UIT HET KIJKVENSTER
Geest en Kerk — Kerk, secte en gezelschap — Geest en ambt —
Ook mijn praatje over de Pinkster- ^•^pen, nu twee weken geleden, heeft / reactie opgeleverd. Volgens de iregels, die in de journalistiek gel- ' mag ik deze brief eigenlijk niet Jitwoorden, want de schrijver (of ikriifster) weigert zijn (of haar) naam Mkend te maken. Dat zal pas gebeuren, fcineer ook Waarnemer zegt, wie hij Nu, daar zie ik de noodzaak nog van in. Ik geloof niet, dat iemand voordeel van zou hebben, mijn naam kennen, en evenmin dat iemand er deel van ondervindt, die naam niet 'kennen. Met de lezers ligt dat an- ;rs. Wanneer zij een brief aan de reïctie schrijven, en zeker wanneer ze like gewichtige zaken aansnijden als lijn correspondent doet, dan mogen •e op z'n minst een ondertekening verachten.
. Maar de schrijver heeft nog een anere vrees om zijn naam prijs te geven, «^•y is kennelijk bang dat de kerkelijke ^•ièmeenschap waartoe hij behoort, hem 'al uitstoten, omdat hij een voorstaner van de Pinkserbeweging is. Nu, /anneer ik zo over de kerk dacht, zoals ij blijk geeft te doen, dan zou dat oor mij geen beletsel zijn. Als het toch /aar is, dat de Heilige Geest Zich uit U kerk heeft teruggetrokken om Zijn rerk voort te zetten in de Pinksterjoepen, dan kan men zo'n geesteloze ;erk best vaarwel zeggen. Teruninste, yanneer ik persoonlijk daarvan overuigd was, dat de Geest uit de kerk(en) jeweken was, dan zou ik er geen dag neer in blijven! Ik dacht althans, dat dit de teneur
Ik dacht althans, dat dit de teneur vas van de brief die ik ontving. Mijn ;orrespondent schrijft onder meer: „Er tijn steeds weer mensen geweest die •nch los moesten maken van de kerken. Dnkerkelijken werden ze vroeger geloemd, en uit mijn jeugd herinner ik jtie nog dat het niet de minsten waren. Toen kwamen er grote gezelschappen bijeen van heinde en ver. Er kwam ook .-een man bij ons die dat gezelschap leidde, ik was nog erg klein, maar ik weet nog dat hij tegen mijn moeder zei: „Er zal een tijd komen dat de Heere gaat werken buiten de kerken sm". En ik geloof dat we daar nu aan toe zijn".
•ft- -A- Elke zin uit deze geciteerde regels roept vragen op. Is het waar dat steeds '^^^^ mensen zich los moesten maken Yan de kerk? Onze belijdenis zegt pre- *cies het omgekeerde, namelijk dat ieder schuldig is zich bij de kerk te voegen. ^En wanneer we de kerkgeschiedenis agaan, inderdaad, telkens weer zijn er eden opgestaan, die geroepen hebben: e Geest is geweken, vlied uit Babel, maar wat is er van EII die geestelijke mensen en groepen terecht gekomen? Brake!'somt er in zijn „Redelijke Godsdienst" een heel rijtje op: Adrianus de r Herder, Jean de Labadie, Pierre Yvon, enz. Daar zouden er vandaag de dag nog heel wat aan toegevoegd kunnen worden. Maar de praktijk heeft geleerd, dat het lang niet altijd even geestelijk toeging in deze groepen, die pretendeerden, de Geest te bezitten... Van der Groe waarschuwde in zijn tijd al: „Op de bergen der luipaarden en in de woningen der leeuwinnen is al zo menigeen ongelukkig verslonden, die voor zichzelf geestelijker vsdlde zijn dan alle andere kerkgangers samen". En dan die zogenaamde „onkerkelij-
ken". Ik geef graag toe, dat er oprechte christenen onder hen zijn geweest, die leden onder het verval van de kerk, en die vaak ook niet kónden opgaan onder de plaatselijke bediening van het Woord Maar velen van hen waren ook niet ^ ^^" h°°Smoed. Die kerk, nu ja, die was goed genoeg voor de onbekeerden, voor „de schare die de wet niet kent", maar wie eenmaal bekeerd was, kon ^^® ^^t^ wel missen. Stelt u zich dat eens voor: de kerk kunnen missen, met haar prediking en haar sacramenten! De instellingen van Christus kunnen missen, ik vind dat, eerlijk gezegd, een slecht teken, en een symptoom van een dor en kwijnend geloofsleven. Wat het merkwaardigste is, blijkbaar
Wat het merkwaardigste is, blijkbaar kan de kerk althans in dit gedachtenpatroon, nog niet gemist worden als „bekeringsinstituut". Om tot bekering
en geloof te komen, is de kerk nog nèt goed genoeg, alleen zodra men bekeerd is, moet men eruit. Sommige gezelschapsmensen hebben dan onomwonden uitgesproken: „Je kunt in de kerk wel geboren worden, maar je kunt er niet in leven". Als dat waar is, dan is de kerk een
Als dat waar is, dan is de kerk een moeder, die haar kinderen ter wereld brengt om ze terstond na de geboorte te vondeling te leggen... Gelukkig ken ik nog vele oprechte kinderen Gods, die niet alleen een moeder nodig hadden om geboren te worden, maar ook om gevoed en verzorgd te worden. Mensen, voor wie de wekelijkse opgang naar Gods huis, en de wekelijkse bediening des Woords een vreugde is. Mensen, die ook in de kerk mogen ondervinden: „Merk op, mijn ziel, wat antwoord
„Merk op, mijn ziel, wat antwoord God u geeft. Hij spreekt gewis tot elk die voor Hem leeft..."
En dat nu de tijd aangebroken zou zijn, dat de Heere begint te werken buiten de kerken om, wie bewijst dat? De fout ligt daar, dacht ik, dat de Heilige Geest losgemaakt wordt van de ambtelijke bediening van het Woord. Met andere woorden, dat niet meer wordt verstaan, dat de verhoogde Christus de gemeente regeert door middel van de ambten, die Hij heeft ingesteld. Men zoekt het in het buitengewone eii daardoor vindt men in het gewone geenvoldoening meer. Daardoor komt het, dat mijn briefschrijver, die onder allerlei predikers heeft gekerkt (Bondsdominees, Christelijk Gereformeerden, en predikanten van de Geref. Gem. en de Oud Geref. Gem.) volgens zijn eigen mededeling pas het volle en rijke geloofsleven heeft aangetroffen in de Pinksterbeweging.
Hierin moet ik met hem van mening verschillen. De contacten die ik had met „Pinkstermensen" waren van dien aard, dat ik geneigd ben, vele vraagtekens te plaatsen. De muren van Jericho zijn inderdaad gevallen terwijl Israël op de bazuin blies, maar (hoewel ik een groot liefhebber van muziek ben!) ik heb nooit in de Schrift gelezen, dat we door muziek en applaus wedergeboren worden, maar wel door de bediening van Woord en Geest! En aan de kerk aan de ambten is die bediening toebetrouwd...
Daarmee wil ik niet graag ieder lid van de Pinksterbeweging veroordelen. Ik wil uit de aard der liefde aannemen, dat onder hen oprechte kinderen Gods kunnen zijn. Maar het systeem blijf ik hoogmoedig en gevaarlijk vinden.
De Schrift zegt: „Gelooft niet iedere geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn".
Dat zou ik ook mijn onbekende briefschrijver dringend willen aanraden.
WAARNEMER.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 maart 1967
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's