Gebroken Bakken
Deze en dergelijke bizonderheden verhaalde Elsa haar moe- der uitvoerig, om te eindigen: „Zie, nu weet u het een en ander van uw'aanstaande logé. Is het niet heerlijk moeder, dat van haar getuigd mag worden, dat zij uit de duisternis is getrokken tot Gods wonderbaar Licht?
O, moeder, ik kan u niet zeggen, hoeveel sympathie ik voor Gerda gevoel. Ik ben dankbaar, dat ik met haar in ken nia gekomen ben. Wij hebben warme vriendschap voor elkander opgevat en ik weet zeker, dat u van haar vrolijk, opgewekt karakter zult gaan houden.
Ik bespeur dat het half negen is, zodat zij ieder ogenblik kan komen. Daarom onderbreek ik de brief, om die vanavond, als Mevrouw thuis is en naar bed is gegaan, te vervolgen." Elsa borg de brief in een lade van haar klein notenhouten
Elsa borg de brief in een lade van haar klein notenhouten schrijftafeltje, om vervolgens een boek te grijpen, waarin zij nog' slechts enkele zinnen had gelezen, toen een luid belgerin kel weerklonk: natuurlijk het sein van Gerda, die, wanneer de ramen open stonden en dacht, dat Elsa op haar kamer was, nooit aan de schel trok, maar haar een serenade met de fietsbel bracht. '
Uit het raam 'buigend, zag Elsa Gerda's zonnig gelaat naar haar opgeheven. ' Wat doen wij, Elsa", riep zij, „fietsen of thuis zitten?" "wat doe jij het liefst?" ' ' "wat doe jij het liefst?" "zó komen wij geen stap verder" zei Elsa lachend. „Zeg jij "het nu." ' Eerlijk gezegd, zit ik het liefst rustig op je kamer."
Eerlijk gezegd, zit ik het liefst rustig op je kamer." "ik kom bij je, meisje."
En weldra stond de fiets van Gerda, in de vestibule en zat de jonge berijdster, een vief meisje met levendige ogen, en een niet bepaald knap, maar toch ook niet onschoon ge laat in een laag stoeltje op Elsa's kamer.
„Ik ben blij, dat je deze keuze gedaan hebt", zei Elsa, „want ik heb een deel van de middag met Mevrouw Meinema gewinkeld, zodat ik wel eens rustig wil zitten keuvelen. Een kop thee?" ,,Maar waarom zeg je dat niet eerder? Stel je voor, dat ik
,,Maar waarom zeg je dat niet eerder? Stel je voor, dat ik gezegd had, te willen fietsen! Dan had je je voor mij opge offerd."
„Hé, hé, opgeofferd. Niet zo'n dik woord," meende Elsa, „Je moet dat niet doen, hoor, Elsa", zei de andere, de op merking negerend. ,,Ik ben al dankbaar, dat jij je met mij, eenzame, wilt bemoeien. Dat is al meer dan _genoeg." „Kom, kom, nu geen dwaasheden, Gerda. Zeg, ik heb moe
geschreven, dat ons plannetje wel zal doorgaan, bij leven en „Kom, kom, nu geen dwaasheden, Gerda. Zeg, ik heb moe welzijn." ,,0, mooi. Ik krijg een week extra vacantie. Om met jou
,,0, mooi. Ik krijg een week extra vacantie. Om met jou mee te gaan. En dan daarna met de familie naar buiten." _ „Leuk zeg. Je, kunt nogal een potje breken bij de Van Ze ~ venhuizens."
„Nu, jij zult het hier kwaad hebben. Maar intussen, gelijk heb je. Ik heb het er goed. Een echte moeder kan niet beter voor mij zijn dan Mevrouw Van Zevenhuizen. Dat is zeker." Op het gelaat van de spreekster vertoonde zich een wolk, die Elsa zeer wel opmerkte. Zij vroeg echter niet nader, om dat het hier ging over de familieverhouding, waarvan Gerda nog niet had gerept, omdat op dat punt nog geen vertrou welijkheid was geschonken, en om vertrouwelijkheid vragen deed Elsa niet, daar zij wel wist, dat de echte vertrouwe lijkheid ongevraagd gegeven moet worden. Bij intuïtie had Elsa echter sinds lang gevoeld, dat er in het gezinsleven van de Zuidermang iets hokte, al wist zij dan ook niet wat. „Kun je ook al zeggen, wanneer je mee kunt gaan?"
„Kun je ook al zeggen, wanneer je mee kunt gaan?" „Neen, dat nog niet."
„O, ik vraag dat, omdat de brief naar moeder nog niet weg is. En dan kon ik het er nog even bij zetten. Maar het geeft niet. Ik schrijf het volgende week wel. Moeder is zeer en thousiast, dat wij komen." „Het doet me genoegen. Het moet heerlijk zijn, als je nog
een moeder hebt, die blij is, als je komt", peinsde Gerda hard op, terwijl op haar gelaat weer die donkere wolk verscheen,
Elsa beet zich op de lippen. Want bijna was daarover de Maar dat wilde zij niet vragen. Van haar familie had Gerda logische vraag gekomen: „Heb jij zo'n moeder dan niet?" zo goed als geen woord nog gerept, zodat Elsa de conclusie had g'etrokken, dat tegenzin haar vriendin verhinderde, iets te zeggen.
„Ik was gisteravond thuis, en toen heb ik het gezegd, dat omdat het zo hoort. Maar notitie wordt er niet van genomen", ik een weekje met jou naar Kerkwijk ga. Och, je zegt dat, zeide Gerda opeens. „Dan is het bij de dominé, bij de Van Zevenhuizens en ook hier heel anders."
„Alle gezinnen zijn niet gelijk", zeide Elsa, om toch maar wat te zeggen. In enen begreep zij, dat Gerda veitrouwelijlier wilde worden op het punt van haar familieleven.
„Neen, alle gezinnen zijn niet gelijk", herhaalde Gerda. „Toen^ ik gisteravond op bed lag, heb ik mij in slaap ge huild."
„Maar dat moet je niet doen", zei Elsa op verschrikte toon. „'t Was thuis weer ellende. Ik heb het maar niet gevraagd, wat er aan de hand was. Cor had natuurlijk weer hooggaande ruzie gehad, ik begreep het wel. Zij was niet thuis. Maar vader was in een slechte stemming en zijn vrouw heeft zo goed als geen woord tegen mij gezegd. En toen ben ik maar gauw heengegaan. Wat zal je anders doen?" 't Was Elsa, of zij plotseling in een gapende afgrond blik
't Was Elsa, of zij plotseling in een gapende afgrond blik te: Gerda sprak niet eens van „moeder", maar van zijn „vrouw". Wat was dat toch?
„Ben je zelf ook niet onvriendelijk tegen je moeder, Ger da?" vroeg zij. „Het kan voor een deel ook aan jou liggen. Kinderen kunnen er ook veel aan af of toe doen, of het 1 een gezin gezellig is.'
der nooit lastig ben geweest", zei Gerda. „Ik kan gerust zeggen, dat ik voor de vrouw van mij«' Die uitdrukking werd Elsa te kras. „ , „Zeg dat toch niet, Gerda. Je kunt toch wel „moeder zf»'
gen, al is zij, naar ik nu ga begrijpen, niet je eigen nioei^^^ „Zeg dat toch niet, Gerda. Je kunt toch wel „moeder zf»' maar je stiefmoeder. Wat een toestand zou het worden, ^ alle kinderen in een gezin, waar de moeder overleden iSi mij niet kwalijk nemen, dat ik je terechtwijs, Gerda,fflää spreken over de tweede vrouw van hun vader Je W^ 1, kan dat moeilijk hebben. Het is ook niet comme il f^*,jj, „Je mag mij gerust op fouten wijzen, aat weet je wel S
„Je mag mij gerust op fouten wijzen, aat weet je wel S hoe kan ik haar nu moeder noemen, als mijn eigen111 nog leeft?" „f
bonden huwelijken gehoord. Ook in Rotterdam waren ei '^ Nu eerst werd het Elsa duidelijk. Zij had vaak van ^^^ schillende en het aantal echtscheidingen nam toe. ^''''^'', |.,jo had zij kunnen vermoeden, dat zij in onmiddellijke aam met zo'n droef geval komen zou. ,, (ijl
Aan de gelaatstrekken van Elsa had Gerda bespeuWi de eerste haar begrepen had. ,„ .jjes
,,Zou jij tegen zo iemand moeder kunnen zeggenzij. En de spanning was op haar gelaat te lezen ^ ^^^jt, De pertinente vraag verraste Elsa volkomen Zij wis ^ ^^
wat zij antwoorden moest, omdat zij zulk een geva verste verte zich niet kon voorstellen. „'k Weet het niet", bekende zij eerlijlc weg ^^^ i.
„Ik weet het ook niet", zei Gerda. „Ik weet äi'eei, ^^^j het niet kan. Hoe is het mogelijk, als mijn eigen moea leeft?" ,cllc
't Was even stil in de prettige meisjeskamer, «' ^^^f voorwerp vrede en rust ademde. Het kwam Elsa vo .^^^^j^ door Gerda's mededeling een schrille wanldank en verstoren kwam, (Wordt vervol.'^'
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 31 oktober 1951
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 31 oktober 1951
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's