Achter de grenspaal
Onlangs — op 25 maart j.1. — was het tien jaar geleden, dat zes Europese landen het zgn. verdrag van Rome tekenden. Het was op zichzelf een historische gebeurtenis, dat zes landen, t.w. België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland, een verdrag sloten tot onderlinge samenwerking op velerlei gebied. Dat was twaalf jaar na de tweede wereldoorlog, waarvan de gevolgen in verschillend opzicht nog niet waren uitgewist.
Toch waren vooral Duitsland en Frankrijk overtuigd van de noodzaak niet alleen van goede verhoudingen onderling tussen him volken maar van een nauwe vriendschapsband. De toenmalige bondskanselier van Duitsland, dr. Konrad Adenauer, was het, die daarop steeds sterke nadruk legde, en die naar innige samenwerking tussen de twee aloude vijanden in Europa streefde. Van Franse zijde werd — in het bijzonder na de ambtsaanvaarding van president De Gaulle — de hand royaal naar het nabuurland uitgestoken, hoewel niet ontkend kan worden, dat het de Franse staatsman Schumann was, die de kloof tussen de twee landen voor goed wenste te overbruggen. Schumann was het ook, die als grondlegger van het verdrag van Rome moet worden beschouwd.
In het verdrag werden allerlei zaken geregeld en vastgelegd, hetgeen echter niet inhield, dat alles nu direct in kannen en kruiken was. Men kan natuurlijk gemakkelijk een handtekening onder een verdrag zetten, doch dan komt het altijd nog aan op de uitwerking ervan. Toen minister Luns in 1957 na de ondertekening van het verdrag uit Rome terugkeerde, wist hij nog niet wat de eigenlijke tekst van het gehele verdrag inhield. De bedoelingen van het verdrag waren hem duidelijk genoeg, nl. onderlinge samenwerking, doch tal van details moesten nog nader worden uitgewerkt door cornmissies, raden enz.
Consequenties
Na tien jaren moet worden gezegd, dat dit bedrag van Rome voor alle deelnemende landen vérgaande consequenties heeft gehad en nog heeft. Wij weten zo langzamerhand heus wel, dat de EEG, de Europese Economische Gemeenschap, in zekere zin is doorgedrongen tot de huiskamers. Schier elke dage lezen wij erover in de kranten. De ene keer vergadert de ministerraad van de EEG in Brussel en de volgende keer is het de Europese commissie, welke dagenlang bijeen is. Die bijeenkomsten hebben alle ten
Die bijeenkomsten hebben alle ten doel de integratie, de samenwerking, steeds beter tot haar recht te doen komen, en dan speciaal in economisch opzicht. Want dat is de belangrijkste doelstelling van de EEG, de economie van de zes EEG-landen, het economisch beleid der regeringen, geheel op elkaar af te stemmen.
En daarin zijn in tien jaren grote vorderingen gemaakt. De tariefmuren, met welk v/oord men dan het heffen van invoerrechten bij import van buitenlandse goederen aanduidt, moeten worden gesloopt en dit is voor een deel reeds het geval. Vele producten van de sanaenwerkende landen in de EEG vin den" hun weg over en weer over de grenzen, zonder dat invoerrechten worden geheven, of er worden dezelfde rechten in rekening gebracht, hetgeen betekent dat zij voor alle landen gelijk zijn. De tariefafbraak heeft mede gebracht, dat de handel van Nederland met de andere vijf EEG-landen in de afgelopen tien jaren met meer dan 25''/o is toegenomen. Dat wil dus zeggen, dat de economische groei en dus de toeneming van de welvaart in Nederland, voor een groot deel ook te danken is aan de totstandkoming van de EEG.
Bezwaren
Wij willen dit zeker niet vergeten, al blijven er bezwaren, principiële bezwaren bestaan, tegen de voortschrijdende politieke samenwerking tussen de Europese landen. Natuurlijk hebben wij niets tegen samenwerking wanneer daarmede het belang van het land is gebaat, net zomin als er bedenkingen zijn in te brengen tegen onderlinge afspraken op verschillend gebied, bijv. op het terrein van de volksgezondheid, op het gebied van het verkeer, van de toepassing van rechtshandelingen enz.
Het valt natuurlijk wel te betreuren, dat wanneer het gaat om werkelijk gemeenschappelijke belangen, de onderlinge eendracht niet altijd aanwezig is. Het streven bijv. naar een gemeenschappelijk landbouwbeleid, waartegen misschien hier en daar bezwaren kunnen bestaan, wordt nogal eens doorkruist de houding van de Franse afgevaardigden in de EEG. Zo komt vanzelfsprekend ook de houding van president De Gaulle t.a.v. de NAVO de onderlinge verhoudingen in de EEG niet ten goede. Zo heeft Frankrijk ook ernstige be
Zo heeft Frankrijk ook ernstige bezwaren tegen de toetreding van Engeland tot de EEG. Deze zaak is op het ogenblik weer actueel, nu Engeland op het punt staat een aanvrage tot toetreding bij de Europese commissie in te dienen. Reeds eerder in 1963 sprak De Gaulle zijn veto uit over een dergelijk verzoek. Mocht het zover komen, dat Engeland doelbevioist wenst deel uit te maken van de EEG, dan duurt het toch nog wel enkele jaren voordat die toetreding geffectueerd is en wordt. Frankrijk blijft er aan vasthouden, dat men het dan ook eens moet zijn over andere vraagstukken dan alleen de economische, bijv. politieke zaken. De GauUe weet zeer wel, dat die eensgezindheid niet bestaat en ook niet bereikt zal worden. In dit opzicht kunnen wij de bezwaren van de Franse president wel verstaan. Hierop hopen wij een volgende maal terug te komen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 april 1967
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's