Folklore en Taal!
In de laatste nummers behandelde ik de verdwenen beugvisserij van „Menheersen", nu komt de nog springlevend visserij van Gfoeree aan de beurt.
Wie 's Zaterdagsmiddags eens aan het Goereese „Hood" komt, kan er d hele vissersvloot van kotters, botters en blazers zien liggen, ongeveer 20 vaartuigen. Ze hebben ieder een vaste ligplaats aan de kant, de zogenaamde „zaete". 's Maandagsmorgens gaan de scheepjes — als het tenminste goed wee is — de haven uit, altijd met hoog-water het vertrekuur hangt dus af van he „tieje". Men spreekt van een hoag en „leeg tieje waeter", al naar de vloed hoger of lager komt.
Ongeveer 80 jaar geleden ging'en uit de Goereese haven 'de eerste ,,blazers" en „haogaers" op de visvangst uit. Een blazer heeft een brede kop en is van achter rond. Aan de mast zit de giek; hij is met een leuter — een soort losse scharnier — aan de mast bevestigd en kan dus draaien; de leuter zelf zit weer In de ]gaJge, die aan de mast zit. Boven aan de mast zit de gaffel met een zogenaamde bek, die dus ook draaien kan. Het touw, waar men de giek mee naar boven hijst, heet „den öjirk", het touw, dat de gaffel verbindt met de top van de mast is de piekvalle. Tussen gaffel en giek is het grote zeil. Als het erg stil is, vergroot met het achterdoek met het gatzeil; men plaatst dan een hout of stok aan de luierbalk en hijst het zeil aan de giek; met een schoot wordt het vastgezet aan de helmstok.
Het voorzeil is de fokke en daar kan de jaeger bijg'ezet worden, van het kluufhout (de boegspriet) naar de mast. De jaeger is de zogenaamde stagfok. Men onderscheidt de voorplecht, het middeldek en het achterdek. De plank, waar de mast in staat, is het dokje. Daarop worden blijkbaar de mannen uitbetaald, daar wijst het gezegde op: geld op 't dokje, dat zeggen wil: contant betalen.
Bij het roer is de zogenaamde liiierbalk, die we al genoemd hebben. Kan de bestuurder van 't vaartuig er zo zijn gemak van nemen? De luierbalk is een balk met gaten erin, om de helmstok (de stuurstok) vast te zetten als men dezelfde richting moet houden.
Middenin de blazer is het biuit, waarin de levende vis bewaard kan worden. „Hie sloot heel wat in 't bunt" wordt gezeg'd van iemand, die veel eten verstouwen kan. Onder het achterdek tot de luierbalk toe is een bergruimte voor een en ander en dan de klapmuste, die van boven gesloten wordt met een luikje.
Soms maakt men gebruik van het waeterzeil, dat in het water gehangen wordt als men kan profiteren van een sterke stroom.
De railing of boeling noemt men de boeien. Verder zijn er aan de blazer nog de „zwaerden", die men minder of verder diep in 't water kan laten zakken om het vaartuig stijver op 't water te doen liggen. De kasten in het schip noemt met keven of keef jes.
noemt met keven of keef jes. Ik schreef het bovenstaande in de tegenwoordige tijd, maar bijna alles is verleden, de blazers zijn vervangen door kotters en loggers. Maar eerst nog iets over de haoga«rs. Dit vaaituig- heeft een scherpe kop en is, zoals de naam al uitdrukt van achter hoog. Vroeg'er had een hoogaars geen giek, maar een zogenaamde spriejter, schuin naast de mast omhoog lopend.
Nu vist men meest met kotters en loggers, die veel groter zijn, bijna allemaal met twee masten. Een kotter is spits van voren en kan snel varen, een logger is lager en van achter (de spiegel) rond.
In de oorlog is het grootste deel van de vloot verloren gegaan, al zijn er later wel enige schepen van terechtgekomen. Het Goereese Havenhoofd lag verlaten, want de Duitsers hadden alle huizen laten slopen. Ik denk, dat somimige Goereeërs zich niet erg prettig zullen voelen, als ze er nog aan denken, hoe dapper en bereidvwUig ze al deze woningen hebben helpen vernielen.
Nu is het Hoód weer bewoond, de meeste woningen zijn herbouwd, er is weer een school, een bakker, een kruidenier, een melkboer en het leven gaat verder. De schepen zijn nu groter, men heeft in een enkele een middenstuk gezet en de oude of verdwenen blazers zijn vervangen door kotters en loggers, allemaal met motoren van 80 tot 120 P.K. De meeste kotters zijn kielschepen, maar in Goeree kimnen die met het oog op de haven niet gebruikt worden. Ze hebben platte bomen en Mmkielen tegen het slingeren. Deze kimkielen hebben de vroegere zwaarden vervangen, ze zijn van 18 tot 20 cm breed en een meter of vijf lang. Het grootste vaartuig is de nieuwe kotter van Jan van Kommer, di 20 m. lang is, 5.40 breed en 2.80 diep is
Men vist met de korre, een net van 8 voet lang en waaraan 80 ä 90 pond garen verbreid wordt. Als men gaat visse is de korre bevestigd tussen twee vlsborren, die men in zee laat zakken. Ieder visbord (van hout) is verzwaar met ijzeren banden, zo'n 50 ä, 60 kil ijzer per bord. Van onder zit de korr aan de ongerpeze (onderpees), een ijzeren ketting, omwoeld met werk, ongeveer 30 m lang en 100 kilo zwaar, en van boven aan de bovenpeze, een dik touw, dat 80 voet lang is en een mete boven de grond blijft. Bij het zogenaamde trawlen slepen de korren over d grond. Haring wordt gevangen me driefvvant; de meezen (mazen) worden naar het benedeneinde, de istaert of zak kleiner. De gomet (flakk. gornaet) wordt gevangen met korren met kleinere „meezen"; ze zijn ook kleiner van stuk: de ongerpeze is veertig, de bovenpeze dertig voet lang. Zoals ik reeds zei vertrekken de vissers 's Maandags; 't is wel eens een toer om uit de ondiepe haven te komen maar dan slepen ze elkaar wel even Ongeveer 10 uren uit de wal, in de „Zandvoorse gaeten", kan het vissen beginnen en ze komen tot halfweg Engeland.
Ze zette om 6 uur; na 4 uur wordt e gehaald. De vis wordt uitgezocht en in de ijskasten gedaan. Dan weer zetten en vier uren wachten. Aan boord bevinden zich 4 man, de schipper, de kok en de knechts, waarvan één monteur moe zijn. Een enkel schip vaart nog met 3 man. Tijdens het vissen behoeft maar één man de wacht te houden, de andere kunnen slapen. Zo wisselen ze elkaar af tot Donderdagavond. Vrijdag moeten ze aan de markt zijn in Scheveningen, Rotterdam of Vlaardingen, en dan naar huis.
Men vangt in hoofdzaak tong en schol maar ook wel schar, haantjes en pieterman, ook grote krabben, die 20 ä 30 et per stuk opbrengen. Onder de wal vangt men ook wel bot.
De bemanning krijgt geen vast loon, maar een deel van de opbrengst (de besomming), 14% als ze met hun drieën en van 10 tot 12 % als ze met hun vieren zijn. De rest is voor de eigenaar, in veel gevallen de schipper zelf. Hij draait op voor alle kosten. Het komt nog al eens voor, dat de korre scheurt of dat men alles „verspeelt" (verliest) : korre en borden. ledere week heeft zo'n vaartuig ongeveer 1000 liter ruwe olie, 30 liter smeerolie en 40 blokken ijs nodig'. Er is nu een ijsfabriek op Stellendam, die voor het vertrek het benodigde ijs komt brengen.
Ook komt er nog al eens averij aan de zeilen en op zijn tijd moet het vaartuig gaan „dokken". Vroeger was er in de Goereese haven een zogenaamde „bank", waarop de kleinere vaartuigen konden nagekeken en schoongemaakt worden, maar die is nu weg. Met het oog op de grotere schepen is er een „zwaoigat" gemaakt, waarin ze kunnen draaien, zodat ze vooruit de haven kunnen in- en uitgaan.
De vissers nemen hun eten zelf mee aan boord, aardappelen, groente, spek, meel en brood, dan de een eens wat meer, dan de ander; het komt er niet zo nauv/ op aan, als de verstandhouding goed is; de kok bereidt het maal. Ze hebben allemaal een radiotoestel aan boord, zodat ze de weerberichten en het nieuws van de wal kunnen beluisteren, maar verscheidene ervan hebben ook een zendapparaat, zodat ze kunnen meedelen, waar ze zich bevinden, of ze veel gevangen hebben en wat er voor belangrijks is.
Voor zo'n zendapparaat is vergunning nodig en de betrokkene moet een examen a.fleggen om te m.ogen uitzenden.
Elk vaartuig heeft een eigen nummer GO 1, 2, 3, enz. en daarbij een eigen naam; Eben Haëzer, de Verwachting, enz. Als er nog maar een stipje op 't water te zien is, dan weten de vrouvren en kinderen al, wie er in aantocht is.
De gornetvissers brengen zoete (d.w.z. ongezouten garnalen aan voor de pelterieën (garnalenpellerijen) van Jansen of De Jager te Stellendam, die te Ouddorp of Brouwershaven. Ze mogen ze ook afleveren in Scheveningen (5 uur binnen). De gezouten garnalen brengen meer op per kilo, hebben meer verzorging nodig en gaan meest naar België en Frankrijk.
De vissers verdienen tegenwoordig met de zeevisserij een goede boterham. De garnalen brengen heel wat minder in het laatje, maar volgens het Certificaat van de Garnalen-Centrale in Scheveningen zijn de vissers verplicht minstens 15 dagen per jaar op de garnalenvangst te gaan. Anders verliezen ze het recht voor de peUerijen te mogen vissen, als het met de zeevisserij eens minder goedl
Ik vergat nog mee te delen, dat de motorschepen (met een of twee masten) natuurlijk zeilen aan boord hebben, voor als ze motorpech zouden krijgen. Om langzaam te drijven, zet men het „slien-i gerzeil" op, een klein zeiltje achter de' mast. I
Al is het maar een kleine vissersvloot toch heeft de zee in de loop der tijden al' heel wat Goereeërs opgeëist. Het woord van Heijermans in „Op Hoop van Zegen" geldt ook voor ons kleine dorp: De vis wordt duur betaald. De G 15 en de G Iff zijn met de hele bemanning respectievelijk gebleven in 1924 en 1904. In 1939. werd er een vaartuig overstoomd door' een Duitse boot. In 1942 liep er een op een mijn, waarbij 4 mensenlevens verloren gingen en aan het havenhoofd vloog er een door carbid in de lucht bij het uitzwavelen, waarbij de schipper, zijn knecht en een kind op de wal gedood werden. Ook zijn er een paar mensen tijdens de vaart overboord geslagen en jam.merlijk verdronken. Met dit droeve slot eindig ik mijn praatje over de Goereese visserij. Ik vermoed, dat enkele ouderen en jongeren nog wel verbeteringen of aanvullingen zullen willen geven, die ik dan later gaarne zal publiceren,
F. DEN EERZAMEN Wittenburgerweg 32 Wassenaaif
Bromfietsen benadelen tram en bus
In het verslag over 1950 van de R.T.M, deelt de directie mee, dat het toenemend gebruik van fietsen voor reizen op korte afstand en de steeds meer op de weg verschijnende bromfietsen vervoer voor tram en autobus verloren doen. gaan. Door de prijsstijgingen acht de Rotterdamse Tramweg Maatschappij verhoging van de tarieven onvermijdelijk.
Voor de R.T.M, ging het vervoer van beetwortelen op Schouwen voor de fabriek Puttershoek verloren. De fabriek verzorgde dit zelf met kipauto's. Het bietenvervoer daalde daardoor met ruim 3000 tot tot circa 9400 ton. Het vervoer van de veerdienst ging in
Het vervoer van de veerdienst ging in het algemeen vooruit. In de dienst Zijpe- Anna Jacoba steeg het aantal reizigers met ongeveer 9000, het aantal overgezette personen- en vrachtauto's in dit veer met bijna 4300, en in de dienst Middelharnis-havea — Hellevoetsluis met 11.500. Door het invoeren van efficiënte be
Door het invoeren van efficiënte bedrijfsmethoden werd de sterkte van het personeel in 1950 nog meer teruggebracht. Van 1948 tot 1951 daalde het personeel van 770 tot 567 leden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 oktober 1951
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 oktober 1951
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's