Begroting 1951 Provincie Zuid-Holland
De Begroting der Inkomsten en Uitgaven van de Provincie Zuid Holland voor het dienstjaar 1951 met de memolie van toelichting is verschenen. Het is zeker niet ondienstig uit deze begroting een en ander mede te delen on voor onze lezers nader toe te lichten. Wij hebben al eens meer geschreven, dat er bij de doorsnee-kiezer altijd méér belangstelling bestaat hoe alles in de Tweede Kamer reilt en zeilt, en nög meer voor hetgeen in de gemeenteraden geschiedt dan wat zich in de Prov. Staten afspeelt en hoe men de zaken de Provincie betreffende financiert. En toch hebben wij daar het grootste belang bij; in de kapitaals-uitgaven en inkomsten) is ook ons eiland ten nauwste betrokken. De ontwerp begroting in het algemeen
De ontwerp begroting in het algemeen beziende, geeft deze een minder gunstig beeld dan de vorige jaren. De uitgaven van de gewone dienst moesten met ƒ 1.475.000 hoger worden geraamd, terwijl de inkomsten slechts ƒ 621.000.— hoger konden worden uitgetrokken, zodat de begrotingspositie t.a.v. het vorig jaar met ƒ 854.000,— is verslechterd.
Het uitgavenpeil is de .laatste jaren aanzienlijk de hoogte ingegaan. In een van de bijlagen op deze begroting vonden vrij een overzichtje, dat daarvan een beeld geeft.
1948 (rekening) - uitgaven gewone dienst rond ƒ 11.106.000.— 1949 (voorl. ultk. alsv. ƒ 11.756.000.— 1950 (begroting) alsv, ƒ 12.729.000.— 1951 (begroting) alsv. ƒ 14.205.000.—
Ben voortgaande stijging dus. Nu zijn weliswaar de inkomsten over deze jaren ook hoger geworden, nl.
3948 (rekening) ontvangsten gewone dienst rond ƒ 13.406.000.— 1949 (voorl. uitk.) alsv. ƒ 13.953.000.— 1950 (begroting) inkomsten gewone dienst rond .f 14.413,000.— 1951 (begroting) alsv. ƒ 15.043,000.—
maar toch blijkt dat het accrea (vermeerdering der inkomsten aanzienlijk is (ichtergebleven bij de stijging der uitgaven. Op zichzelf maant deze omstandigheid reeds tot voorzichtigheid, wat nog te meer klemt, daar de conjunctuurgevoeligheid van een belangrijk deel der inkomsten, zoals uitkering uit het provinciefonds en de uitkering van het Rijk van de secundaire wegen, waarbij rekening moet worden gehouden dat de inkomsten-stijging te eniger tijd zal veranderen in een daling. Van de uitgaven daarentegen valt met zekerheid te voorspellen dat in de eerstkomende jaren over de gehele linie aanzienlijke verhogingen zijn te verwachten.
Allereerst is daar de voltooiing van het provinciaal wegenplan. Een uitgave van acht nüllioen ,gulden, zoals op de kapitaaldienst voor 1951 is geraamd, leidt in het daaropvolgende jaar tot verhoging van rente en afschrijving tot een bedrag van ƒ 440.000.—. Bovendien zal de verdere uitvoering van het wegenplan aanzienlijke bedragen vorderen.
Er wordt door het Prov. Bestuur naar gestreefd het wegenplan, waarvan de uitvoering in de oorlogsjaren zo sterk stagneerde, in de kortst mogelijke tijd te voltooien. Naarmate echter dit wegenplan vordert, zal ook de onderhoudslast toenemen en wordt bij het thans geldende prijspeil een lasten-verzwaring van éénäanderhalf millioen guldenverwacht. Deze en andere factoren bijeengenomen, zou het er voor de provinciale finanatiën donker uitzien, ware het niet, dat van de gunstige uitkornsten van de laatste jaren en van het dit lopende jaar te wachten overschot, een behoorlijke reserve was gevormd, die als stootkussen kan dienen, om de tekorten voor de uitgaven van het provinciaal wegenplan juist in de jaren, wanneer die het zwaarét drukken, te dekken.
Geen voorstel tot belastingverlag^g.
Gedeputeerde Staten hebben in het licht van het hierboven opgesomde, de mogelökhcid tot belastingverlaging bezien. Zou het aantal opcenten op de grondbelasting met 10 worden verminderd, waardor de toestand van vóór 1947 zou worden hersteld, dan zou dit een vermindering betekenen van rond ƒ 774.000.—. Het overschot op de gewone dienst, thans geraamd op ƒ 829.000.— zou dan dalen tot ƒ 55.000.- waarmee de tijd van de begrotingstekorten in het verschiet zou komen. De reserve zou dan moeten worden aangesproken juist op een tijdstip waarop de uitgaven van het wegenplan nog bg lange niet het hoogtepunt hebben bereikt en het gevaar bestaan dat zij reeds uitgeput zou komen als daarvoor de zwaarste jaren komen. Het college van Ged. Staten heeft daarom na rijp beraad gemeend geen voorstellen tot belasttagverlaging te kunnen doen. Beter acht zij het, om eerst de reserve zoveel mogelijk te versterken, ook met het e,v, overschot van 1951, om zekerheid te hebben, dat de in te voeren belastingverlaging, niet na korten tijd weer moet worden teruggenomen. ,
In een volgend artikel komen wfl op enkele andere punten uit deze begroting terug, en wel ook op die posten, die op ons eiland betrekking hebben.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 8 november 1950
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 8 november 1950
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's