De roman van Koeweit
Het is fascinerend om Koeweit ge- I zien te hebben. Een stad-staat die voor 40 jaren en daaromtrent nog een vergeten handelsplaatsje was, waar men de parels op ging kopen, die de parelduikers uit de oesters hadden gehaald, waar eens de Oost-Indische Compagnie nog een handelspost heeft gehad, en dat uit die armoede een grote, zeer welvarende stad werd... dank zij de vondst van olie in de bodem.
brand zou kunnen opleveren, sigarettenaanstekers enz. afgegeven worden Als symbool van die oude tijd staat bij de jachtclub aan zee op de wal een oude down, een zeilschip, van het bijna onvergankelijke teak-hout gemaakt. Dat was de broodviónning voor 200 jaren in deze woestijnplaats geweest, er waren toen 10.000 mensen en 200 van deze schepen. Om die bedrijvigheid en die handel leefden de mensen, zoals Allah dat gewild had, zoals Allah het blijkbaar wilde, dat men de olie zou ontdekken, die diep in de grond zit... hoe diep vertelt men de vreemdeling niet. Het verhaal, dat men zo doet over Koeweit, je steekt er maar een gasbuis in de grond, en de olie komt naar boven is scherts, olie wordt bijna overal diep in de bodem gevonden, die olie heeft zich verzameld in een bekken tussen rotsen in. Met moderne instrumenten kan men die verzamelbekkens opsporen en dan begint het voorzichtige werk, de gevonden bron aan te boren. Deze ruwe olie staat in dat ondergrondse bekken onder een geweldige druk, vaak meer dan 100 atmosfeer. Herhaaldelijk gebeurt het, dat bij aanboring de boorploeg verrast wordt door de hoge druk. Dan spuit de ruwe olie tientallen meters omhoog en wat het ergste is, door de wrijving ontstaat warmte, vliegt het vrijkomende gas in brand en moeten deskundigen komen om deze brand te blussen. Er zijn heden ten dage nog bronnen, die al jaren branden, die men niet onder controle heeft kunnen krijgen. Als vreemdeling kom je begrijpelijkerwijs niet bij de oliebronnen. Elke mogelijkheid van brand door onvoorzichtigheid moet afgewend worden. Als je op de oliekade komt — en wij mochten er rondwandelen, moeten alle lucifers en sigaretten en alles wat bij de portier. Men krijgt ze later netjes terug. Doch ben je op de kade geweest dan begin je iets van dat nieuwe Koeweit te begrijpen. Voor de wal lag een nieuwe tanker, zo uit Japan binnen gekomen, met Japanse bemanning en Japanse gezagvoerder, varend onder Noorse vlag. Het schip lag nog heel hoog op het water, het kwam 75.000 ton ruwe olie halen.
Wij, mensen van het westen, willen graag concrete cijfers. In 1964 kwamen in Koeweit 2825 tankers de baai binnen. Dat zijn er dus 8 per dag, en de gemiddelde tonnage was 37.000 ton. Er I werd dus per dag geëxporteerd niet minder dan gemiddeld 296.000 ton olie. Dat is nu natuurlijk weer meer geworden, want de schepen werden na 1964 groter van inhoud. Lazen we niet in de krant, dat het vervoer van olie per reuze-tankers van 200.000 ton beduidend goedkoper was dan met tankers van 37.000 ton?
Het is voordeliger per reuze-tanker van Koeweit om Kaap de Goede Hoop te varen (omdat deze schepen niet door het Suez-kanaal kunnen) dan met kleinere tankers, door dat Egyptische kanaal naar Nederland.
Zo terzijde dat probleem van die reuze-tankers zit onze goede stad Rotterdam en ons land wel heel dwars. De oliemaatschappijen betalen, om de Maas binnen te vallen, een behoorlijk bedrag. Doch zij zeggen, als je ons als klant wilt behouden, zorg dan, dat we nu ook binnen kunnen blijven komen. Als die tankers niet binnen kunnen varen, gaan we naar Ierland toe. Dat betekent voor de stad Rotterdam, dat de olie-raffinaderijen en wat er allemaal bij hoort een geweldige bedreiging. Daarom vraagt Rotterdam — en helemaal niet ten onrechte — aan de regering: Help ons deze vaargeul te laten maken met een slordige 40 of 50 millioen, dan kunnen wij vele mensen werk en welvaart blijven geven Inmiddels is bekend dat de geul zal worden gegraven.
Terug naar Koeweit. De moderne zakenwereld wil graag weten wat iets kost.
Zo ook: Wat kost de olie, die uit de grond opgepompt wordt. Het wordt berekend per barrel, dat is 160 liter, en in Koeweit zegt men ons: Hier kost een barrel oUe ongeveer een kwartje, in Perzi'ë en Irak 2 kwartjes, in Venezuela 2 gulden, in Rusland ook 2 gulden (hadden U en ik nooit gedacht!) in de Verenigde Staten ƒ 5,20.
Deze olie gaat van Koeweit naar Pernis of waar ter wereld raffinaderijen zijn, dan van die raffinaderijen naar de benzinepompen. U betaalt dan ruim 50 cent voor uw litertje benzine voor uw auto. Dan te bedenken, dat in Koeweit, waar de bronnen zo dicht bij zijn men voor diezelfde benzine betaald 6 cent per é'h liter.
Laten we voor het gemak zeggen, die 49 cent verschil tussen de Koeweitse prijs en uw prijs zit in het vervoer per tanker, de kosten vervoer in het westen, in de accijns die er op gelegd zijn (een liter benzine kostte in 1936 ongeveer 8 cent) de raffirage, dan de winst voor de maatschappij... en... de uitkering, die de oliemaatschappijen moeten doen aan de staat Koeweit, om de olie te mogen putten. Olie is de enige rijkdom van het oosten. Het westen heeft de olie hard nodig. De regeringen van Koeweit, Irak Iran (Perzië) Syrië, Libanon weten hun positie en stellen zeer hoge finantiële eisen aan de oliemaatschappijen. Een belangrijk gedeelte van die vijftig cent die U voor uw benzine betaalt, gaat naar die arme .streken toe. Als U nu maar voldoende auto rijdt, kunnen daar de mensen mettertijd een dragelijk bestaan verkrijgen.
Zo wordt het besteed.
Laten we nu eens kijken, wat doet Koeweit met al dat geld uit die olie. Van juni 1946 tot juni 1964 werd door de stad Koeweit 4,7 billioen dollars ontvangen. Dat is een onmetelijk groot bedrag. Er waren natuurlijk verplichtingen, als je zulk een bedrag ontvangt. Je moet dat nu niet, als eens de koning van Saoudië Arabië, gebruiken voor de vrouwen in je harem en de vele kinderen, die je als vorst bij hen verwekt. Je moet dit ook niet gebruiken voor auto's met gouden deurknoppen, als je buurman in Saoudië Arabië deed, maar die harde dollars beleggen in havens en aanlegsteigers. Die zijn er nu in Koeweit en misschien komen er nog meer. De zee voor Koeweit biedt een rustige plaats voor de schepen om er te wachten op hun beurt om te laden, doch ik kan me voorstellen, dat de oliemaatschappijen zullen zeggen: Acht schepen per dag is te weinig, het moeten er 12 worden. Zorgen jullie nu maar voor kade-ruimte
De vorst van Koeweit heeft het geld gebruikt om dat woestijnstadje om te laten bouwen tot een zeer moderne stad die weliswaar nog lang niet klaar is, maar dat toch onze bewondering heeft. Men heeft de beste planologen en stadsarchitecten aangetrokken om een plan te maken voor de opbouw. Zo is er een stadsplan met brede straten. Straten, die met asphalt bekleed zijn. Doch de trottoirs zijn nog niet af — misschien niet voldoende mensen om dat te kunnen doen. De zorg van die staat gaat vooral
De zorg van die staat gaat vooral naar de gezondheid van al die mensen. Toen wij er in oktober j.1. waren was het overdag nog 42 graden in de schaduw. In de zomer loopt dit op tot 60 graden, en dan is het er nog vochtig ook. De huizen zijn evenals de kantoorgebouwen, van binnen met koelinstallaties uitgerust, anders zijn de huizen door de warmte niet te bewonen en in de kantoren zou men er niet kunnen werken. Doch het gevolg is, dat er veel longontsteking door kou vatten voorkomt. Dan door de hitte gauw infectieziekten.
Daarom heeft de staat voor de half millioen inwoners niet minder dan 15 uiterst moderne ziekenhuizen. Wij bezochten een ziekenhuis-complex — zo ter grootte van het Dijkzigt-ziekenhuis in Rotterdam was alleen al dit ziekenhuis. Vanuit de vijfde verdieping nam ik foto nr. 2. Het is het bijbehorende flatgebouw waarin dokters, chirurgen en ziekenzusters wonen. Hier werken naast artsen uit Koeweit zelve, ook Duitse medici en zusters.
Naast die 15 ziekenhuizen met hun medische stafs zijn er nog 83 klinieken 500 huisartsen. De opgave klopt niet heel erg, want men geeft op, per 700 inwoners is er één arts; 500 artsen, dat is dus 350.000 inwoners en per 111 inwoners een ziekenhuisbed.
Maar er zullen wel een groep mensen zijn, die onder een olie-regeling ondergebracht zijn. 40 Tandartsen verzorgen de gebitten. Dan vindt men nog klinieken speciaal voor kinderen. Alles is geheel gratis, ziekenhuis-verpleging, chirurgische hulp, apotheker, enz. enz.
Geheel gratis is het onderwijs. De leerlingen krijgen schoolkleding en om het schoolgaan te bevorderen krijgen de ouders premie, als ze de kinderen naar school sturen. De opgave uit Koeweit! Wij betalen per leerling gemiddeld per jaar ƒ 500,—; Rusland ƒ 400,— en Amerika ƒ 280,—. Wie intellect heeft om te kunnen studeren, mag naar Amerika toe, zij zullen voor rekening van de staat studeren.
Het is allemaal als een sprookje, grote dure huizen, grote salarissen. Geen kamelen op straat, dat is ouderwets, het symbool van armoede. Kamelen en ezeldrijvers moesten hun dieren inleveren en kregen in ruil hiervoor een taxi, om hun brood te kunnen verdienen en bovendien een goed huis om in te wonen.
Wie de sjouwerlieden zijn? De gastarbeiders uit Perzië, die hier een goed belegde boterham komen verdienen. Allemaal als een sprookje... Er is maar een maar... de hitte, die 60 graden in de zomer bedraagt, nog 20 graden warmer dan Batavia en Semarang m ons oude Indië...
Koeweit geeft een voorbeeld, dat oliie-goud een zegen kan zijn, een wegwijzer naar ©en betere oosterse maatschappij, naar meer welvaart, meer leefbaarheid.... Ik ben blij, dat ik dat heb mogen zien, en zo even, er globaal iets van te kunnen vertellen. -O- J. Boomsma.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 februari 1967
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 februari 1967
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's