Rech In Links
„erenaam" progressief en de dnaam" conservatief achten we eschikt voor gebruik in een ob- ' betoog over politieke partijvor- omdat ze propagandistisch te •ling, belast zi]n. Het lijkt ons beter men links en rechts te bezigen de sociaal-economische antithese. :eze geven wel geen scherpe on- .eiding aan, maar ze lijken ons in geval niet zo tendentieus als de al is men er ook reeds aardig an het manipuleren. Ze hebben or, dat de discriminerende tenervan meer gelijk verdeeld is. De jerm „rechts" wordt ook gebruikt voor iberaal en fascistisch en „links" voor Communistisch pacifistisch en anarchifisch. Het is dus wel nodig deze begrippen zo goed mogelijk te omschrijven en aan te geven in welke betekenis Ive ze hier gebruiken.
[ Vóór 1940 was het in ons land de ^e^i&>nte de confessionele partijen te _beaBnpelen met „rechts" en de nietconlKsionele met „links". Toen de eerste in de laatste helft van de 19e eeuw ontstonden werd het usance, dat de christelijke partijen in de Tweede Kamer rechts van de voorzitter zaten en de andere links. Vandaar deze benamingen. Dat is sedert dien altijd zo gebleven. Zo zitten de 80 Kamerleden van de K.V.P., A.R.U., C.H.U., S.G.P., en het G.P.V. aan de rechterzijde en de 67 van de P.v.d.A., V.V.D., P.S.P. en C.P.N, aan de linkerzijde. Waartoe de drie Boerenafgevaardigden behoren is ietwat dubieus. Zelf menen ze rechts te zijn, omdat hun program zegt, dat deze partij een beginselpartij is op christelijke basis. Vele kiezers zien haar echter niet als zodanig, want bij de verkiezingen van 1966 bleken talloze andersdenkenden op haar gestemd te hebben. Formeel èn wat de leiding betreft is ze wel aan te merken als rechts in de traditionele betekenis. Haar fractie heeft dan ook in 1963 ertegen geprotesteerd, dat ze aan de linkerzijde tussen de liberalen en de socialisten terecht kwam in de Tweede Kamer, maar de oorzaak daarvan was, dat er rechts slechts één plaats over was voor de drie vertegenwoordigers van de B.P. Nu dhr. Voogd de partij verlaten heeft, kreeg hij van de president op zijn verzoek die ene plaats, daarmee te kennen gevend, dat hij beslist ingedeeld wilde v/orden bij de principieel rechtse groeperingen.
Na de bevrijding is, vooral onder invloed van de doorbraak-doctrine, die de termen conservatief-progressief en rechts-links (ingewijzigde betekenis) Introduceerde, een andere partijindeling opgekomen n.1. die van sociaal-rechts en sociaal-links. De nieuwe partijnorm houdt in hoe men staat tegenover de sociale, economische en financiële problemen, vooral de eerste. Bij het socialisme IS — de naam zegt het al — het sociale element in de politiek primair. Daarom eist het ook voor sociale maatregelen altijd prioriteit. Wij zijn van mening, dat de nieuwe norm (linksrechts) ongetwijfeld reëel is. Dwars door de oude antithese heen is in de politieke theorie en praktijk duidelijk ook deze contoverse te constateren en ïaen moet dus niet pogen ze te bagatelliseren of te negeren. Dat is in flagrante strijd met alle Realpolitiek. Ze wordt in de politieke praktijk zelfs meer openbaar dan de oude antithese, omdat ze bij veel meer problemen in het huidige staatsieven een rol speelt. De politicoloog prof. Schlichting van de r.k. universiteit te Nijmegen heeft in zijn inaugwiele oratie, die handelde over het onderwerp „Rechts en links", deze termen teruggevoerd tot de tijd van de Franse Revolutie, toen ze het eerst gebruikt schijnen te zijn voor de groepen in de Nationale Vergadering (1789): de adel zat rechts en de derde stand ,de burgerij; een vierde stand n.1. het proletariaat deed nop niet mee) links van de president, terwijl de geestelijkheid als tweede stand tegenover hem zat. Ze waren toen dus ook al synoniem met behoudend en progressief, uiteraard toegepast op de toenmalige situatie.
De al vroeger geciteerde dr. Hoogervrerf vereenzelvigt de termen progressief en conservatief geheel met die van laucs en rechts, maar hij wil de laatste in de politiek niet gebruiken. Om geen misverstanden te scheppen, zal n»en deze begrippen echter zoveel dit Jirogehjk is moeten omschrijven en preciseren. Dat is niet eenvoudig, want ze 2ijn nogal Vekbaar en voor verschillende mterpretatie vatbaar. Wanneer men spreekt van sociaal-rechts en -links moet geaccentueerd worden, dat de rechtse stroming niet als asociaal of antisociaal mag worden beschouwd. Ook de rechtse staat wel degelijk op net standpunt, dat sociale politiek noodzakelijk is. Men kan de vraag stellen of er in onze welvaartsstaat nog een sociaal vraagstuk bestaat. Daarop moet net antwoord bevestigend luiden. Alleen is het er nu in andere vorm en in veel kleiner omvang. In elke maatschappij zal steeds een percentage economisch-sociaal zwakkeren aanwezig zijn en deze moeten ook via overheidsmaatregelen behoed worden voor ariMede en gebrek. Het onderscheid tus- S&l rechts- en links-sociaal zit in de mate en de manier, waarop men in het sociaal-economisch leven ingrijpt. De uiterste polen daarvan zijn de absolute staatsonthouding en de staatsalmacht over de gehele linie via het dirigisme der overheid, resp. vertegenwoordigd door de oud-liberale en de communistische systemen. In onze Westerse landen is een tussensysteem gegroeid, dus staatsbemoeüng tot op zekere hoogte, zodat er ook een vrijheidsmarge overblijft voor het persoonlijke en het bedrijfsleven. De vraag is nu, wat we als ideaal of uitgangspunt moeten beschouwen: de vrijheid of de staatsinmenging. Van het antwoord daarop hangt grotendeels af o/ men sociaal-rechts of -links is in zijn politieke opvattingen. Wie het accent legt op de vrijheid en de inmenging alleen accepteert in gevallen van dringende noodzaak,^ is rechts; daarentegen zijn de voorstanders van een zo sterk mogelijk samenvallen van staat en maatschappij met als gevolg een primair stellen van overheidsbemoeienis links. De keuze hangt dus samen met ons staatsbegrip. De scheidingslijn tussen beide sectoren — die van onthouding en bemoeienis — is uiteraard niet exact aan te geven, omdat er ook in links en rechts nuanceringen zijn. Men kan hier dus evenals bij de begrippen progressief en conservatief het bezwaar maken van te grote vaagheid en onbelijndheid, maar dit is in de politiek nu eenmaal niet anders mogelijk bij zulke normen. In de levensbeschouwelijke sector ervan stuit men ook op punten die de één specifiek christelijk noemt en die een ander daarbuiten plaatst (men denke b.v. aan de verzekeringskwestie en de doodstraf). Hoofdzaak is, dat de tegenstelling als zó reëel wordt erkend, dat ze ontegenzeggelijk een grote invloed heeft op de praktische politiek en ook op de partij vorming.
Het is een onweersprekelijk feit, dat in de partijen, die op godsdienstige basis zijn georganiseerd, zich onvermijdelijk spanningen voordoen als gevolg van sociaal-economische tegenstellingen tussen hen, die wel één zijn in het geloof en direct daaruit afgeleide beginselen, maar die op het terrein van economie en sociale vraagstukken geheel verschillend denken. De christelijke partijen hebben dit probleem altijd gebagatelliseerd en verdoezeld en het steeds pogen op te lossen door het tolereren van een rechtse en een linkse vleugel in de partij en de fractie of door op kwestieuze punten een compromispolitiek te voeren. Dikwijls ook wordt het bestaan ervan rondweg ontkend, maar dit is tenslotte struisvogelpolitiek.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 januari 1967
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 januari 1967
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's