NOG NACHT
Wachter! Wat is er van de nacht! De wachter zeide: De morgenstond is gekomen, en het is nog nacht. (Jesaja 21 : 11, 12.)
Duma, dat is Edom, vraagt. Het zit in nood en donkerheid. In bange vreze wordt deze vraag door Duma, dat is „stilte", en wel nader „de stilte des doods", gesteld. Assyrië heeft niet alleen het rijk der tien stammen overwonnen, maar ook de omwonende volken getreden onder de voet. Alleen Juda, het tweestammenrijk, mag zich nog verheugen in vrijheid, en onder dit volk van Juda moet Jesaja zijn profetische roeping vervullen. Wat is de klacht van de wereld angstwekkend. Men worstelt van alle kanten om uit de duisternis van het oordeel Gods als gevolg van de zonde te worden verlost, en ruimte te bekomen. Van wege de zonden zeide ik, roept alles om verlossing. Ach, was het maar een roepen over de vreselijkheid der zonde!
Doch helaas, dat horen we niet. Met blindheid is alles geslagen. Zelfs voor het uitwendige is er geen kennis der zonde meer. Men breekt overal in door en kent geen beperking meer. De druk neemt toe en ruimte vindt men nergens.
Wat is er van de nacht ? O, wat heeft de zonde een vreselijke gevolgen en het allerergste is wel dat we er zo blind voor zijn. Niet alleen de wereld roept om verlossing, en dan nog van de ellende en niet van de zonde, maar hoe droevig is het gesteld bij degene die onder de waarheid leven. Ook daar is geen rechte kennis van
Ook daar is geen rechte kennis van de zonde. We praten over allerlei narigheid en ellende, maar waar vindt ge de droefheid naar God en over de zonde. Waar die innerlijke vernedering, met de uitroep: O wee mijner dat ik zo gezondigd heb? Wat is er een verbijten en vereten van elkaar. Zij zoeken allen het hunne en niet hetgeen van Christus Jezus is. Dat komt, omdat er zo bitter weinig waarachtige ontdekking is. Geen kennis van de oorzaak van al de ellende. Geen kennis van Adam en daarom geen kennis van Christus, noch noodzakelijkheid van Christus. O zeker, er wordt over de Heere Jezus gepraat, maar waar is de bevindelijke ervaring omtrent deze zaken. Wachter, wat is er van de nacht? Nacht over de wereld, nacht over de kerk. En toch; de wachter heeft een antwoord. De morgen stond is gekomen en het is nog nacht. Aan Duma wordt gezegd, dat de morgenstond is gekomen. Wïiarvoor en voor wie? O, hoe zeer Gods kerk inj ontrouw zich leert kennen, de morgenstond van haar volkomen verlossing is aangebroken, terwijl voor de wereld en dat zgn tenslotte allen die buiten Christus zgn, het nacht is en blijft. O, dat ge moogt schrikken en beven mfln onbekeerde lezer en lezeres.
Het is nacht. Ge leeft nog en kunt nog bekeerd worden. Het aanbod van genade komt nog tot U. Hoe vreselijk zal het zijn als ge verloren moet gaan onder zoveel bemoeienissen des Heeren. Weet, o weet toch, dat er een wonder gebeuren moet aan een mens. Dat weet ge uit kracht van opvoeding, maar dat laat U vreemd van de zaak. O wat ik U bidden mag buigt Uw knieën en vraagt of de Heere U bekeert zoals Hij al Zijn lieve volk bekeert. Het is nog niet te laat. Wat is dan Gods volk gelukkig, al hebben ze daar niet altijd evenveel zekerheid van. Hun behoudenis uit de nacht der zonde en der ellende ligt vast in het eeuwige verbond der genade, dat rust in Christus naar het welbehagen Gods. Door de nachten der ellende heen, en der menigvuldige benauwdheden en worstelingen heen brengt de eeuwige Jehova Zijn gunstgenoten ten eeuwigen leven in. Gods knechten hebben een boodschap aan allen die buiten Christus zijn nl. dat het nacht is en zonder waarachtige bekering nacht blijft. Maar voor het Juda Gtods, voor het volk van God, dat in de gemeenschap aan Christus werd gebracht door waarachtige hartvernieuvrende genade, dat de morgenstond is gekomen. Hier geeft de Heere de eerstelingen van de volkomen verlossing door Christus bereid naar het eeuwig souvereine van des Heeren welbehagen. In die trouwe Gods worden ze bewaard door het geloof tot de zaligheid die bereid is om geopenbaard te worden in de laatste tijd. O bange, uitermate bange kan het zijn en worden, maar de morgenstond is de waarborg en de openbaring van de naderende dag. Welnu, volk van God, de nacht wacht voor allen die leven buiten Hem. Die een oorzaak van eeuwige zaligheid is, maar voor U allen die de verschijning van onze Heere Jezus Christus hebben liefgehad, is er de morgenstond, nl. de troostvolle beloften van de eeuwige zaligheid en verlossing. Hebt dan goede moed, want de zaligheid ligt vast in Hem die leeft aan de rechterhand des Vaders om altgd voor Zijn volk te bidden. Zo dan, vertroost elkander met deze woorden, Amen. Utr. Ds J. v. d. B.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 januari 1951
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 januari 1951
Eilanden-Nieuws | 4 Pagina's