In het zicht van de Lange Jan
Alleen met de natuur — Tn gezelschap van dieren — ^reugd zonder maat.
Er"^n nog plaatsen waar de lucht niet wordt veronireinigd en waar je geheel op je eentje kan zijn, zonder telkens uit te moeten wijken l,voor het jachtend f "geros en geraas. Is het de Haringvreter? Mensen jul je daar weinig ontmoeten en autowegen zijn er niet aangelegd; tientallen ponny's grazen zeer rustig op de plaats, die vroeger de vloed volkomen bedekte en waarop geen plantengroei mogelijk was. Deze dieren leven zonder opgeeweept te worden en aangezet tot Moeste arbeid. Wat hebben hun grotere roeders en zusters moeten werken, voordat de landbouw werd gemechaniseerd! Er waren onder de boeren echte paardenbeulen, zoals wij dat noemen, maar er waren ook boerenknechts, die elke morgen, eer de arbeid aanbrak, de slapers uit de ogen van de paarden wreven en vriendelijke woorden spra jen tot de stomme dieren, waarmee zij de hele dag moesten werken.
de hele dag moesten werken. Je behoeft niet naar de Haringvreter l^ varen om een dag in rust door te brengen „in het wild". Rijd maar langzaam peddelend van de hoofdweg af, over de fijne asfaltweggetjes, die hele stukken parallel lopen met de snelba- en, waarop de mensen als gekken -voortjagen. Als de wind het razen aanbiaast, hoor je het, maar als de wind andere hoek waait, is het ruverstomd. Je bent ineens in een I wereld, een wereld zonder stank Ibend geluid.
nu goed, want hier is veel te ziéi.'Hoe uitbundig gaan de struiken aan de kant van de weg uitlopen: de knoppen zijn al op de grens om blaadje» te worden. De „poesjes' van de wilg zljjl al harige „rupsen" geworden. Zij bleven staan en zijn niet afgerukt door ruwe handen, om binnen gezet te wor- den en langzaamaan te verschrompelen.
u kunnen ze zich uitleven, zoals de nataur het gebiedt.
Bc maak geen rumoer en mijn fiets knarst ook niet, want die wordt op tijd van een druppeltje olie voorzien, en toch... waarom rent die haas zo hard over de weg waarop ik rijd? Waarom sprtogt hij niet in de struiken, waaronder hij verborgen is? Of verder de sloot over en het land in, waar ik hem tóch, nooit zou kunnen vangen. Het beest weet al bij instinct dat hij de imensen ontlopen moet; van de mensen I moet hij het niet hebben. Eigenlijk heel [erg, dat een dier bang voor een mens is geworden; zo heeft de Schepper het niet bedoeld.
In de struiken, die zich langzaamaan gaan kleden in een teer groen gewaad, zitten de beginsels van de nesten, de fondamenten. Nog een week of wat en dehelft van de vogels zit onbewegelijk wn^Jt^^^'"^'^' totdat er leven geopen- "^^Bwordt in de breekbare schaal. UisWj^nesten worden precies zo ge- Ibouwd als toen ik schooljongen was, •met dezelfde eenvoudige middelen. -Overgebleven strootjes en hooitjes op ,het land worden opgepikt en naar de plaats gebracht, waar die materialen gevlochten worden tot een kunstig nest, dat veelal de winter kan verduren; zo secuur en stevig is het bouwsel. Keken de mensen er maar eens naar en deden ze het ook maar zo. Maar neen, dat móét niet; wij kunnen wel bouwen voor jaren, maar wij leven in de tijd, dat alles zo gauw mogelijk moet veranderen; er moet wat variatie zijn in het leven, anders wordt het zo eentonig op aarde. Dat ingetogen leventje van vroeger bevalt ons niet meer; alles moet anders. Slaat nu en dan de boel maar eens kort en klein. Geef tegen alles wat goed marcheerde maar een schop en schreeuw de nieuwe ideeën maar uit. Kleed je maar exentriek en laat de boel maar waaien. Zoals onze ouders? Geen sprake van...
Maar nu ben ik ineens weer op de hoofdweg en daar wou ik niet zijn. Eén verkeerde bocht genomen en je komt bij de haaietanden, waar je uit je doppen moet kijken, want anders word je met je fiets een eind meegesleept. Terug naar de landweg, waar gelen kip is te bekennen. Maar wel iets anders! Waar de struiken een eindweegs ophouden, zie ik de sloot. Dat kón je verwachten: met veel gerucht vliegt een eend uit het water, direct gevolgd door de woerd. Die twee vind je in april zéker bij elkaar. Ze zijn bezig om te zorgen voor het nageslacht, zonder er bij na te denken. Zo zullen er eenden blijven en meeuwen en eksters en kraaien. Links op het land met wintertarwe
Links op het land met wintertarwe het dolle springen van hazen. Alsof er iemand hen op de hielen zit, zo rermen ze door het groen, om dan plotseling stil te staan om de omtrek te verkennen. Eén van de twee maakt zich klein tussen de rijen tarwe, die al aardig is opgeschoten, nu de winter maar weinig heeft geremd. En de andere zit op de achterpootjes en wrijft met de voorpootjes de snorharen schoon. Een koddig gezicht. Haast leven deze beesten als de ponny's op de Haringvreter, zo rustig en welvoldaan. Ik rijd verder en kom op een plaats
Ik rijd verder en kom op een plaats waar niet één struik of boom meer te zien is. Dat is het domein van de watervogels, tureluurs en kluten, met de meeuwen in de meerderheid. En dan ineens vanaf de lage aarde
En dan ineens vanaf de lage aarde de kleine leeuwerik, fladderend omhoog met kleine rukjes, en onderwijl jubelend en tierelierend zonder haar lied ook maar een sekonde te onderbreken. Ik sta er naar te kijlcen en te luiste
Ik sta er naar te kijlcen en te luisteren. Het diertje wordt steeds kleiner en ik zie het niet meer. Het is een koude noordenwind en mijn ogen gaan tranen. Het vogeltje is verdwenen, maar zijn lied klinkt nog in de wijde omtrek. Het is de eerste keer van dit jaar dat ik het lied weer vernam. Het is eender als de vorige jaren, maar toch altijd zo innemend.
Ben ik dwaas om stil naar zo'n leeuwerik te kijken, alsof ik nog nooit zo'n beest heb gezien?
Maar zo staat ook de hele familie te kijken naar de nieuwe mercedes, die pas voor het huis is geparkeerd. Hebben ze nog nooit een auto gezien?
Er zijn nog plaatsen in ons landje, waar je helemaal alleen kan zijn met de ongerepte natuur. Daar is meer te zien dan in een drukke winkelstraat en wat beters te horen. Er zyn nog oasen in het rumoer van
Er zyn nog oasen in het rumoer van onze wereld.
En morgens zingend hart, de leeuwrik, slaat Uit zijn verdwaasde keel Wijsheid die geen betracht en elk verstaat. Vreugd zonder maat. Vreugd zonder duur Hoe laat is 't aan de tijd? 't Is liefdes uur.
(P. C. Boutens) Zwerver.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 april 1967
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's