Gebroken Bakken
„Pardon. Elsa is er absoluut onschuldig aan. Ik heb het haar voorgesteld. Zij wilde er zelfs aanvankelijk niet van horen. Maar tenslotte is zij voor mijn aandrang gezwicht. Verdenk dus niet een volkomen onschuldige".
„Dan trek ik mijn woorden betreffende Elsa in", merkte Dolf gul op. „Ik meende inderdaad, dat het haar werk was Maar vindt u dit niet een vreemde handelwijze, zó bij iemand zich in te dringen? Ik zou zeggen, een predikant onwaardig." Dominé Meinema lachte hartelijk.
„Ook predikanten moeten soms wonderlijk handelen, Van Lankeren. Ik wilde het risico niet lopen, aan de deur weggezonden te worden, zoals dat met dominé Westerhuis gebeurd is". Scherp keek de bezoeker Dolf aan en bespeurde, dat deze licht kleurde. Dat deed hem genoegen.
licht kleurde. Dat deed hem genoegen. „Wie zegt u, dat ik u de deur zou gewezen hebben?" vroeg
Dolf. „Nu, als de ene predikant niet ontvangen wordt, dan de ander natuurlijk ook niet," meende ds Meinema. ,,Ik zou u, als goede kennis van Elsa natuurlijk behoorlijk ontvangen hebben, dat spreekt vanzelf."
ontvangen hebben, dat spreekt vanzelf." „Dat doet mij veel genoegen. Als kennis van Elsa, dus niet
als predikant?" ,,Ik geloof, dat u wel op de hoogte is", meende Dolf. „Maar
dan is deze laatste vraag ook overbodig." „Van Lankeren, vergeet nu de list, die ik meende te moeten gebruiken. Als goede kennis van Elsa ben ik dus, na behoorlijk belet te hebben gevraagd, binnengekomen en behoorlijk ontvangen. Daaraan mankeerde het trouwens daareven ook
praten. Ik vind dat nodig, want ik geloof dat je niet op een goede weg bent."
De toon was zeer vertrouwelijk geworden. Vandaar, dat de predikant ook tutoyeerde.
„U spreekt natuurlijk als predikant," meende Dojf. „Geen sprake van. Elsa is toch geen predikant? En zij zegt precies hetzelfde. Ik moet, of ik predikant ben of niet, tot mijn jongere broeder zeggen, dat de zoon van dominé Van Lankeren de geachte predikant van Kerkwijk, hier in Rotterdam een verkeerde weg opgaat. Dat heb ik begrepen uit uitlatingen van Elsa en ook aan je handelwijze. Je geeft je attestatie niet af en gezegd wordt, dat je de kerk niet meer bezoekt. En als de wijkpredikant, die, naar de mens gesproken, toevallig je naam en adres te weten komt, je opzoekt, wordt hem belet gegeven. Is dat in orde, Van Lankeren?" „'k Heb met de kerk gebroken. Elsa zal dat al wel gezegd hebben", antwoordde Dolf.
,,Met de kerk gebroken. Je zegt dat zo simpelweg. Maar zó eenvoudig is dat niet. De kerk is maar niet een vereniging, waarvan men zijn lidmaatschap al of niet kan opzeggen. Eh al heb je dan zogenaamd met de kerk gebroken, daarom heeft de kerk dat nog niet met jou gedaan. De Heere laat je niet los, Van Lankeren. In Zijn Naam ben ik hier gekomen, om je in alle liefde te waarschuwen. Je kunt terug. Ga niet voort op de weg, die naar je verderf voeren moet, als God het niet op een of andere wijze verhoedt."
De bezoeker zag de jongeling, die beleefd toehoorde, vol belangstelling en medeleven aan. Op het gelaat van Dolf bespeurde hij evenwel niet de minste trilling. Het was als uit marmer gehouwen. Maar het was wel bleek geworden. En dat achtte dominé Meinema niet een slecht teken. De mond zweeg echter.
„Zal ik heengaan? Of zullen vrij praten?" vroeg de predikant opeens.
„Pardon, ik wil niet onbeleefd zijn. Maar praten heeft zo weinig zin. Wij worden het toch niet eens. Onze beschouwingen lopen mijlen ver uit elkaar," meende Dolf,
„Ik vermoed, dat het wat meevalt. In die enkele maanden, dat je nu in Rotterdam bent, kun je niet in eens veranderd zijn. Dat is eenvoudig onmogelijk. Het is zeker met twijfelen begonnen?" ,,Ik ben, nooit oprecht gelovig geweest," bekende Dolf.
,,Ik ben, nooit oprecht gelovig geweest," bekende Dolf. „Vroeger dacht ik er anders over. Ik meende werkelijk, dat de kerk invloed op de wereld kon uitoefenen. Maar nu weet ik dat zij dat niet kan. En daarom heb ik de kerk verlaten. Het lijkt er alles heel mooi, maar de werkelijkheid is niet zo."
,.Neem me niet kwalijk, maar bepaald duidelijk ben je niet. Dat de kerk invloed op de wereld uitoefent, staat als een paal boven water. Je zoudt eens zien, wat er gebeurde, als de kerk er niet was! Vermoedelijk bedoel je het zo: ik wil, voorzover dat mogelijk is en het is heel ver mogelijk, kerk en wereld verenigen. Is dat je bedoeUng?" „Dat was mijn mening. Maar dat kan niet."
„Dat was mijn mening. Maar dat kan niet." „Inderdaad, dat kan niet. Dat moet ook niet. Want dan was de kerk verloren. Dat heb je zeer goed ingezien. Maar als je dat nu weet, dan is er toch geen enkel bezwaar, de kerk te blijven bezoeken? Dan ligt het toch op je weg, om door je persoonlijk geloof een zoutend zout te zijn in de wereld?" Mag ik u ook eens iets vragen?" zei Dolf, die vertrouwen
Mag ik u ook eens iets vragen?" zei Dolf, die vertrouwen kreeg in zijn beaoeker, die hij een aangename en prettige verschijning vond. „Welzeker, kerel. Vraag maar op."
„Welzeker, kerel. Vraag maar op." ,,Gelooft u, dat er onder hen, die met de kerk niet te maken willen hebben, respectabele mensen zijn?" „Natuurlijk zijn die er. Heel veel zelfs, 'k Heb er in mijn leven wel ontmoet, van wie ik dacht: wat zou je een sieraad, een pilaar in Gods Koninkrijk zijn, als je het geloof in Jezus Christus bezat."
De laatste opmerking negeerde Dolf. „Dat is u dus met mij eens. Ik weet ook, dat zij er zijn. Men kan dus buiten de kerk wel een serieuse levensbeschouwing huldigen?"
„Welzeker kan dat. Alleen — die levensbeschouwing staat niet op vaste bodem. Men kan inderdaad menen, het zondei God te kunnen stellen, maar het blijkt steevast, dat het met kan. In ieder geval blijkt het bij de dood. Dan ontzinkt alle zogenaamde vastheid. Vaak ook tijdens het leven. Hoe Komt het toch, dat zo talloos velen het zoeken bij het Spmtisitie, de Theosofie, bij Tagore, je weet wel bij de orde van de Stei in het Oosten en wat er meer is? Weet je, hoe dat komt Omdat men gevoelt, niet buiten een Hogere Macht te kunnen leven. Men wal toch religieus zijn. Maar de ware God keeit men de rug toe. Neem die overigens respectabele mensen niet tot voorbeeld. Van Lankeren. Zij zijn geen goede gidsen Wij hebben, en dat weet je zeer wel, slechts één goede gios op onze levensweg. Dat is Gods Woord, dat ons helder ea klaar zegt: geloof in Jezus Christus en gij zult zalig worden- Het komt er op aan, dat Jezus ons persoonlijk eigendom is, dat wij weten, dat Hij ook voor onze zonden gestorven is-
„Alles, wat u zegt, heb ik natuurlijk geleerd. Maar w' zegt, dat die leer de juiste is ? Volgens die leer moet, w^' noemt de wereld wereld worden gelaten, wat er ook van t' recht komt. En nu wilde ik, en zulke zijn er meer, da. Q kerk het goede van de wereld zou overnemen. Dan kwam er andere toestanden. Dan werd het veel beter op de '^^^'^ ^ Dan zou de kerk vele mensen niet afstoten. Maar wat ik z willen, gebeurt niet. De kerk trekt zich van de wereld niet aan. En nu zeg ik en met mij vele anderen: men ^^'1° „ niet tot de kerk behoren, om een respectabel leven te I^'" .^ De predikant had vol aandacht zitten luisteren, ^°'^''^',jj,
De predikant had vol aandacht zitten luisteren, ^°'^''^',jj, spreker door woord of gebaar in de rede te vallen. Hij pei en polste. Hij wist nog lang het rechte niet. Sprak daai zoeker? Een twijfelaar? Of werd alleen zo &esp"oi«B. aan de klem van de consciëntie te ontkomen. Was I'"' ^ Lankeren een volslagen ongelovige? Was hij een jonge m ' die gewichtig wilde doen? Hij wist het nog niet. (Wordt vervoljd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 19 december 1951
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 19 december 1951
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's