Het Ur der Chaldee�n
Men moet niet denken, dat men gemakkeiyk met een auto of autobus in het Tweestromenland - Mesopotamië, zoals het ook genoemd wordt - kan reizen. Er z^jn uitstekende asphaltwegen, zoals die langs de pipe-Iine-weg, dat is de weg naast de nu niet meer in gebruik zynde olie afvoer-buizen, weg van Bagdad naar de Middellandse zeekust. Dat die olie-pyp-lün niet meer gebruikt kan worden zit in de nog altyd grote moeiiykheid, dat de Irakse en Iraanse (Perzische) olie, die door die buizen (of pqpen) geleid wordt naar Israël, wegens vijandelijke houding van de Arabieren tegen de Israëliërs niet mogel^k is. De olie-weg is nog altijd zo'n twaalf honderd kilometers lang. We reden er een 800 km van Damascus af langs, toen waren we aan de oevers van de Euphraat en gingen zuidwaarts, naar Babyion en Ur.
De weg werd heel anders, men noemt het een piste. Dat wil zeggen een landweg. Als het regent, wordt de weg een grote modderpoel, is het droog — zoals in de zomer — dan is het een bonk stof. Onze autobussen — we reden nu met twee autobussen achter elkaar, om elkander bij te staan als er moeilijkheden kwamen — en die kwamen er af en toe ook. De achterdeuren werden verder dichtgeplakt met kleefband, om het fijne woestijnstof te weren. Desondanks drong dit nog overal doorheen, de koffers, die in de kofferruimte lagen, bleken des avonds overdekt te zijn met een dikke stoflaag, alle fototoestellen enz. waren eerst in plastic zakken goed verpakt. Sommige mede-reizigers begonnen te hoesten van het fijne onzichtbare stof, dat toch de bus binnen warrelde. We troffen het met een ding, het was niet overdadig warm — zo tegen de 35 graden Celsius, wat in de woestijn koel is. Doch het was ook oktober, men had getracht in mei deze tocht te doen, het plan werd opgegeven door de grote overmatige hitte. Het gelukte nu voor de eerste maal om met autobussen te rijden naar Babyion en dan door naar Ur, verder door de woestijn naar de grens van Koeweit, waar we weer een normale asphaltweg zouden aantreffen.
We reden over de landweg heen naar Babyion en door naar Ur. Het bevloeiingsgebied van de Euphraat was weinig bewoond. Er werd hier en daar gebruilt gemaakt van het overvloedige water, om landerijen te besproeien. Op dit gebied is er nog heel wat te doen in Irak! Doch het was overal om ons heen dor en kurk-droog. We hadden allemaal — eigenlijk op bevel van de reisleiding — extra jerry-cans met water bij ons; mochten we in moeilijkheden komen, dan zouden we niet verdorsten — en extra pakketjes met cake en andere voedingsmiddelen. Doch het bleek niet nodig te zijn, de zware autobussen trokken er zich door heen. Af en toe zagen we in de verte bomen en water, dat verdween. „Een fata-morgana" zei de leider, het is hier woestijn, er is hier niets, geen schaap, geen kameel, geen huis. Opeens werd de autobus stop gezet, een nieuwe fatamorgana doemde opeens op. Uitstappen, zo vlug mogelijk, zei Dr. Reis — de reisleider — en dit fotograferen, voor het verdwijnt. Deze fatamorgana is de toren (Tziggoerat) van Ur. We zijn er nog 50 kilometer vandaan.
De foto.
Zo maakte ik de meest merkwaardige kleurenfoto in de dertig jaar, dat ik nu kleurenfotografie bedrijf. Een fatamorgana van de toren van Ur. Ik zette de 20 cm. telelens op mijn toestel, en de foto is gelukt. Stel U niet voor, dat het een kunstfoto is, dat niet, het is alleen iets heel bijzonders, heel zeldzaam, een fatamorgana van een bizonder historisch onderwerp Ur.
Anderhalf uur later stonden we op de toren van Ur. Het grondvlak van deze toren is 62,50 bij 43 meter. Wat U op de foto ziet, is de eerste verdieping. Op de eerste trap van de Tziggoerat — zoals de wetenschappelijke naam van deze type torens is, kwam een tweede verdieping, met een kleiner grondvlak, en daarop weer een derde.
Men heeft verschillende vermoedens, deze tziggoerat kan minstens drie — doch ook zeven — verdiepingen hebben gehad. In ieder geval de bovenste étage van deze toren was bestemd voor de priesters, om met de Goden in de Hemel te kunnen spreken (men neme dit zeer ernstig op) en ook voor astronomische waarnemingen.
Hoe hoog deze torens kwamen! Geleerden moeten een schatting doen, men vindt in het Tweestromenland nog verschillende ruïnes van die torens, en de ruïne van de tziggoerat van Aquar Qouf is nog 58 meter hoog. Aquar Quof ligt 250 km. van Ur vandaan.
We keken van boven van de Tziggoerat op de ruïnes van de oude stad Ur. De Britse geleerde Woolley, die de stad Ur opgegraven heeft, nadat de Amerikaanse universiteiten en de Engelse hogescholen hem geld ter beschikking hadden gesteld om dit te doen, heeft het aantal bewoners van Ur op het hoogtepunt van zijn bestaan geschat op een 250.000 inwoners. Voor de mens, die nu op die eerste
Voor de mens, die nu op die eerste trap van de tziggoerat staat, is dit onbegrijpelijk, als hij niet op de hoogte is van het feit, dat voor 5000 jaar de loop van de rivier Euphraat heel anders was dan nu. Toen lag de toren bijna aan de oever van de rivier — de bedding heeft zich op een onzalig ogenblik verlegd, zeker vijf kilometer van de toren stroomt nu de rivier.
Wat de Engelse geleerde Leonard Woolley daar ontdekt heeft betreffende Ur, is een sensatie geweest. Voor 1920 wist men van Ur niet veel meer als dat van deze plaats is vermoedelijk 1800 jaar voor Christus de herdersvorst Abraham vertrokken naar het westen.
In een heel oude encyclopaedie heb ik eens nageslagen, wat men voor 1900 over Ur wist, alleen dit, de legendarische plaats waar eens Abraham woonde Toen in 1927 Woolley aan zijn opgravingen in Ur bezig was, stuitte hij op heel oude resten van bewoning. Het is nu wel vast en zeker, dat er toen de Soemeriërs woonden. Men meent, dat de Soemeriërs dit land binnentrokken, nadat zij hun eigen land — vermoedelijk Afganistan — verlaten hadden. Ze staan bekend als de „Zwartkoppen". In dit land woonden Semitische stammen, met wie zij zich vermengden. De geleerden hebben graag data: er is een vrij zeker vastgesteld, op 3400 jaar voor Chr., het was de vondst van een standaard, waarop «gegrift staat, hoe het leven was in die tijd, met kleding, de wapenen en vooral ook de mensen, met strijdwagens, met paarden bespannen. Er hebben koningen geregeerd over Ur, de geleerden lopen volmaakt vast met de jaartellingen. Men heeft berekend, dat deze oer-koningen tezamen — het waren er tien — wel 456.000 jaren geregeerd hebben. Daarna komt er nog een staat van 23 koningen, die tezamen 24.510 jaar, en maanden en SVa dag geregeerd hebben.
We zullen de puzzle van „hoe groot was toen een jaar" maar aan de geleerden over laten en weer terug keren naar onze begrippen, omtrent Ur. Mogen we nog even vertellen, dat vermoedelijk de mensen niet ouder werden dan 35 jaar!
De gids, die U nu rondleidt in de ruïnes van Ur kent zijn lesje wel. Hij brengt U bij de ruïnes van het oude koninklijke paleis. Gebouwd uit tichelstenen en gemetseld met een product, dat er veel voorkomt... asphalt. Men heeft dit asphalt ook gebruikt bij de restauratie. Dan brengt hij de vreemdeling bij de oudste graven van de koningen — graven van 3000 jaar voor Chr. De koningen werden met veel eer en veel goudschatten bijgezet. Soms werden die oude graven leeggeroofd, doch één der graven, van een koningin, was nog volkomen in tact. Toen vond men haar met de prachtige halscolliers, sierraden enz. Doch ontstellend was, dat er een hele groep hovelingen mogelijk bij de begrafenis zelfmoord hebben gepleegd in de grot, waarin hun koningin werd bijgezet. Of misschien ter dood werden gebracht.
Een eigenschap, die al die grote ondekkers en zoekers naar oude beschavingen moeten hebben is: koppigheid. Geloven in wat zy zoeken, dat zü dat ook zullen vinden. Wie die geleerde koppigheid niet heeft, zal niets bereiken. Zo ook met Woolley. Hy liet graven in de bodem, en vond alsmaar resten v,an oud aardewerk. Toen dat ophield, liet hij doorgraven, de klei was drie meter dik, toen stootte hij weer op de resten van een oude bewoning. Hij was zo enthousiast over deze ontdekking, dat er drie meter klei lag over het aller-oudste Ur, dat hij telegrafeerde: „De Zondvloed gevonden". De geleerden zijn het er nog niet over eens, is dat werkelijk het bewijs, dat de zondvloed over Ur een sublaag van drie meter heeft gelaten! We zullen afwachten, er wordt in Mesopotamië nog veel gegraven, telkens als er geld beschikbaar is.
Zoals Ur nu ligt is het bijzonder interessant voor hen, die zich voor de oudste beschavingen de geschiedenis van de Bijbel en van de wereld interesseren. Men moet niet alles geloven, wat de gidsen U vertellen. Als we wandelen door de opgegraven straten brengt de gids ons bij een oud ingevallen huis, en zegt plechtig: hier woonde de aartsvader Abraham. Hoe weet men dat; is de vraag. Er stond op dit huis hier de naam Ibrahim, is het antwoord.
Er zijn meer mensen, die Abraham hebben geheten. Abraham was in de bijbelse geschiedenis een herdersvorst en zal in tenten gewoond hebben. We laten dit jokkentje ter wille van dit jokkentje, maar voor wat het is. Het doet er niets aan af, Ur is iets bijzonders, we zouden er nog meer artikelen aan kunnen wijden, aan alles wat men nu ontdekt heeft, maar het is heus te veel van het goede. Onthoudt, wat ik U laat zien, de toren, vermoedelijk 3500 jaar voor Chr., later verwoest, herbouwd. Over de bouw van die torens kom ik terug als ik vertel over ons bezoek bij de ruïnes van de toren van Babel en Babyion, onthoudt dat Ur een groot handelscentrum is geweest, dat het een heel vruchtbare landstreek was, doch door verlegging van de rivierbedding van de Euphraat de welvaart verloren ging. J. Boomsma.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 januari 1967
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 januari 1967
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's