Flitsen uit de kinderjaren van Oranjeprinsjes en -prinsesjes,,W. E. Oranje-van Rij
Op Drakesteyn wacht een wieg .....
Misschien is het wel dezelfde als die, waarin eens prinses Beatrix, en vóór haar prinses Juliana en prinses Wilhelmina hebben geslapen, met een babyknuistje op het kanten lakentje.
Een wieg voor Willem Frederik
Precies zó wachtte er een wieg op het Huis ten Bosch in Den Haag, toen in 1772 een kleine prins van Oranje- Nassau, zoon van stadhouder Willem V en prinses Wilhelmina van Pj-uisen, zijn intree deed in de wereld van patriotten en prinsgezinden.
Willem Frederik noemde zijn vader hem, en niemand had durven voorspellen dat dit kleine jongetje eens de eerste koning van Nederland zou worden.
Want bepaald gladjes is de jeugd van de drie stadhouderskinderen, Willem, Frederik en het oudere zusje Louise, niet verlopen. Wel maakten ze praal en statie mee: in het Den Haag van die tijd waren de feesten luisterrijk en een bal ten hove was iets om dagen over te praten. Maar dat was allemaal de buitenkant. De partijstrijd van die dagen ging aan de kinderen niet voorbij, en zelfs de buitenlandse politiek was soms stof voor jongensgesprekken.
Vijanden vangen
Acht jaar is Willem, zeven jaar zijn broertje Frederik, als ze samen een briefje schrijven — in het Frans — aan hun vader, die op Texel de vloot inspecteert. (Het is 1781, de vierde Engelse oorlog is juist begonnen).
„Lieve vader", schrijft Willem, „hebt u een goede reis gehad? Hebt u het naar uw zin? Om 9 uur dacht ik, dat u wel in Haarlem aangekomen zou zijn. Hoe laat bent u op Texel aangekomen? Hoeveel schepen liggen er klaar? Ik vond het erg akelig om u weg te zien gaan. Misschien zegt u nu: maar waarom ben je dan aan het raam gaan staan? Ik zal het u zeggen: ik wilde proberen mijzelf te bedwingen en mijn tranen te verbergen. Dag, lieve vader." Fier ondertekent hij: Willem van Oranje.
En de kleine Frederik voegt er in een p.s. heel praktisch aan toe: „Ik hoop dat u veel Vijanden vangt en vissen voor de keuken."
In de vuurlinie
1793. De kleine prinsjes zijn jonge kerels geworden van negentien en twintig jaar. Ze voeren het bevel over het Staatse leger, dat de vanuit het zuiden oprukkende Franse legers moet tegenhouden.
De stadhouder kan trots zijn op zijn zonen, want de beide prinsen brengen hun in Duitsland ontvangen militaire opleiding uitstekend in praktijk en bang zijn ze ook niet. Vooral Frederik blijkt een goed strateeg, die een grote persoonlijke moed aan de dag legt. Lange tijd weten ze stand te houden.
Lange tijd weten ze stand te houden. Maar wanneer in januari 1795 de vijandelijke legers de bevroren rivieren oversteken, wordt de militaire situatie onhoudbaar.
Op het laatste ogenblik, wanneer de Fransen Den Haag reeds binnentrekken, wijken de Oranjes niet. Met een hart vol weemoed steekt stadhouder Willem V met zijn zonen in zee, nadat hij ze beiden eervol heeft ontslagen van hun commando's over de Staatse troepen. Van dit prinselijk drietal zal alléén erfprins Willem Frederik veel later weer in Nederland terugkeren.
Oversteek naar Engeland
Eerder op de dag — het is de I8e januari 1795 — heeft de echtgenote van de stadhouder, prinses Willemijn, Scheveningen reeds verlaten. En zij niet alléén. Met haar mee reizen haar schoondochter Wilhelmina (huiselijker: Mimi), echtgenote van de jonge Willem, en een kleutertje: kleinzoon WUlem.
„Votre Mère, votre Belle-Soeur et Ie Petit sont parti Dimanche matin en pinkje", schrijft de stadhouder aan zijn dochter Louise in Brunswijk, en daarmee heeft hij een familiedrama op Hollands-nuchtere wijze samengevat.
Over die historische reis per „pinkje" is later ook verslag gedaan door iemand die er zelf bij is gewest: een scheepsjongen van zestien jaar. Hij heeft de hofrijtuigen het strand zien oprijden, hij zag de ijswal en de sloepen, hij hoorde de zeilen klapperen en zijn hart bonsde eventjes toen hij het gewicht van het ogenblik besefte: twee prinsessen die zich toevertrouwden aan de zorgen van zijn schipper, en bovendien: een prinsje aan boord. Een prinsje van jiog maar nét twee jaar, dat samen met zijn baker met balletjes speelde.
Zijn moeder en zijn grootmoeder waren zeeziek, maar daar had de kleine Guillot, zoals het prinsje meestal werd genoemd, geen last van. Het scheepsmaatje kreeg tenminste opdracht om wat bierpap te warmen voor de kleine prins. „Het overige van de pap", zegt hij niet zonder triomf, „mocht ik opeten, met nog een matroos!" Het kleine prinsje, dat later de geschiedenis in zal gaan als de held van Quatre-Bras, wordt wit van schrik als hij de saluutschoten hoort, die worden afgevuurd bij aankomst van de visserspink aan de Engelse kust
In'ballingschap
Van Engeland trekt het gezin van de erfprins naar Pruisen, het vaderland van prinses Mimi. Daar, in Berlijn, krijgt Guillot een broertje en later een zusje: Frederik (alweer een Frederik!) en Pauline.
Aanvankelijk vindt de kleine Guillot het leven in ballingschap nog niet zo kwaad. Aan het Berlijnse hof kan hij elke dag spelen en exerceren met zijn Duitse neefjes en wie weet mag hij later wel naar de krijgsschool Hij bekijkt alle dingen van de vrolijke kant, stilzitten kan hij niet en een les duurt hem al gauw te lang. Als na verloop van tijd ook de stad
Als na verloop van tijd ook de stadhouder en zijn vrouw in Duitsland komen wonen, neemt grootmoeder Willemijn haar oudste kleinzoon af en toe stevig onder handen — dat is haar wel toevertrouwd. Frederik, of liever Frits, geeft veel minder aanleiding tot standjes: hij is rustiger, zijn karakter heeft een veel ernstiger inslag. Precies zoals destijds hun vader en zijn broer zijn de twee jongens onafscheidelijk.
Maar Berlijn is geen blijvend toevluchtsoord. Wanneer Frankrijk in 1806 in oorlog komt met Pruisen, delft Pruisen het onderspit en moet moeder Mimi met haar kinderen vluchten. Reizen en trekken in een guur jaargetij vergt veel van iemands krachten, zelfs al reist hij per koets. Het kleine Paulientje is tegen de vermoeienissen niet opgewassen en sterft van uitputting. Zoiets is érger dan het verlies van vele bezittingen
Een prinsesje op het Loo
Tóch zal er later, als de boze droom van de Franse overheersing voorbij is, op het Loo een prinsesje spelen: de kleine, vrolijke Marianne, geboren in 1810. De eerste Nederlandse koningsdochter is ze, want in 1813 is haar vader Willem Frederik teruggeroepen naar Nederland. Niet als stadhouder Willem VI, maar als Soeverein Vorst. Op 16 maart 1815 wordt hij tot koning uitgeroepen.
Zijn zoons Willem (Guillot) en Frederik (Frits) zijn inmiddels volwassen en zijn onderscheiden zicli door hun militaire capaciteiten. Kroonprins Willem wordt in 1815 zelfs gevierd als de „held van Quatre-Bras". Zó'dankbaar is het Nederlandse volk voor het aandeel van de jonge kroonprins in de beslissende strijd tegen de van Elba ontsnapte keizer Napoleon, dat hem door de natie het landoed Soestdijk wordt geschonken.
Drie prinsjes op Soestdijk.
En daar, op Soestdijk, oefenen dan later, laten we zeggen omstreeks 1825, drie kleine prinsen, gestoken in marinepakjes met drie rijen glanzende knopen, zich ia het schieten op schijven met miniatuurkanonnetjes. Het zijn Willem, Alexander en Hendrik, zoons van kroonprins Willem en Hare Keizerlijke Hoogheid prinses Anna Paulowna. Russisch bloed hebben die Oranjeprinsjes: hun moeder is een zuster van tsaar Alexander. Dit huwelijk tussen een tsarendochter en een prins van Oranje duidt erop, dat het huis van Oranje in die dagen opnieuw in hoog aanzien is gekomen.
Het speelgoed van Anna Paulowna
Behalve met kanonnetjes wordt er op Soestdijk in die tijd ook met poppen en dieren gespeld. Sophie heet het zusje van de drie Oranjeprinsjes, en dikwijls zal de kleindochter van de koning van haar boerderijtje op Soestdijk zijn thuisgekomen met pikzwarte handjes. Maar soms ook speelt ze als een prinsesje uit een sprookje met zilveren speelgoed: een zilveren lampetkannetje en een waskommetje, zilveren inktpotjes in zakformaat en zilveren poppepotloodjes, waarmee haar Russische moeder als klein meisje eens heeft gespeld. Later staan die zilveren dingsigheidjes in de grote kast met poppen van het prinsesje Wilhelmina, en wie zal zeggen waar ze nü zijn? Misschien wel op Drakesteyn
Een kroonprins met een boekentas
De kinderen van de prins van Oranje wonen met hun ouders afwisselend in Noord- en Zuid-Nederland. Maar die heerlijke tijd van spelen en ravotten op Soestdijk en Tervueren duurt maar kort. Er worden studieboeken opgeslagen, er wordt paardgereden en met valken gejaagd, en één jonge prins, Hendrik, grijpt naar kompas en sextant. Dertien jaar is hij dan, een kleine jongen op een groot schip, die zeewind proeft en zijn moeder tóch wel mist. Het leven aan boord van een fregat is zo anders dan aan het hof!
Tweeëntwintig jaar is de oudste broer, de latere koning Willem III, als hij trouwt met een Wurtembergse prinses, zijn nichtje Sophie. Anderhalf jaar later houdt hij als kroonprins zijn eerste kind ten doop — een zoon — in de Kloosterkerk in Den Haag. Behalve koning Willem II, de trotse grootvader, is ook de overgrootvader van het prinsje in de kerk: koning Willem Frederik, die kort tevoren is afgetreden. Vier generaties van Oranje-Nassau
En dan zien, zo omstreeks 1848, de Hagenaars de kleine erfprins Willem zómaar over straat lopen met een boekentas, op weg van het paleis aan het Plein naar de Kneuterdijk. Hij gaat naar school, precies zoals andere jongens van zijn leeftijd. Later bezoekt hij een kostschool in Voorschoten en tenslotte gaat hij studeren in Leiden, waar sinds prins Maurits als zoveel Oranjes hun opleiding hebben voltooid.
Maar koning zal deze prins Willem niet worden, evenmin als zijn jongere broers, Maurits en Alexander. De dood neemt hen weg, Maurits al jong, Willem en Alexander op volwassen leeftijd, vóór zij tot het koningschap geroepen worden. Rouw kenmerkt in deze jaren het hof der Oranjes.
Scheepjes in bad
Eén lichtpunt is er: in de kamers van het paleis Noordeinde en op het Loo zwerft opnieuw kinderspeelgoed rond. Een klein meisje in een wit jurkje draaft er door de gangen en gaat steevast elke middag een uurtje spelen bij haar vader. Soms mag ze papieren scheepjes laten varen in zijn grote zinken bad met kranen voor warm en koud water In het park van het Loobakt ze zandtaartjes of ze speelt in het chaletje dat haar vader, de koning, voor haar heeft laten bouwen.
Een vooral speelt ze met poppen. Jongenspoppen, meisjespoppen, babypoppen. Stoute poppen en lieve poppen. Waar ze ook naar toe gaat, altijd zitten er wel een of meer oppen naast haar op de rijtuigbank. Ze beleven alles méé wat het jonge prinsesje zélf beleeft.
Wilhelmina Helena Pauline Maria heet ze, en hel Nederland heeft de kleine, parmantige dochter van koning Willem III en zijn tweede echtgenote, koningin Emma, in het hart gesloten. Dat bewijzen de vele fotokaarten die nu nóg van het prinsesje in omloop zijn. Ze vertellen niet alles, die foto's. Ze vertellen van een oude vader, van een lieve jonge moeder, van speelgoed te kust en te keur, van een ezeltje Grisette en een span Shetlandse ponys', van fijne kanten jurkjes en hoeden met bloemen.
Ze laten niet zien hoe de jonge vorstin Emma haar dochtertje elke zondag verhalen uit de bijbel vertelt. Ze verklappen ook niets — en nu stappen we over op een heel ander chapiter — van de torretjes die een ondeugend prinsesje in de zakken van haar Engelse gouvernante stopt, of van het plezier waarmee de kleine Wilhelmina — ze is dan al koningin — bij een familiebezoek aan het keizerlijk hof in Potsdam haar prinselijke neefjes een parade afneemt in de speelkamer.
Het is een parade zonder eind: de prinsjes trekken telkens opnieuw langs haar heen. Als dat het koninginnetje na een tijd gaat vervelen, gaat ze zélf meemarcheren. De gouvernante. Miss Winter, moet intussen briesen en steigeren (zij is door de prinsjes ingedeeld bij de cavalerie)
Maar dat was in Duitsland. Thuis, op het paleis Noordeinde, is de hofetiquette streng. Echte, gewone vriendinnetjes, die een weerwoord hebben en terügplagen, heeft Wilhelmina niet of nauwelijks gekend. Later, als zij eenmaal regerend
Later, als zij eenmaal regerend vorstin is, echtgenote van prins Hendrik en moeder van de kleine Juliana, probert koningin Wilhelmina juist dat aan haar dochtertje te geven wat zijzelf in haar jeugd heft gemist: de gewone omgang met gewone kinderen.
Dansende haasjes
En zo Imjgt de jonge Juliana haar lessen in rekenen en Nederlandse taal, in aardrijkskunde en geschiedenis niet als privé-leerling, maar in klasseverband — zij het dan ten paleize. Ze heeft, samen met andere kinderen, zangles van Catharina van Rennes en het intense plezier in die lessen kunnen wij nóg navoelen in een versje dat door prinses Juliana als achtjarig meisje is gemaakt:
Nu gaan wij vrolijk dansen. Wij dansen poot aan poot, ja, ja! Wij zijn de haasjes uit de bossen. De kleine haasjes uit de bossen. En snoepen 'n hazelnoot. Tralala, la la la la ra la, O kijk eens hoe wij dansen! Tralala, la la la la re la. Wij dansen poot aan poot!
Catharina van Rennes zette het versje op muziek en het is in de dertiger jaren dikwijls voor de radio gezongen door het kinderkoor van Jacob Hamel.
Oranje muisjes
Misschien heeft prinses Juliana het versje van de dansende haasjes nog wel eens vóórgezongen aan de kleine Beatrix, het prinsesje dat zo'n lawine van vreugde over ons volk heeft opgeroepen m 1938, het jaar van haar geboorte.
Weet u het nog? Mensen die elkaar om de hals vlogen, vlaggen uit, sjerpen om, saluutschoten en beierende klokken. Beschuiten met oranje muisjes, repetitieblaadjes in de prullebak, vrijaf van school, zingen en springen.
Een dochter voor prinses Juliana en prins Bernard, een kleindochter voor koningin Wilhelmina, een kinderstemmetje op Soestdijk, was dat soms geen reden om feest te vieren?
Het Loo, Soestdijk, paleis Noordeinde, Huis ten Bosch — in vele koninklijke paleizen hebben kinderstemmetjes geklonken in de loop van de laatste tweehonderd jaar. En nu wacht er een wieg op Drakesteyn
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 maart 1967
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's