Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Evert Kooistra

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Evert Kooistra

• Brvolgverhaal

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

i>Daar maak ik mij ook helemaal geen zorgen over, mijn jongen. Eerlijk gezegd vallen mij de dagen wel wat zwaar ik word al een dagje ouder inoet je rekenen. Vroeger, toen ik Jaantje had, hielp zij mij en had ik aan naar gezelligheid, maar sinds haar moeder ziekelijk geworden is en zij de huishouding moet doen en zodoende hiet bij ons terug kon komen, voel ik nuj wel vaak eenzaam." Evert was blij geweest met die open

Evert was blij geweest met die openhartige verklaring.

Bij de moeder van Dora stuitte hij op meer tegenstand, want die wüde met aUe geweld, dat ze nog een paar jaar zouden wachten.

Van Vlijmen zat zwijgend te luisteren, doch toen vroeg zijn vrouw ook zijn mening in deze zaak.

„Jij doet precies, of jij er niets mee te maken hebt, alsof het jou niet aangaat , klonk het venvijtend. „Vind jij nu ook niet, dat ze nog best een paar jaar kunnen wachten?"

„Wat is eigenlijk je bedoeling? Wil je er een twaalf en een half- of vijf en twintigjarig verlovingsjubileum van maken?"

Leuk had Wj haar komisch-ernstig aangekeken.

't Had haar geprikkeld en venijnig was haar antwoord geweest: „Jij denkt, dat alles met een grapje klaar te maken is. Ik kan met jou nu nooit eens ernstig praten. Ik moet altijd alles alleen bedisselen".

Hij had zich van haar boze toon en gezicht niets aangetrokken, snel een knipoogje gegeven aan Dora, die niet wdst hoe ze zich houden moest en het ellendig vond, dat het haar betrof.

„Je behoeft je niet zo kwaad te maken vrouw, want ik bedoel er niets lelijks mee. Maar als je dan beslist wilt weten, hoe ik er over denk, nu, dan geef ik Evert en Dora groot gelijk.

Waarom zullen ze nog langer wachten?"

Opgelucht had Evert die verklaring aangehoord.

Mevrouw Van Vlijmen staarde haar man onthutst aan. Daar had ze niet op gerekend en ze voelde, dat ze het verloren had.

Het maakte haar kriebelig.

„Het kan jou blijkbaar niet schelen als ik het werk niet af kan", vinnigde ze, maar vóór ze verder kon gaan viel Van Vlijmen haar in de rede.

„Onzin. Als het te druk voor je is, neem je er een meisje bij. We kunnen het gelukkig nog wel betalen. Maar je moet niet alleen om jezelf denken, vrouw, en daarom ", hier wendde hij zich tot Evert en Dora, „ik vind jullie plan uitstekend, kinderen.

Mijnerzijds bestaat er niet het minste bezwaar tegen." Mevrouw Van Vlijmen mokte nog wat na, kon er zich nog niet mee verenigen. Gelukkig duurde dat niet lang en toen Dora's moeder maar eenmaal aan de gedachte, die haar die avond wat rauw op het Ujf gevallen was, gewend raakte en er zich mee verzoende, ontpopte zij zich als een zorgzame moeder, die kosten noch moeite spaarde om haar dochter een behoorlijke uitzet te geven en Dora met raad en daad terzijde stond.

Het waren drukke dagen en weken die nu volgden, want er was nog zoveel te regelen, dat ze schier tijd tekort kwamen. Midden augustus betrokken Evert en zijn moeder hun keurige huisje.

ic TV

Op een mooie herfstdag in september trouwden ze. De bruiloft werd gevierd bij Van Vlijmen in huis en was in één woord af. Van Vliet en zijn vrouw waren de hele dag genodigd. Hij had het ook wel verdiend.

De dominee had tot tekst gekozen:

„Aangaande mij en mijn huis, wij zullen de Heere dienen".

In gloedvolle woorden schilderde hij het grote geluk van diegenen, die de Heere in alle dingen nodig hebben,

„In het nieuwe leven dat gij nu samen gaat beginnen", aldus eindigde hij zijn predikatie, „zult gij de hulpe des Heeren zeker niet kunnen missen. Maar welk een onuitsprekelijk voorrecht is het, wanneer gij met uw zorgen en noden, met uw moeiten en verdriet, die zeer zeker ook u wedervaren zullen, een geopende toegang mag vinden aan de troon der genade".

Ook mijnheer Andijk kwam hen een ogenblik feliciteren.

Het was al bij twaalven, toen ze moe doch voldaan, na die gezellige, onvergetelijke dag, de deur van hun woning ontsloten.

„Een ogenblik is er in Zijn toom, maar een leven in Zijn goedgunstigheid".

Dat heeft ook Evert ervaren.

De jaren vlogen heen.

Vier jongens en drie meisjes werden in de loop van de tijd geboren.

Nog dertien jaren heeft Everts moeder bij hen ingewoond en zij hebben niets ontzien om haar levensavond te veraangenamen. Zacht en kalm is zij toen heengereisd. Haar laatste woorden waren:

„Vrede, door het bloed van Christus". Met hete brandende tranen heeft Evert zijn moeder beweend. Er was een stuk uit zijn leven weggevallen. Toen ze nog boven aarde stond scheen het hem toe, of hij er nooit overheen zou komen.

Doch toen hij bij de geopende groeve stond en verdrietig in de diepte staarde waar het stoffelijk overschot van zijn geliefde moeder zo juist in neergedaald was, troffen hem de woorden van de predikant, waar deze zijn toespraak mee begon tot in het diepste van zijn ziel.

„Wij treuren hier niet, als degenen, die geen hope hebben".

Toen gevoelde hij duidelijk, dat hij eigenlijk niet zo bovenmatig bedroefd mocht zijn. Zijn moeder was de strijd te boven. Zou hij haar dat geluk, die zaligheid misgunnen? Neen! Neen! Een ogenblikje kreeg hij gemeenschap met haar in de hemel en een zalige blijdschap vervulde zijn hart.

Toen hij de plaats verliet, waar / rustte, totdat het bazuingeschal weerklinken zal: „Staat óp gij doden en komt ten oordeel!" fluisterde hij, met ogen omfloerst door tranen: „Tot weerziens moeder".

En op dat ogenblik geloofde hij dat ook.

Het middernachtelijk uur had reeds geslagen, toen Evert en Dora zich na die veelbewogen dag ter ruste begaven. De diepe smart, die hem in het morgenuur nog vervulde, had plaats gemaakt voor een vredige rust in zijn ziel. Hij wist, dat zijn moeder nu instemde met het zaHg lied der hemelingen.

Nog lang lag hij wakker, kón de slaap niet vatten. Een grote steun in zijn ic ven zou hij voortaan moeten missen, doch wat hem ook ontviel en wat hij ook veranderde, God verandert nooit

Die blijft ééuvrig dezelfde. Déèr schepte hij moed uit, dat gaf hem kracht.

Eindelijk sliep hij in, met dit versje in de gedachten:

Als een kleed zal 't al verouden;

Niets kan hier zijn stand behouden.

Wat uit stof is, neemt een end.

Door de tijd, die alles schendt.

Maar Gij hebt, o Opperwezen, Nóóit verandering te vrezen;

Nóóit verandering te vrezen; Gij, die d'eeuwen acht als uren.

Gij, die d'eeuwen acht als uren. Zult aU' eeuvrigheid verduren.

Zult aU' eeuvrigheid verduren.

EINDE

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 januari 1967

Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's

Evert Kooistra

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 januari 1967

Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's