Het Ambtsgebed in de raad van Oude Tonge
In alle gemeenten van Flakkee, met uitzondering van de gemeenten Goeree en Oude Tonge vsforden de raadszittingen met gebed geopend.
Dit gebruik ia ten hoogste te waarderen en het was een goede gedachte van het raadslid van Oude Tonge de heer Haagens om. in de zitting van de raad van Oude Tonge deze zaak aan de orde te stellen. Blijkens de mededeling van de voorzitter van de Raad had het lid van de Raad, de heer Groenendijk deze belangrgke zaak ook al eens met hem besproken. Geheel onvoorbereid werd deze zaak dus niet aan de orde gesteld. Toch vril het ons voorkomen, dat de invoering van het Ambtsgebed in de Raad een andere voorbereiding behoeft. Daarmee willen we niet zeggen, dat het initiatief van de heer Haagens niet onze sympathie zou hebben. Het tegendeel is juist het geval. Betere gang van zaken Iflkt het ons toe dat het eerst in de rechtse fracties aan de orde wordt gesteld en dat men dan het onderlinge contact tussen deze fractie opneemt en met een voorstel in de Raad komt. Dan kan het door het College van B. en W. worden behandeld en kan dit College met een prae-advies bij de Raad komen. Het debat tussen de Burgemeester aan de ene zflde en de heer Haagens aan de andere zijde was in wezen onvruchtbaar en zou aangemerkt kimnen worden ala een verkenning van de onderlinge posities.
Bij deze verkenning van de posities is ook weer de vaak voorkomende fout gemaakt, dat men zich niet goed rekenschap geeft van de betekenis van het Ambtsgebed.
Het onderscheid tussen het Ambt van de Raad van de onderscheidene personen blijkt men niet aan te voelen.
Het Ambtelijke karakter van de Raad mag men niet verwarren met de personen. Bij het Openbare Raadsgebed bidt de Raad qua Raad. De personen vallen daarbij weg.
De Gemeenteraad is een regeringscollege. De Gemeenteraad vormt de Overheid. En is als zodanig Gods dienaresse. Heeft als zodanig haar afhankelijldieid tegenover God te betuigen en m het gebed hulp en bijstand van den Heere af Ie smeken. Ook al zouden er atheïsten aanwezig zijn, ja al waren al de Raadsleden atheïsten, ook dan nog Wïjft de Gemeentelijke Overheid een Goddelijke instelling en heeft ze tot de Heere als Overheid Gods hulp in te roepen. De instelling, de Overheid, c.q. de plaatselijke Overheid is een Goddelijke instelling en verandert niet van karakter omdat de personen, die in zekere tgd de Overheid vormen niet aan God geloven. Het door God ingestelde Ambt verliest aard en karakter niet door de gezindheid van de personen, die het ambt uitoefenen.
Het Ambt devalueert niet door de personen. Integendeel het Ambt blijft van hetzelfde Goddelijke karakter en eist van de personen die erkenning op. Doen ze het niet, zo is dat voor hun persoonlijke verantwoording, maar ziJn ze toch onlosmakelijk verbonden aan de Goddelijke instelling. Niet de gezindheid van de Personen, maar het Ambt is beslissend.
Het Ambt is door God ingesteld, welnu, de persoonlijke gezindheid doet dat niet te niet en alzo blijft het plicht en roeping God te erkennen en dsiarvan uitdrukking te geven in het bidden door de Overheid met name door het Ambtsgebed. Het gaat niet om de persoonlijke ge
Het gaat niet om de persoonlijke gevoelens van de Raadsleden en wanneer dan ook de voorzitter zegt gaarne de gelegenheid te willen geven dat de Raadsleden kunnen bidden, dan is dat een niet aanvoelen en een miskenning van het karakter van het Ambtsgebed. Voor dat persoonlijke bidden is het bij het houden van een raadszitting niet de plaats. Dat behoort thuis te gebeuren. Ieder Raadslid dient voor de vervulling van zijn persoonlgke behoeften en noden thuis te bidden.
Voor de goede behartiging van zijn verplichtingen als Raadslid waartoe iedereen uit zich zelf onbekwaam is vrage hij in zijn woning de hulpe Gods. Als het Ambtsgebed uitgesproken
Als het Ambtsgebed uitgesproken wordt bidden niet de afzonderlijke personen, maar is het de door God ingestelde Overheid, die God om hulp en bijstand vraagt.
iZijn er dan tegen het Ambtsgebed geen bedenkingen? Geen enkele.
Allerminst de gezindheid der personen. Maar zoals de voorzitter als bezwaar
Maar zoals de voorzitter als bezwaar naar voren bracht, volgens het verslag van Eilandennieuws „HiJ d.i. de voorzitter, wil het niet invoeren op grond van het feit, dat het verkeerde gevolgen kan hebben. Neem eens, dat er een heftige discussie in de Raad komt dan zou hem! het gebed bezwaren. Zijn godsdienstige gevoelens zouden daardoor zeer worden gekrenkt." Moet dan, zo vragen we, moet het
Moet dan, zo vragen we, moet het goede wijken voor het kwade? Moet de eis Gods aan het Overheidslichaam, de Gemeenteraad, gesteld om Hem te erkennen, dan wijken om eventuele verkeerde uitlatingen van personen? Is juist het Ambtsgebed er niet om God te bidden om bewaring tegen het kwade? Enig nadenken ontzenuwt direct deze
Enig nadenken ontzenuwt direct deze opgeworpen zwarigheid. En bovendien de voorzitter hanterend het Reglement van Orde kan toch ook waken tegen verkeerde uitlatingen en die ze uitlaat, tot de orde roepen.
die ze uitlaat, tot de orde roepen. Neen tegen de invoering van het Ambtsgebed zfln geen steekhoudende be-ring, de ontbinding in het gezinsleven, de immorele verhoudingen, en de ongezonde sociale toestanden, te wijten zouden zijn aan de „bevindelijke mentaliteit" die zich in liet godsdienstig leven op ons eiland voordoet.
Toen wij dit stuk lazen, kwam het ons voor, dat drs Saai hoofdzakelijk zijn licht heeft opgestoken in de boeken van Rudolf van Reest, van Jan Knape Mzn., van C. V. d. Tol („Achter hun horizon") en van een reeks artikelen van Ds J. Ewoldt destijds Ned. Herv. Predikant te Goedereede. De schrijver haalt aan, dat zijn artikel, naast de gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek van de onderscheiden gemeenten moest worden opgebouwd en hij anderdeels door eigen onderzoek het karakter en het godsdienstig leven dezer bevolking zoekt te benaderen. Van dit eigen onderzoek is echter heel weinig merkbaar.
Alvorens hij zich met het eigenlijke onderwerp bezig houdt, werpt hij wel de vraag op, in hoever de streekroman als grondslag voor wetenschappelijke studie kan dienen. HiJ komt daarbij tot de conclusie, dat de waarde van een streekroman voor sociographisch onderzoek hoger wordt, naarmate het discriptieve (beschrijvend) element toeneemt. De boeken van Jan Knape, o.m. „Kneuterboertjes" en van v. d. Tol vindt hij het meest bruikbaar en hij heeft critiek op het werk van v. Spronsen, alias van Reest, omdat hij in zijn beschrijving een te grote voorliefde toont voor het bizarre, waardoor soms een zekere onevenwichtigheid ontstaat, die althans een sociograaf niet voor zfln verantwoording kan nemen. Dit ziJn we met de schrijver eens, ook, dat van Reest bewust subjectief en daardoor tendentieus is, maar wij verschillen van mening, als hij zegt, dat v. R. de onzekerheid en geloofstrijd dezer mensen, welke geheel is afgestemd op de kenmerkenleer der bevindelijken, zo diep heeft gepeild. Hier neemt de schrijver de religie-opvatting van V. Reest op ons eüand geheel over. Van Reest is een sterke verbondsdrijver en zijn boeken zijn geboren uit de omstandigheden waarin hij toen kerkelijk en maatschap-zwaren aan te voeren, indien wij oog hebben voor het Ambt der Overheid en dit niet verwarren met de personen. Het is dan ook te hopen, dat de Raad van Oude Tonge moge komen tot invoering van het Ambtsgebed en daarin gevolgd moge worden door de andere gemeente op ons eiland Goeree, waar de Raad ook nog vergadert zonder publieke erkenning van God.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 december 1950
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 december 1950
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's