Middelharnis gaat belastingen opvoeren tot �redelijk peil"
^ Weigering op ministerieel verzoek betekent geen aanvullende bijdrage. "k Goedkeuring van reeks van begrotingen op het spel.
Bij de aanbieding van de begroting 1967 heeft de raad reeds kennis genomen van de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken waarin wordt medegedeeld dat de aanvraag om in aanmerking te komen voor een aanvullende bijdrage uit het Gemeentefonds niet kan worden ingewlllegd, omdat naar de mening van de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Financiën niet wordt voldaan aan de in artikel 12 van de Financiële-Verhoudingswet 1960 gestelde voorwaarde, dat de inkomsten-heffingen uit eigen hoofde tot een redelijk peil zijn opgevoerd. De Ministers zijn van oordeel, dat aan deze voorwaarde eerst is voldaan, indien ter zake in totaal tenminste een opbrengst wordt verkregen, welke zou zijn bereikt door de volgende heffingen.
a. straatbelasting 20''/o van de belastbare opbrengst voor gebouwde eigendommen en 10»/o van de belastbare opbrengst voor ongebouwde eigendommen;
b. rioolbelasting f 100,— per aansluiting per jaar indien de kosten van een rioolwaterzuiveringsinstallatie ten laste van de gemeente komen en f 50,- per aansluiting per jaar indien de gemeente niet met zuiveringskosten is belast;
c. reinigingsrechten f 24,— voor de eerste emmer per jaar, indien het huisvuil tweemaal per week door een goed ingerichte dienst wordt opgehaald;
d. personele belasting gemiddeld 200 opcenten,
De Ministers vinden het niet nodig, dat de gemeente haar tarieven op elk onderdeel tot de aangegeven normen opvoert; het gaat om de totaal-opbrengst van de genoemde heffingen.
Eerst nadat de eigen inkomstenheffingen overeenkomstig het bovenstaande zullen zijn opgevoerd, zal nader worden onderzocht of er aanleiding bestaat tot het toekennen van een aanvullende bijdrage.
„Het opvoeren van de eigen belastingen tot het peil, dat de Ministers thans redelijk achten, geeft dus geen zekerheid, dat daarna een aanvullende bijdrage uit het gemeentefonds zal volgen, doch zeker is wel, dat weigering om de belastingen te verhogen tot gevolg zal hebben, dat geen aanvullende bijdrage zal worden ontvangen" benadrukken b. en w. Na 6 jaar financiële verhoudingswet en de gem. herindeling zijn alle saldi reserves verdwenen, er is een tekort ontstaan van f 775838,— of wel een financiële teruggang in deze 6 jaar van maar liefst f 928967,—.
Dit alles toont naar b. en w. menen voldoende aan, dat Middelharnis met de „gewone" uitkeringen uit het gemeentefonds haar gewone behoeften niet kan dekken en dat een aanvullende uitkering nodig zal zijn. En nu de Minister als voorwaarde ter ver^krijging van een aanvullende bijdrage de eis tot verhoging van de eigen inkomstenheffingen stelt, zien wij geen andere mogelijkheid dan u voor te stellen aan die eis te voldoen.
De nieuwe tarievering
Het verhogen van de genoemde belastingen en heffingen tot de bedragen en percentages, door de Minister geëist, zal leiden tot de ontvangst van de volgende bedragen:
Straatbelasting:
De belastbare opbrengsten volgens het kadaster van de eigendommen in de nieuwe gemeente Middelharnis bedragen:
gebouwde eigendommen ongeveer f 580.000,—; 200/0 = f 116.000,—; ongebouwde eigendommen ongeveer f 285.000,—; 10«/o = f 28.500,—. Te ontvangen straatbelastmg f 144.500,—.
Rioolrechten:
Het aantal aansluitingen op de gemeentelijke rioleringsstelsels bedraagt ± 3500. Uitgaande van een bedrag van f 50,— per aansluiting voor de gehele gemeente zal hiervoor dus dienen te worden ontvangen f 175.000,—.
Reinigingsrechten:
Voor rond 3900 emmers te ontvangen 3900 X f 24,— = f 93.600.—.
Opcenten Personele Belasting:
Met ingang van het belastingjaar 1966 —1967 worden reeds 200 opcenten geheven. Over een vol jaar levert dit naar raming op rond f 66.000,—.
In totaal te heffen f 479.100,—. Volgens de thans geldende verordeningen zal de opbrengst f 368.200,— bedragen zodat in totaal f 110.900,— meer te heffen is.
Op het ogenblik wordt als straatbelasting geheven 40''/o van de belastbare opbrengsten van de gebouwde eigendommen. In dit percentage zijn verdisconteerd de toen geldende normen: 15% gebouwde eigendommen; 7V2"/o ongebouwde eigendommen en f 35,— rioolbelasting.
B. en w. vervolgen: In de praktijk is het als een bezwaar gevoeld, dat diegenen die niet zijn aangesloten aan een gemeentelijke riolering en evenmin rechtstreeks lozen op een gemeentewater toch, via een verhoogd percentage straatbelasting voor gebouwde eigendommen, meebetalen aan de rioolrechten.
Voorts is als bezwaar tegen de huidige wijze van heffing aangevoerd, dat de eigenaren van alleen maar ongebouwde eigendommen in het geheel niet meebetalen aan de straatbelasting en dat het bedrag, dat deze eigenaren niet betalen, moet worden opgebracht door de eigenaren van de gebou^vde eigendommen in de gemeente.
Om aan dit bezwaar tegemoet te komen, is naar onze mening slechts één redelijke en eerlijke en uitvoerbare oplossing mogelijk, n.1. terugkeren tot de vroegere toestand en weer de gebouwde en ongebouwde eigendommen afzonderlijk gaan belasten" aldus b. en w. Zij zijn dus tot de conclusie gekomen dat, om zowel de bezwaren tegen de geïncorporeerde heffing van rioolrechten van hen die niet zijn aangesloten, als de bezwaren tegen het niet belasten van bepaalde ongebouwde eigendommen op te heffen, de heffing op de volgende wijze zal moeten plaats hebben:
A. van de eigenaren wier panden op een gemeentelijke riolering zijn aangesloten of die rechtstreeks op gemeentewater lozen:
1. van gebouwde eigendommen: 20"/o straatbelastmg; SS'/o rioolrechten. Totaal 550/0.
2. van ongebouwde eigendommen: IQo/o straatbelasting;
B. van de eigenaren wier panden niet op een gemeentelijke riolering zijn aangesloten of die niet rechtstreeks op gemeentewater lozen:
1. van gebouwde eigendommen: 20"/o straatbelasting:
2. van ongebouwde eigendommen: IQO/o straatbelasting.
De reinigingsrechten zullen in plaats van f 18,— per jaar per emmer f 24,— per jaar per emmer moeten gaan bedragen.
In het voorgaande hebben wij steeds gesproken over panden, aangesloten aan een gemeenteriool of rechtstreeks lozend op gemeentewater. Het criterium van al of niet aangesloten zijn op een gemeenteriool kan bij de uitvoering van de verordening weinig moeilijkheden opleveren.
Onder rechtstreeks lozen op een gemeentewater wUlen wij verstaan, die panden die via een buis of goot hun afval- of regenwater rechtstreeks lozen in een gemeentelijke haven, sloot, watering e.d.
Panden, die lozen op bijvoorbeeld een polderwatering en wier afvalwater dus door een Polder wordt afgevoerd, ook al zou dat polderwater tenslotte in een gemeentelijk water of haven terecht komen, willen wij buiten de heffing houden.
Met het hierboven voorgestelde systeem kan worden bereikt:
a. dat de bedragen, die volgens de norm van de Minister moeten worden geheven, ook werkelijk worden ontvangen;
b. dat de panden, die niet op een gemeente-riool of -water lozen, tot een lager bedrag worden aangeslagen dan de andere panden;
c. dat alle eigenaren van ongebouwde eigendommen worden belast.
Volgens artikel 280 van de gemeentewet mag de straatbelasting een billijke bijdrage vormen in de kosten van verschillende onderwerpen van gemeentelijke zorg. In de ontwerp-begroting 1967 zijn als de kosten van deze onderwerpen geraamd:
straatverlichting onderhoud straten, wegen enz. gladheidbestrijding bijdragen onderhoud van wegen onderhoud sloten f 70.000,— f 246.900,— f 13.500,— f 6,800,— f 100,—
f 337.300,— Geschatte opbrengst straatbelasting f 144.500,—
of wel ongeveer 430/0 van de geraamde kosten.
De raad wordt voorgesteld te besluiten tot het verhogen van de straatbelasting en de reinigingsrechten.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 maart 1967
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's