Toch gelukkig
Vervolgverhaal
Copyright: J. J. Groen en Zoon N.V., Leiden
22
„Je bent onredelijk. Ik zei zostraks dat er altijd baas boven baas is. In het dorp zijn meisjes genoeg waar ik niet tegenop kan".
„Als je morgenmiddag was gaan rijden had je met Frits..."
„Je bent een rare. Wie zegt dat ik liever met Frits rijd?"
„Je schaatst dus liever met mij dan... „Daar komen je vader en moeder
„Daar komen je vader en moeder aan", ontwijkt ze zijn vraag.
„Ik zie ze", klinkt het nors. „Maar ik vroeg je wat".
„Je moet niet zo veel vragen. Frits redt zich morgen wel hoor!" Zij schrikt door de harde ruk waar
Zij schrikt door de harde ruk waarmee hij opeens afremt. Ze kijkt in een paar koortsig glanzende ogen. Er kleeft speeksel in zijn mondhoeken. „Als... als ik wist dat je uit mede
„Als... als ik wist dat je uit medelijden..."
Even lijkt het erop dat zij bits zal uitvallen, hem afsnauwen, maar zij beheerst zich. En haar stem klinkt rustig als ze zegt:
„Je bent bezig om je zelf naar omlaag te halen. Je verdenkt iedereen. Men heeft het goed met je voor, maar uit elk woord probeer je venijn te zuigen. Ik weet werkelijk niet meer wat ik zeggen moet. Als ik met een ander was gaan rijden, was het ook niet goed geweest".
Evert schudt hardnekkig het hoofd.
„Toch zou ik graag weten waarom je met mij liever rijdt dan met Frits".
„Dat heb ik helemaal niet gezegd!"
„Je doet erg geheimzinnig, Jellie. Ik zou wel eens willen weten waarom je op vrijdagmiddag vrij neemt".
„Nou moet je ophouden met dat gezanik, anders ga ik alleen rijden".
Hij zegt er niets op. Ze zijn aan het eind van de baan gekomen en daar staat een grote groep schaatsenrijders te praten. In stilzwijgende afspraak halen ze de laatste slagen ferm uit en remmen dan krachtig af. Jellie ziet haar ouders ook bij de groep staan. Vader kijkt helemaal niet vrolijk. Moeder heeft een hoogrode kleur en babbelt druk met een vrouw die naast haar staat. Jellie laat Evert los en glijdt op haar moeder toe.
„Wij ook eens 'n baantje, moe?" „Best kind, maar achter elkaar. Dat
„Best kind, maar achter elkaar. Dat kruisrijden kan ik niet."
Buter" lacht heimelijk. Nou kan hij in z'n eentje eens een baantje halen. Hij legt zijn handen op de rug en maakt zich uit de groep vrij. Opeens voelt hij een hand de zijne grijpen. Achter hem is gekras en gelach.
„Zet 'm op, Buter. Een twee drie vier vijf zes stuks," telt iemand lachend. Het zijn allemaal meisjes die hebben aangehaakt. Buter lacht niet meer. Hij moet ontzettend zwaar trekken. Minstens de helft laat zich glijden. De overigen rijden niet in de maat en de sterke visser wordt gedurig van Unks naar rechts gerukt.
Vrouw en dochter passeren hem.
„Je hakt niet zo achteruit als je vader", hoort hij Lize zeggen.
„Allemaal rijden, anders laat ik je los", snauwt hij achteruit. Hij zet zijn tanden op elkaar en dan gaat het opeens veel beter. Dat komt door Evert. Met een paar flinke slagen is hij de sliert rijders achterop gereden en nu grijpt hij het laatste meisje in de heupen. Hard gaat het nu, zo hard zelfs dat ze anderen voorbij gaan, ook Jellie en haar moeder. Opeens roept Buter: „Slingeren, allemaal goed vasthouden!" Dan schiet hij plotseling dwarsuit en zet zijn hakken in het ijs. Onder gejoel en gelach zeilt de lange slinger rond. Het is Jellie die het ziet aankomen. Evert houdt zich zo goed mogelijk vast. Toch meet hij zich vanwege de grote snelheid loslaten. Met zwaaiende armen poogt hij zich overeind te houden, maar opeens valt hij. Hij tolt enige malen over de kop en blijft dan stil liggen. Van alle kanten schieten mensen toe. Langzaam gaat de jongen zitten. Zijn gezicht is doodsbleek en uit zijn neus druppelt bloed. Ook Frankema komt aanstuiven. Hij duwt de nieuwsgierige jeugd opzij en laat zich op zijn knieën naast zijn zoon neervallen. „'t Is mijn eigen schuld vader. De
„'t Is mijn eigen schuld vader. De buurman trok een groep meisjes en daar ging ik achteraan. De buurman kon niet weten dat ik aan het eind hing."
Frankema knikte bezorgd. „Zie je kans om te lopen?"
De mensen verspreiden zich weer. Alleen de Buters blijven. De grote visser kijkt 'n beetje schuldig.
„Wij zullen hem samen optillen, Frankema," zegt hij. Het blijkt dat Evert niets heeft ge
Het blijkt dat Evert niets heeft gebroken. Alleen een bloedneus. Frankema kijkt opgelucht.
„Speel zo'n gevaarlijk spelletje nooit weer, jongen. Heb je al gezien dat je rechterschaats kapot is? Maar het is tóch bijna melkenstijd." Evert kan alleen de dijk opklimmen.
Evert kan alleen de dijk opklimmen. De trap aan de binnenkant gaat echter beter. Op het weidepad loopt zijn vader naast hem. Hij praat opgewekt, maar zo nu en dan kijkt hij de jongen schuin aan. Evert is opmerkelijk stil. Dat zal de schrik nog wel zijn, denkt de boer. „Je ziet nog erg bleek, joh. Je moest
„Je ziet nog erg bleek, joh. Je moest straks maar naar bed gaan."
„Ik mankeer niks meer, vader. Alleen alleen !"
Een machteloos gebalde vuist gaat omhoog en valt als 't ware wiUoos weer neer.
„Maak van je hart geen smoorkuil. Spreek je maar eens rustig uit. Waar tob je over. Vooruit, doe je mond eens open, ik hen toch geen vreemde voor je!" Midden op het pad staat Evert stil. „Het is wel toevallig dat mij dit nou
„Het is wel toevallig dat mij dit nou weer moest gebeuren. Maar eigenlijk is het geen wonder. Ik ben immers een stimiper, een sukkel!"
Verbaasd heeft Frankema naar deze hartstochtelijke ontboezeming geluisterd. Dan trekt er een diepe rimpel in zijn voorhoofd. Hij grijpt de jongen bij diens arm en zegt, misschien ruwer dan hij meent: „Dan wil ik wel eens horen waarom je denkt dat je een sukkel bent. Kom maar eens voor de dag met je grieven." „Dat merk ik iedere dag, elk uur
„Dat merk ik iedere dag, elk uur Toen met dat bieten rooien. Met he hooie, met het melken... Altijd is het Kalm aan. Evert niet te hard. Evert Knoei je zelf niet zoals Dorus het misschien wel tien keer op een dag zegt." Er komt een pijnlijke trek op het ge
Er komt een pijnlijke trek op het gezicht van Frankema. Zwijgend lopen zij even voort, maar dan is het de boer die zijn stappen inhoudt. „Eigenlijk moest je een pak voor je
„Eigenlijk moest je een pak voor je broek hebben, maar daar ben je al te oud voor. Verder kan ik je ook weer begrijpen. Maar jongen, wat wi! je je voor dat ik je het zwaarste werk doen, je de hele dag achter de vo* zat. Wat zou je dèn zeggen? Ik kan toch niet helpen, dat je bent, wa^ bent? Wees niet onredelijk jongen." beer te berusten. Wij hebben allethet beste met je voor; er is er niet* op Horizon die jou niet naar be!" behandelt. , ™
Op het ijs hoef je voor niemand der te doen. Ik heb je met JeUie rijden. Kerel, zij zal naar een W' rijder moeten zoeken!"
„Erg mooi van je, vader, om *: zeggen. Maar je weet niet wat hel' gekost heeft om zo te rijden. M'n !*• piepte als een fiets die in geen vijfK gesmeerd is. En in mijn rug iiaf] wel scherpe messen kunnen zitten
„Maar waarom doe je dan niet rustiger aan?" „Om iedereen voorbij te laten ^ ,
„Om iedereen voorbij te laten ^ , Nooit nooit! Liever val ik er neer. Ik wilde tegenover Jelhe.. „Precies, je wilde Jellie tonen - ,
„Precies, je wilde Jellie tonen - , voor een ander niet onder deed. 'J verstandig van je, joh. Je hebt een H verstand, en gebruik dat nu eens." heb je aan bravour als je je zelf *1 mee nekt?" „En toch vertik ik het om zo „ ^
„En toch vertik ik het om zo te blijven leven. Nog liever „Hela Evert !!' ^ « <^ en *t
*t (Wordt veru y
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 18 april 1967
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's