Oude Jaar 1966

Want gij zijt mij tot een hulp geweest. (Ps. 63 : 8a)

Wij brengen onze dagen door als een gedachte. Dit is Gods getuigenis van ons leven. Hoe noodzakelijk is het om op een uur als dit dat te overdenken. Ook 1966 is weer aan ons voorbij gegaan met zijn lief en zijn leed. Wat heeft deze jaarkring ons geleerd? Moeten wij vaststellen dat het ons alleen dichter heeft gebracht bij het oude jaar van ons leven, dat onweerstaanbaar naderbij komt? Hoe groot is het voorrecht dan wat d\^ psalmist leerde: „Gij zijt mij tot een hulp geweest." Ook hij heeft mogen stilstaan bij een bijzondere gebeurtenis, n.1. van zijn drijvers verlost mag hij een ogenblik rust vinden in God. Hij is in de woestijn van Juda als hij zijn stem tot God mag wenden. Als hij mag terug blikken in de tijd die aan Hem is voorbij gegaan weet hij, wie de Heere voor hem is geweest, n.1.: „Zijn Hulp." Wat een treffende wetenschap is dat; God tot een hulp te hebben in het leven.

Immers hoe ijdel is mensen hulp in de dagen van druk en van strijd, in kommer en in verlating. Als David mag terug blikken weet hij; „Maar God was aan mijn zij en ondersteunde mij in het leed dat mij genaakte." Als U op de laatste avond van het jaar 1966 ook mag terug blikken, mag U dan ook zeggen: „Gij zijt mij tot een hulp geweest"? Het leven van een mens is toch van

Het leven van een mens is toch vanwege de zonde, een leven van moeite en verdriet. Zelfs het uitnemendste van ons leven is door de zonde onvolmaakt en vol van tekort. Hoevelen hebben in het jaar dat aan ons voorbij is gegaan, gestaan op de dodenakker. Hoevelen denken met smart terug aan vele gebeurtenissen die zijn ervaren. Maar wie kan nu ook zeggen: „Mij tot een hulp geweest"?

Hoe donker ooit Gods weg mag wezen, Hij ziet in gunst op die Hem vrezen.

Weet U wat voor David verwondering was? Hij schrijft, „mij" tot een hulp geweest! Dat wil zeggen, David wist heel goed dat er bij hem geen reden was dat God naar hem omzag. Een zee van herinneringen is dan te overdenken, wie zijn wij geweest en wie is de Heere voor ons geweest. Als op de laatste ure van 1966 dit op de weegschaal zou worden gelegd, zou het niet moeilijk zijn om het gewicht vast te stellen.

Mogen wij zo gedenken wat ons is wedervaren en mogen wij dan in diepe ootmoed belijden: Heere wij zijn geringer dan al de weldaden en trouw waarmede Gij ons hebt omringd. Wat ook in het leven verandert, God verandert niet. Niet in Zijn liefde, niet in Zijn trouw, niet in Zijn macht, maar ook niet in Zijn gerechtigheid.

Ook de zonden en onze ongerechtigheden zijn voor de ogen des Heeren, want Zijne ogen doorlopen de ganse aarde. En, in het bedrijven van onze overtredingen ziet de Heere tijd en plaats. Dat mocht in de terugblik van het voorbij gevlogen jaar, ons opmerkzaam maken. Laat dan alles nogmaals aan U voorbij gaan, van 1 januari tot 31 december en gaat dan ook eens een slotsom maken. Mijn ziel, doorziet toch Uw lot, hoe zult gl] rechtvaardig verschijnen voor God? Hoe bevoorrecht zou het dan zijn David te kunnen nazeggen:

Wanneer ik op mijn legerstee, Aan U gedenk tn stille nachten, Dan peinst mijn ziel met al haar krachten,

Hoe Gij voorheen in angst en wee. Als mij de vijand wild' omringen. Mij waardig zijt ter hulp geweest. Dies zal ik nu ook, onbevreesd, In schaduw van Uw vleug'len zingen.

Dirksland. Ds. P. Blok.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen