Kwalijk Bidden
Niet meer verhoord En Saul vraagde de Heere, maar de Heere antwoordde hem niet, noch door dromen, noch door de urim, noch door de profeten. 1 Sam. 28 : 5
Gij bidt en ontvangt niet, omdat gij kwalijk bidt. Er zijn veel onverhoorde gebeden, die God niet horen kan en wil, omdat zij kwalijk gebeden worden. Het offer van de goddelozen neemt de Heere niet aan; het staat Hem tegen; Hij heeft er een heilige afkeer van. Voorbeelden geeft Gods Woord ook in deze. Saul, de man, die zo schoon scheen te
Saul, de man, die zo schoon scheen te beginnen, maar met wie het zo treurig is afgelopen. Droevig voorbeeld; helaas zo dikvrtjls ziet ge het nog bevestigd. Mensen, die zo schoon begonnen, maar met wie het zo treurig afloopt. Waar ligt de oorzaak? God verlaten en vergeten en daarom wordt het bevestigd: Wie God verlaat heeft smart op smart te vrezen. En meen niet, dat het Sauls voornemen is geweest. Ge kunt u er gerust verzekerd van houden, dat Saul tel kens weer allerlei schone voornemens had, maar die alle op niets zijn uitgelopen. De bodem van de rampzaligheid is met goede voornemens geplaveid. Schone voornemens, die nooit in vervulling gegaan zijn. Al onze schone voornemens zal het zo vergaan, tenzij wij leren verstaan niet meer in eigen kracht enig voornemen te kuimen volbrengen. Dan leren wij afzien van onszelf, van ons „ik". En dat was bij Saul nimmer gebeurd. Geheel zijn leven, tot aan zijn droevig einde, heeft altijd zyn eigen ,,ik" in het middelpunt gestaan. In al zijn doen en laten, in al zijn ijveren voor de Naam des Heeren. Het draaide altijd en alleen om zichzelf en daarom was er nooit een laag en oprecht buigen onder de Heere in zijn leven geweest; nimmer een „waar" worden voor God. En naarmate het in het midden staan
En naarmate het in het midden staan van zijn ,,ik" openbaar wordt, naar die mate kwamen ook Sauls tegenslagen, want God kwam hem tegen. God ijvert voor Zijn eer. Bij de Heere staat Zijn Goddelijk „Ik" in het middelpunt. Dat is Gods hoogste deugd, in de mens de grootste ondeugd.
Het „ik" van Saul speelde een grote rol, ook in de smeekbeden, die Hij tot de Heere opzond aan het einde zijns levens.
Saul moest strijden tegen de zich tegen hem vergaderde legers der Filistijnen. Gans Israël had hij vergaderd om te strijden. Op de hoogten van Gilboa had hij zich met de zijnen gelegerd en toen hij het Pilistönse leger zag, vreesde hij en zijn hart beefde zeer.
Ging zijn consciëntie open? Dacht hij aan David, wie het koningsschap gegeven werd? Sauls hart beefde, maar niet voor de Heere; niet voor de zonden; maar zoor zichzelf! „Ik" in het midden. En dan bid
„Ik" in het midden. En dan bidden. Op alle wijzen waarop dat mogelijk was. Hfl moest gered; liij moest behouden.
God zweeg; wilde niet antwoorden. Nu ging God lachen, heilig lachen nu Sauls vreze kwam. God antwoordt niet. Het is te laat, Saul! Nee, nog niet! Zo Saul boog onder God, onwaardigheid beleed en erkende, Gods recht zou billijken; maar dat niet. Saul zag alleen zichzelf en zo dan God niet hoort, dan om hulp bij de duivel! Dan naar de toveres te Endor.
Kwalijk bidden! De mens in het middelpunt. Het gaat om ons. Het gaat om ons ,,lk". God dwingen om mee,te gaan in onze wegen. Dat doet de Heere nooit Hij is heilig. Jongens en meisjes! spiegelt je aan
Jongens en meisjes! spiegelt je aan Sauls voorbeeld. Als de dood komt, vouwen velen de handen en roepen... maar de Heere antwoordt niet. Zovele van onze gebeden: het gaat om „ik".
Gelukkig is het volk, biji wie het door genade eens niet meer om het ,,ik" gaat, maar dat ook in hun bidden heeft leren kennen als Ezra: „O Heere, God Israels, Gij zijt rechtvaardig, want wij zijn overgelaten ter ontkoming, zoals het is te dezen dage. Zie, wij zijn voor uw aangezicht in onze schuld, want daar is niemand, die deswege voor Uw aangezicht zou kunnen bestaan". Kent gij, mijn lezer, iets van dat on
Kent gij, mijn lezer, iets van dat onwaardig zijn in uw bidden? Van dat de Heere ivrij verklaren? Van dat diepe buigen? Dan staat God op, want dan doet Hij ervaren: Ik doe het niet om uwentwil, maar om Mijns groten Naams wil, opdat die verheerlijkt worde.
Op alle gebeden waar ons „ik" in het midden staat, zult ge het ervaren: Maar de Heere antwoordde niet. Want Hij heeft Zijn grote Naam lief. Dat dan liefhebbers Zijns Naams, ook in hun bidden gedurig zeggen: „De Heere zij groot gemaakt", dan verdwijnt ons „ik". Z. Ds V.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 februari 1951
Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 februari 1951
Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's