Een Zwak Moment
VALERIUS VAN GENEFF
Op de stoffige hoofdweg van Middelburg naar het Slee lopen twee mensen. Een man en een vrouw. De vrouw tracht de man, die voor haar loopt in te halen. De weg is lang en een gesprek is haar welkom om de reis wat te verkorten. En wanneer ze dicht achter hem is, herkent zij hem. Met een tik op zijn schouder vraagt ze:
„Is het nog ver naar Goes meester?" „Dat zal nog wel een paar uurtjes duren. De boot vaart niet hard. Maar kent U mij, vrouw? Ik U niet." „Zeker, U bent Valerius van Geneff uit Hoorn, en nu schoolmeester in Middelburg. Ik kom wel eens in die stad en heb U enige malen gezien. En — gaat ze fluisterend voort — ik weet dat U een voorstander der nieuwe leer bent. Nu dat ben ik ook. 'k Ga nu naar Goes, naar familie."
„Ik ben ook daarheen op weg." „Om broeders en zusters in het geloof te bezoeken?" „Dat zou ik gaarne doen, maar ik ken er geen. Zouden er in Goes zijn?"
„Dat weet ik zeker! Namen weet ik helaas niet. Ze verlangen ook daar naar de prediking van hel zuivere Woord. U moet maar eens zien contact met hen te krijgen meester."
„Als ik maar wist hoe!"
Beiden lopen door Goes. 't Is druk op de Grote Markt. Geen wonder.
Vandaag — 27 Augustus 1566 — is het prachtig weer. De tenten met „laekcns tot Kapelle gemaeckt" genieten grote belangstelling.
„Velen verlangen naar de zuivere bediening van het Evangelie." De mededeling van z'n reisgezellin weegt Valerius zwaar op het hart.
Maar op welke wijze de Goesenaren met de beginselen der Reformatie bekend te maken? Terwijl hij over het Marktplein heen en weer drentelt, rijpt een plan. 't Neemt vaster vormen aan.
Ja, dat zal hij doen. Toch twijfelt hij nog aan zichzelf en overlegt: „derf ick? sal ick?" Dan grijpt hij moed.
Hij loopt de massale trappen van het Stadhuis op en begint de proclamatiebel, die naast de deur van het Stadhuis hangt, te luiden.
Het publiek op de markt hoort het kleppen, staakt zijn handel en stroomt naar het bordes. Er wordt immers een proclamatie afgekondigd?
Valerius grijpt in z'n wambuis, haalt een rol te voorschijn en begint met luide stem te lezen
Thema: De rechtvaardige zal door het geloof leven
Ook in de burgemeesterskamer wordt de bel gehoord. „Wat is dat nou? Ik hoor de proclamatiebel, Cornet." „Dat kan niet Polderman! 't Is nog geen elf uur. Eerder wordt er nooit iets afgekondigd."
„Nou luister maar!" „Ja, nu hoor ik het ook. Hoe is dat nu toch eigenlijk?"
Beide burgemeesters gaan naar het raam en zien het volk naar de Stadhuistrappen stromen. „We moeten maar eens even gaan zien, wat er aan de hand is", stelt Cornet voor.
Ze lopen de lange gang door, gaan de haltrap af en openen de deur. En daar zien ze een hen onbekend persoon, die het publiek toespreekt.
Rond het bordes staat een opgewonden menigte, die door luide interupties te kennen geeft, dat ze het niet met hem eens is.
Even luisteren beide burgemeesters toe. Dan weten ze genoeg Cornet grijpt de Middelburgse schoolmeester bij de arm en verzoekt hem mee naar binnen te gaan
De nieuwe Baljuw Floris Schaik komt pok juist de trappen op.
't Publiek blijft eerst nog wat rond het bordes samengeschoold, in afwachting van nieuwe sensatie.
Dan verspreidt het zich weer om zich te begeven tot zijn handel, kopen en verkopen In het stadhuis wordt Valerius een verhoor afgenomen.
„Wie is U? En wat komt U hier in Goes doen?" „Ik ben Valerius van Geneff en woon in Middelburg. Ik wil de poorterij van Goes bekend maken met de beginselen der Hervorming."
„En wie heeft U gestuurd?" infonneert Burgemeester Polderman verbeten. „De Geest Gods heeft mij gedreven. Ik breng geen leer van mensen, maar van God."
„Zijt ge Mennist?" „Menno Simons is een vriend Gods, Burgemeester." „In ieder geval kunnen we Uw handelingen niet goedkeuren ! U weet drommels goed hoe de plakkaten luiden. Drie jaar geleden hebben we hier op de Markt een ketter verbrand. U solliciteert er zeker ook naar, zulk een lot te ondergaan?"
Valerius wordt het nu wel wat bang om het hart, wanneer hij zulk 'n vreselijk dreigement hoort.
Hij is nog jong en wil graag nog wat blijven leven en deze dood is afschuwelijk. Voorzichtig retireert hij.
„Ik ben niet naar Goes gekomen, om tegen de overheid op te staan, heren. Als U wilt, dat ik op staande voet uit de stad vertrek, zal ik daar aan voldoen en in Goes geen preken meer houden."
„Baljuw Schaik, sluit hem boven in de toren. Dan kunnen we over zijn lot eerst eens ernstig beraadslagen", zegt Cornet.
„Wat moeten we met die snuiter aanvangen?"
„Zo gauw mogelijk laten vertrekken", is het oordeel van Burgemeester Cornet. „Ik voel er niet veel voor, om hier op de Markt weer zo'n drama te beleven als drie jaar geleden, toen we die Jan Grendel verbrand hebben. Ik huiver nog, als ik er aan denk dat ik daarin ook een aandeel moest nemen!"
„Nou hij zelf belooft zo spoedig mogelijk te vertrekken en onze stad verder ongemoeid te laten, ben ik daar ook voor. Wat hij buiten ons rechtsgebied uitvoert, moet hij weten. Daar hebben wij niet mee te maken."
Alle drie zijn overtuigd, dat dit, in de gegeven omstandigheden, de beste oplossing is en vinden het een oplossing, die zeker te prijzen is.
Volgens hun eigen Roomse opvatting en volgens hun eed, waren ze verplicht streng tegen de Hervorming op te treden. Dat weten ze heel goed. Maar ze tonen zich gematigd en zijn afkerig van kettervervolging.
Is het wonder dat van hen gezongen werd:
Want de Heren van Ter Goes „Zijn zo zacht als appelmoes"?
Ze spreken met de Baljuw af, dat deze Valerius in de late avonduren buiten de poort zal zetten en ze geven hem een strenge vermaning mede, zich wel te wachten deze euveldaad ooit weer binnen de poorten van Goes te herhalen.
Strenge straffen zullen dan op hem worden toegepast.
Valerius is echter door de mislukte prediking te Goes niet ontmoedigd, ofschoon wel beschaamd over zijn bangheid.
Daar heeft hij een zwak ogenblik gehad maar hij wil in Gods kracht nog veel herstellen.
Overal waar hij kan preekt hij vrijmoedig. Maar de vervolgers rusten niet.
Te Brouwershaven wordt hij opnieuw gegrepen en opgesloten.
In de gevangenis schrijft hij een paar boekies o.a. „Proba Fidei".
Een levend getuigenis voor de beginselen der Hervorming
Ze worden naar buiten gesmokkeld. Door Gods genade blijft Valerius nu standvastig in het geloof en hij bezegelt in 1568 te Brouwershaven zijn belijdenis met zijn levensbloed als getuige van het reine Evangelie, het een onverdiende genade achtend, dat ook zijn onwaardig bloed, mede mag dienen het zaad der kerke Christi te zijn.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 12 december 1951
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 12 december 1951
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's