Rondom de Landbouwschool
Het is begrijpelijk, dat de vraag, hoe groot het effect van een groenbemesting op de volgende gewassen is, niet gemakkelijk is te beantwoorden. Jonge planten, waarvan de massa nog betrekkelijk klein is, hebben een laag droge stof percentage, ze zijn nog weinig verhout en worden gemakkelijk afgebroken ze bevatten veel stikstof in de droge stof. Vooral de vlinderbloemige zijn rijk aan N. verbinding'en en ze blijven daar aan langer rijk in tegenstelling met de niet vlinderbloemigen die bij het voortschrijden van hun groeistadium spoediger arm aan eiwit worden.
Wanneer klavers goed gelukken, kan er plm. 120 kg per ha stikstof in aanwezig zijn. Dit is een grote hoeveelheid Over het geheel vinden we in de nagewassen minder grote hoeveelheden. Toch kunnen wikken en wikkenmengsels ook wel meer dan 100 kg N. bevatten. Bij niet vlinderbloemigen treft men veel kleinere bedragen aan, maar toch zijn deze niet te veronachtzamen. Het effect van deze bemesting is zeer moeilijk afzonderlgk te bepalen.
Men verkrijgt steeds een resultaat beïnvloed door de tijd van onderploegen, de snelheid der ontleding, de verliezen door uitspoeling, de aard van het volgend gewas, de vruchtbaarheid van de grond in kwestie en de weersomstandigheden. Een eenvoudig rekensommetje kan het dus niet zijn. In de practijk blgkt reeds, dat de oogstvenneerderende werking van een groenbemesting zeer kan uiteenlopen. Niet zelden lijkt het effect gering, soms ook zeer groot. Wat het rendement van de stikstof betreft, komt men in de literatuur waarden tegen, die van 10 tot 15% uiteenlopen. Hakvruchten en haver kunnen als geschikte volggewassen worden beschouwd Bij haver kreeg men na diverse stoppelklavers, die na wintergerst een goede ontwikkeling bereikten, meer opbrengsten van 30-40%, tegenover geen groenbemesting. Daar alles tegelijk in de herfst was geploegd kan deze zeer grote meer opbrengst als een gevolg beschouwd worden van de betere stikstofvoeding vermeerderd met de grondverbeterende werking van de klavers. De gerstestoppel zonder groenbemesting is zeer schraal. Plantenresten kunnen alleen dan vlot
Plantenresten kunnen alleen dan vlot door de bacteriën worden afgebroken, als er voldoende stikstof ter beschikking is. Op iedere 20 delen koolstof dient er één deel stikstof ter beschikking te zijn. Deze N is n.1. noodzakelijk voor de opbouw van het bacteriëneiwit en heeft voorlopig geen betekenis voor de voeding der hogere planten. Wat er meer aan N aanwezig is, kan
Wat er meer aan N aanwezig is, kan wel voor dit doel beschikbaar komen. In de practijk komt het voorgaande hierop neer, dat plantenresten plm. 1,,8 procent N in de droge stof dienen te bevatten om de afbraak vlot te doen verlopen, wat er meer is kan na mineralisatie aan een volgend gewas ten goede komen. Of het kan door uitspoeling enz. weer verloren gaan. Deze meerdere N. is de effectieve stikstof. Bevatten de plantenresten minder dan 1.8% N, dan verloopt het afbraakproces langzaam en het ligt voor de hand, dat de ontbrekende N uit de grond wordt betrokken. Daardoor kunnen er, na onderploegen van N. arme stoffen, als stro, gebreksverschijnselen optreden, met oogstdepressie als gevolg. Na het onderploegen van stro, hoort dus een ruime N. bemesting in het voorjaar. De door de bacteriën vastgelegde N. in bacterie eiwit komt natuurlijk later voor de planten ter beschikking, wanneer de bacteriën dood zijn en het eiwit is ontleed. Wanneer we nu aannemen dat een
Wanneer we nu aannemen dat een gewas wikken per ha 3000 kg droge stof bevat met een stikstofgehalte van 3.5%, dan bedraagt bij deze groenbemesting de effectieve N. hoeveelheid 30 X (3.5 — 1.8) = 51 kg per ha. Hebben we een niet-vlinderbloemig gewas als groenbemesting gebruikt bv. mosterd, dat in de droge stof maar een stikstofgehalte van 2% heeft, dan bedraagt de voor het volgend gewas ter beschikking komende stikstofhoeveelheid per ha, bij een opbrengst van 3000 kg droge stof per ha, maar 30 x (2 — 1.8)) = 6 kg.
Men kan echter niet verwachten, dat de volle hoeveelheid gemineraliseerde stikstof aan het volgend gewas ten goede zal komen. De omstandigheden spelen daar bij een rol. Misschien is de factor 2/3 te aanvaarden voor niet al te ongunstige gevallen.
Het is dus inderdaad niet gemakkelijk te bepalen welke aftrek we moeten toepassen op onze gebruikelijke stikstofbemesting, wanneer het gewas wordt gezaaid na onderploeging van een groenbemestingsgewas.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 februari 1951
Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 februari 1951
Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's