V., Leiden
28 „Dat wil ik niet. Voor mijn part vriest het nog tien weken!"
Vrouw Buter komt met brood binnen Jellie schenkt de koppen vol thee. En dan klinken er stemmen buiten. Allen kijken naar het voorraam dat op de dijk uitziet. In ganzemars klauteren daar minstens twintig jongens en mannen de dijk op. Ieder draagt een voorwerk waarmee de sneeuw verwijderd kan worden. De laatste van de groep is Frits Frankema, ziet Jellie. Evert is er niet bij, maar dat had zij ook niet verwacht. De klink van de achterdeur rammelt. De Buters kijken elkaar verbaasd aan. Wie zou dat zijn, zo vroeg op de dag? Een korte tik op de deur en Evert stapt binnen. Met een verlegen lachje zegt hij goedemorgen en gaat dan aarzelend op de stoel zitten die het dichtst bij de deur staat.
„Er is vandaag geen gestoofde of gebakken bot hoor!" plaagt Buter hem.
„Daar kwam ik ook niet om, buurman".
„Vertel dan maar eens waar je wèl om kwam", zegt Geert wijs.
„Doe niet zo oud. Geert", berispt Jellie. „En praat niet met een halve snee brood in je mond".
„Toch maar makkelijk als je een zuster hebt die weet hoe het hoort", lacht hij.
In één oogopslag heeft Jellie gezien dat Evert zijn zondagse kleren aan heeft En nu schiet het haar te binnen dat Frits daarnet hun huis passeerde. De broers zijn hier samen naar toe gelopen, maar ze hadden niet hetzelfde doel Frits gaat met de anderen de baan vegen en Evert...? Zou hij...
„Ik kwam vragen of jullie vanmorgen naar de kerk gaan, buurvrouw".
Het heeft aarzelend geklonken. Bedeesd, alsof hij zich er voor schaamt dit te durven vragen. En er stijgt een kleur naar zijn wangen als hij de ogen van Buter met een uitdrukking van spot op zich gericht ziet.
„Zeker, wij gaan naar de kerk", knikt vrouw Buter. „Ga je met ons mee?"
„Ik was het al lang eens van plan. Maar iedere keer kwam er wat tussen". „Ik zag Frits kort geleden naar het
„Ik zag Frits kort geleden naar het ijs gaan. Moet JiJ niet helpen de baan in orde te maken?" vraagt Buter.
„Dat kan morgen ook, buurman. Ik vind het niet nodig om op zondag te werken als het niet nodig is".
„Er zit wel wat in", knikt Buter met een knipoogje. „Als de anderen vandaag de baan vegen, ben jij er morgen af".
„Dat is een hatelijke opmerking van je, Tom," zegt zijn vrouw berispend. „Denk je dat Evert te lui is om de anderen te helpen? Maar ik ben blij dat hij met ons mee gaat en jij moet niet proberen om hem daarvan af te brengen".
„Dat doe ik ook niet, Lize. Ten slotte moet ieder doen wat hij wil".
Nadat vrouw Buter heefft gelezen en er gedankt is, ruimt Jellie de tafel op terwijl haar moeder zich gaat kleden. Evert en Geert lopen naar buiten. Zij klimmen langs de dijktrap naar de kruin. Daar zien ze minstens twintig mannen en jongens op het ijs bezig.
„Ik zou ze best willen helpen", zegt Geert. „Ik ga niet zo erg graag naar de kerk. Én ik snap niet waarom jij er heen wilt. Je vader zal vast niet zeggen dat je er heen moet."
„Kun je net denken! Hij heeft veel liever dat ik er niet naar toe ga!"
„En waarom ga je dan?" „Tja, dat kan ik je zo een twee drie niet vertellen hoor! Weet je wel dat een mens soms bar veel op een varken lijkt, Geert?"
„Nee, dat weet ik niet. En het is ook niet zo. Hoe kom je daar bij?"
„Ik zal je zeggen waarom. Als je een varken aan zijn oren vooruit wilt trekken gaat het achteruit. Als je een touw aan z'n achterpoot knoopt en je trekt er aan dan wil het vooruit. Begrijp je het nou?"
„Helemaal niet. En jij zelf misschien evenmin." „Dan zal ik je dat uitleggen. Als mijn
„Dan zal ik je dat uitleggen. Als mijn vader tegen me zei: jij moet naar de kerk, dan geloof ik dat ik mijn best zou doen om daar onderuit te komen. Maar nu ik weet dat hij me daar liever niet ziet, ga ik er naar toe."
„Ik begin er een beetje van te snappen", mompelt Geert. „Je wou er mee zeggen dat een varken altijd tegen de draad in is en dat het met de mensen ook wel eens zo gaat. Maar we moeten weg joh. Moeder en Jellie lopen al op het weidepad." „Ik vind het fijn dat Evert met ons
„Ik vind het fijn dat Evert met ons meegaat, moeder."
Dit zegt Jellie, die haar moeder in de arm genomen heeft, deels uit gezelligheid, maar ook vanwege de gladheid van het pad.
Vrouw Buter heeft juist achterom gekeken. „Ze komen achter ons aan."
„Ze komen achter ons aan."
„Ik heb hem al verscheiden keren gevraagd of hij eens mee gaat." Vrouw Buter knikt. Jellie ziet duide
Vrouw Buter knikt. Jellie ziet duidelijk dat ze ergens over nadenkt. En zij weet uit ervaring dat moeder haar gedachten nooit lang voor zich kan houden. „Alleen zou ik wel eens willen weten
„Alleen zou ik wel eens willen weten waaróm hij mee naar de kerk gaat." „Wat zeg je dat vreemd, moeder! Hij
„Wat zeg je dat vreemd, moeder! Hij gaat er heen omdat hij er zin in heeft.'' „Dat is niet zeker. Er zijn jongens die
„Dat is niet zeker. Er zijn jongens die om een meisje naar de kerk gaan."
„Maar Evert niet, moeder. Wij weten aallemaal dat hij zich niet met meisjes bemoeit. Als het Frits nou was!"
„Ik heb gister een paar keer over ae dijk gekeken. En eergister ook. En ik heb vooral eergister heel goed gezien dat Evert Frankema geregeld met een meisje reed."
Jellie kijkt recht voor zich uit, maar uit haar ooghoek ziet zij toch best dat moeder haar observeert.
„Hij reed met mij", zegt ze rustig. „Maar waarom moet daar iets achter gezocht worden, moeder? Evert is onze buurjongen."
„Juist, hij is onze buurjongen. Maar Frits ook. En jij reed gister heel wat baantjes met die vreemdeling. Wie was dat toch?"
„Een marskramer", antwoordt Jellie luchtig. „Een vriend van Evert."
„Een vriend van Evert? Hoe kan die jongen nou een marskramer als vriend heben. Is dat diezelfde kerel die eens bij ons aan de deur geweest is met garen en knopen en zo?"
„Dat weet ik niet, moeder. Er komt wel eens vaker iemand met negotie."
„Het was nogal een knappe man, is het niet?" Jellie ergert zich geweldig. Zij voelt
Jellie ergert zich geweldig. Zij voelt zich een kleur krijgen en moecki weer dwarsuit te loeren.
mal als we achter elkaar het c-| binnenkomen." „Wij moesten maar even op di gens wachten", zegt zij. „Het lu»
Uit de zadeldaktoren van het keRj komen galmende klokketonen. Er » eeen misprijzende trek op hel gea' van vrouw Buter.
„We zijn veel te vroeg; het duurt Jj een kwartier voor de kerk aangaat" ten we maar wat langzamer gaan lol Jellie."
Evert en Geert lopen nu ach't beide vrouwen. Opeens zegt C „Daar komt die lange marskran.i. aan. Evert!"
Vrouw Buter draait zich halt c" vraagt snibbig: „Ken jij die keical?"
„Het is geen kerel, moeder! 't k erg aardige man. En schaatsenrij* Er is geen mens in het dorp die te- hem op kan, wat zeg jij, Jellie''"
Victor is hen nu heel dicht yni' Hij mompelt een groet, maai ^ Buter ziet heel goed dat hij haai > ter even bewonderend heeft op^o'" Maar reeds is hij gepasseerd. A' dwars van de beide jongens i ' hij terug en gaat naast Evert lopu"
„Hoe laat begint de dienst, ]oni' hoort Jellie hem vragen.
(Wordt ven
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 9 mei 1967
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's