Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het Kijkvenster

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het Kijkvenster

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bevestiglngsformiilicr voor ouderlingen en diakenen. — Grevoel in het fiart? — Het woordje „mitsdien".

Verleden week beloofde ik nog eens terug te komen op het ouderlingen-ambt en het formulier van bevestiging. Inzonderheid over de vragen van het bevestigingsformulier, is sinds oude tijden af al heel wat hoofdbrekens geweest. U weet, dat de eerste vraag aldus luidt:

„En eerstelijk vraag ik U, ouderlingen (en diakenen), of gij niet gevoelt in uwe harten, dat gij wettig van Gods gemeente en mitsdien van God Zelf tot deze heilige dlenst(en) beroepen zljt."

„Of gij niet gevoelt In uwe harten," wat is daaraan al velerlei uitleg gegeven en wat is dat al vaak mis verstaan, alsook de rechte bedoeling van het woordje „mitsdien." Het kan misschien zijn nut hebben, hier iets nader op in te gaan. Nemen we nu eens de tekst 1 Tim.

Nemen we nu eens de tekst 1 Tim. 3:1: „zo iemand tot een opzieners ambt lust heeft, die begeert een treffelijk werk", een tekst, die naar ons dunkt toch wel op het ambt van ouderling slaat. Als ge dan daarop de kanttekening leest van de Staten-vertaling vinden we het volgende gezegd: „Hij en spreekt niet van eenige lust ofte begeerte van eergierigheyt maar van een toegenegenheyt des gemoets, hetwelk hemselven door behoorlijke middelen daar toe bereyt ende gewillgh betoont: hemselve evenwel altijd onderwerpende het ooi'deel der gemeynte ende een wettelick beroep verwachtende." Zonder eergierig te zijn, wordt het

Zonder eergierig te zijn, wordt het hier dus prijzenswaard geacht wanneer iemand begeerte heeft om ouderling (ook dienaar des Woords, want het predikambt omvat tevens het ouderling ambt) te worden — en ,,de toegenegentheyt des gemoets" wordt aangeprezen, mö.S,r; dit heeft zich altijd te onderwerpen aan „het oordeel der gemeynte." Het eerste dus ondergeschikt aan het tweede. De begeerte naar het ambt staat niet boven de roeping der gemeente. De begeerte is goed, maar het roepen, het aanstellen geschied door Christus, het Hoofd Zijner Kerk, Die dit doet door Zijn instellingen, nl. door middel van de gemeente. Het is dus heel iets anders, dan dat men daarvoor een apart gevoel zou moeten hebben!

Men heeft over het algemeen ook zo'n verkeerde opvatting over het woordje: ,,mits dien". Door Gods gemeente geroepen en mitsdien door God Zelf. Betekent het soms, dat elke roeping van de gemeente onvoorwaardelijk moet worden opgevolgd, omdat men „mitsdien" van God Zelf — en God vergist Zich nooit! — tot dezen heiligen dienst geroepen is? Dan zou men tot ouderling of diaken gekozen, dit altijd moeten aannemen en nooit kunnen bedanken! In zijn „Kerkelijke Adviezen", geeft

In zijn „Kerkelijke Adviezen", geeft Prof. Rutgers zrjn zienswijze daarover weer. Hij schrijft: „mitsdien" in onze bevestigingsformulier, is niet geheel hetzelfde als „dus" of „derhalve", zodat er uit volgen zou, dat een wettiglijk uitgebrachte beroeping van Gods gemeente, reeds daardoor, altijd en immer een roeping Gods zou zijn, en dus geen predikant, of ouderling of diaken ooit of immer tegen zulk een roeping bezwaren, van welken aard ook zou mogen inbrengen of zelfs daarvoor bedanken; en het is ook niet „daarmede" in den zin van ,,bovendien" zodat er uit volgen zou, dat de beroeping der gemeente op zich zelf nog niets Goddelijks zou hebben en er een tweede, liefst als verborgen limerlijke gedachte, roeping van God (buiten den middelijken weg om) zou nodig zijn. Het is eenvoudig „daarmede" of „daardoor", zodat erin wordt uitgesproken, dat de roeping tot het kerkelijk ambt van God zelven komt, maar middelijk door de gemeente." De gehele vraag culmineert in de

De gehele vraag culmineert in de „wettig-heid van de beroepinge." De verleden week aangehaalde Ds van Renesse, spreekt er ook van, dat „sy overtuyght moeten zijn van de wettelijckheyt hares beroeps." Zij moeten weten, dat ze geen indringers zijn, het ambt niet hebben gestolen en niet namens hunzelf komen. Dat de roeping der gemeente een roeping is door God, daarvan moeten „sy overtuight ea in hare herten versekert zijn." Het woord „overtuight" is in dit verband wel een heel mooie uitdrukking.

Ds Jacobus Koelman heeft omstreeks 1694 ook een zeer nuttig boek uitgegeven: „'t Ampt en Pligten van Ouderlingen en Diakenen." Dit boekje is nog wel eens als antiquiteit te koop en het ware goed, dat deze werkjes meer werden gelezen. Nu was Koelman zéér tegen de formulieren gekant, hij stelde bv. tegenoverelkaar de formulier-bidders en „die uyt den Geest bidden" — maar dat neemt niet weg, dat het bestuderen van deze werkjes zeer veel wanbegrip omtrent sommige uitdrukkingen in de formulieren zou opheffen.

Overigens zijn het meest niet vele geleerden en geletterden, die tot het ouderlingen-ambt worden geroepen. Spreekt Calvijn in zijn Institutie niet van : „een of ander mensje uit het stof opgedoken?" En van Renesse van mensen, „dikwijls van gheringe hoedanigheden ende die hun kost met hare handen moeten, vrinnen."

Er zijn echter ook professoren ouderling geweest! Renesse somt op: „Edellieden, Doctoren, Raets-Heren, Presidenten ende allerhande treffelijcke ampten bekledende." Denk ook maar aan Mr Justus Vermeer. Wat een ouderling, die zulke kostelijke preken schrijven kon. Hij is velen ten zegen geweest en spreekt nog, nadat hij gestorven is.

Wij hebben de ouderlingen te eren, ook al zijn dit maar eenvoudigen en ongeleerden. Het bevestigingsformulier zegt het zo terecht: „aan de andere zijde, geliefde Christenen, ontvangt deze mannen als dienstknechten Gods. Wilt de ouderlingen, die wèl regeren, dubbele eer waardig achten; begeeft U gewillig onder hun opzicht en regering."

Onze vaderen hadden wel een juist inzicht wat het ambt in „Gods gemeente" betekende. Wat is de Kerk van heden dan nu ver weg. „Als we geen ouderlingen hebben, dan maken we ze" — zei mij eens een predikant." Als het zó gaat, gaat er ook weinig van uit.

WAARNEMER.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 februari 1952

Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's

Uit het Kijkvenster

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 februari 1952

Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's