Goeree and Overflakkee dient spoedig een Streekmuseum te krijgen
De cultuur der eeuwen moet men er kunnen aflezen
£r is materiaal voldoende aanwezig, aldus de Conservator van hei Streekmuseum te Zierikzee, maar de bevolking moet meewerken
Woensdagavond trad voor de leden en genodigden van het in oprichting zijnde „Streekmuseum Goeree en Overflakkee" op, de heer P. van Beveren, archivaris en conservator van het Stedelijk museum te Zierikzee, met het onderwerp „Wat is het doel van een Streekmuseum?" Het antwoord dat de heer Van Beveren op deze vraag wist te geven liet aan duidelijkheid niets te wensen over: een Streekmusuem voor dit eiland moet er komen, wil de herinnering aan het oude en rijke verleden van Goeree en Overflakkee worden bewaard ,,Materiaal is er voldoende voor aanwezig!" aldus de heer Van Beveren.
Na een kort welkomstwoord van de voorz. de heer Kruider waarbij hij de aanwezigheid van meerdere burgemeesters op prijs stelde, o.m.: Burg. Rijnders als voorz. van de Plakkeese Gemeenschap en Burgemeester van Hofwegen van Nieuwe Tonge als voorz. Culturele commissie — leidde hij de spreker van de avond met een enkel woord in.
De heer Van Beveren het woord verkrijgend schetste het bezoek van het Bestuur op 28 Juni j.1. aan het Streekmuseum te Zierikzee dat een prettig karakter droeg, maar niettemin toch een weinig pessimistisch, wat de totstandkoming van een museum betrof. Spreker is in de twee dagen dat hij hier is, zo hier en daar geweest en heeft de overtuiging, dat er hier veel, zelfs heel veel is, waarmee een Streekmuseum kan tot stand komen. Wel is de medewerking van de bevolking daartoe nodig.
„Welk doel heeft een Streekmuseum" vraagt spreker. Het is geen kijkspel maar het beoogt de liefde op te wekken van land en volk; leren aflezen van het tentoongestelde, de cultuur van de' eeuwen. Heeft men dan daarbij het geluk dat men een goed conservator krijgt dan zal de geschiedenis van het land en het volk gaan spreken en zal er liefde worden gekweekt voor de voorwerpen, die door onze voorvaderen zijn gebruikt.
Hoe verzamelen we nu Museumstukken? Daarvoor zijn verschillende manieren, ten Ie, kan men iets in bruikleen nemen (tegenafgifte regu) ten 2e door aankoop en ten 3e door schenkingen.
Dan ging spreker na, wat er zoal in aanmerking komt om in een Museum te exposeren. Voor de vuist weg, noemde hij van het vele een 16tal groepen uit en lichtte die nader toe. Allereerst noemde hij praehistorische voorwerpen die volgens spr. ongetwijfeld op dit eiland ook nog moeten te vinden zijn.
Belangrijk is ook een verzameling ceramiek. Iets moois heeft spr. daarvan in de raadszaal te Ouddorp gezien. Uit een verzameling scherven valt al zoveel te leren. Men leest er uit af de Germaanse, Frankische en Romeinse tijd enz. Ongetwijfeld moeten hier ook nederzettingen geweest zijn waarvan overblijfselen te vinden zullen zijn. Spr. heeft eens gelezen van de nederzetting „Witlam", die op het oudste en hoogste gedeelte van het eiland moet zijn geweest. Vindt men daarvan iets, dan hoort dit in een museum thuis. Naast de ceramiek is er de tegelcul
Naast de ceramiek is er de tegelcultuur. Spr. heeft er hier gezien vanaf 1600 tot 1800 toe. Ook Bijbelse tegels en andere mooie tableaux. Porcelein is hier ook tamelijk veel. Spr. heeft een kast gezien om van te watertanden! Wat zou het mooi zijn om daarvan ook iets in het museum te krijgen!
Scheepvaart en visserij is een van de oudste culturen op het eiland. Middelharnis had in vroeger tijden 5 Haringhoekers en 12 vissloepen, plus 2 scheeps werven. Er was ook een grote kabeljouwmarkt, waar zelfs in 1745 op één dag 9000 stuks werden aangevoerd. Daar moet toch nog wel iets van over zijn, aldus spr., scheepsmodellen, prenten of maquettes, waarin de betekenis van die oude visserij uitkomt.
Sommelsdijk oefende een befaamde elft en zalmvisserij uit en had een werf van gaffelschepen. Van Ouddorp voeren ze uit ter Haringvangst en er was in de middeleeuwen een werf van slabbers. Misschien is ook daar nog een model van. Ook had men vroeger de zgn. kerkschepen. Had men een goede, verre reis volbracht, dan werd uit dankbaarheid een model van het schip aan de kerk gegeven. Ons voorgeslacht werd verteerd door Godsverlangen. Zie maar, hoe ze met geringe middelen zulke grote kerken bouwden! Ambachtsjheerlijkbeden. Ons land al
Ambachtsjheerlijkbeden. Ons land aldus spr., was vroeger opkomend slik, op de hoogste plaatsen kreeg men de nederzettingen, die men later heeft bedijkt (14e eeuw. Zo zijn de Ambaehtsheerlijkheden ontstaan, de bedijkingen brachten zeer hoge kosten mee, zodat spr. de algemene mening durft betwisten, dat de Ambachtsheren het maar „genomen" hebben."
Middelharnis werd gesticht in het midden der 15e eeuw, het bezat een hoge jurisdictie. Zo zal het ook een gerechtszwaard gehad hebben, evenals te Zierikzee. Hoge Ambachtsheren waren Arent van Weel, Eeuwout van der Dussen en Vrouwe Cornelia Johanna Versluis. Sommelsdijk bleef na de acte van 19
Sommelsdijk bleef na de acte van 19 Juli 1578 onder Zeeland tot 1805. Spreker heeft het idee, dat hij in Zeeland is, als hij te Sommelsdijk vertoeft! De hoge ambachtsheren waren de van Aerssens (van 1619—1825) later de familie van Weel. In Ouddorp zijn de bekende namen Grinwis en Goekoop borg, dat er bij deze familie ook nog wel iets is te vinden voor het museum. Dirksland werd in 1275 verkocht door Floris V aan Albert van Voome, gedeeltelijk ook aan de Renesses. Veldboeken en kaarten moeten daarvan nog wel aanwezig zijn.
De vijfde rubriek die spr. beziet is: Geestelijke zaken, gebouwen en personen. De oude kerken die spr. hier gezien heeft, zijn veel vernieuwd, helaas niet gerestaureerd. Platen, kopergravures etc. van de oude toestand behoren te worden bewaard. Ook van torens. Wapenborden, grafzerken of fragmenten eveneens.
Middelharnis heeft een eigenaardige geschiedenis op kerkelijk gebied. Spr. wijst alleen maar op de 4 afgezette predikanten, Ajax Westerwolde, Balthazar van Doorn, Pieter Zeegers en Jacob Carpentenius (de laatste in 1619 wegens Arminiaanse gevoelens). Van deze vier — al is „afzetten" niet zo mooi — zou toch minstens wel een portret in het museum moeten zijn.
Spreker wijst nog op enkele grote mannen als de geleerde theoloog Petrus Haack, later hoogleraar te Leiden en uit Nieuwe Tonge de bekende predi kantdichter Caspar Barleus (1609) vertrokken naar Leiden als hoogleraar in rethorica, later om remonstrantse gevoelens afgezet en in 1631 hoogleraar aan het Anthenaeum te Amsterdam, hoogleraar in de Wijsbegeerte.
Te Ouddorp is ook een bekend theoloog geboren, nl. Cornells v. Velzen, later hoogleraar te Leiden. Stad aan 't Haringvliet had zijn Sigisbertus Haverkamp, geleerd theoloog, later leraar in 't Grieks te Leiden en Ooltgensplaat had de geleerde Adyianus Buurt binnen zijn veste, die ook veel geschreven moet hebben. Om niet te vergeten de enige Paus (Paus Adrianus) die Nederland geleverd heeft, welke te Goedereede heeft gewoond! Aan al deze personen dient op de een
of andere wijze het aandenken in een museum te worden bewaard. Zo zal er ook nog wel hier of daar wat kerkzilver zijn (oude avondmaalstellen) oude Doopboeken enz.
Van de Ambachten (Gilden) zijn mogelijk nog gildebekers, emblemen, werk stukken en proeven. Reglementen van de schutters, overblijfselen van de Schutterij zijn ook waardige museumstukken. De mannen der wetenschap, die op
De mannen der wetenschap, die op dit eiland hebben gewoond en geleefd, dienen blijvend geëerd. Zo noemt spr. Jan van Nieuwenhuizen, de oprichter van de Mij. tot Nut van 't Algemeen. De rederijkers en dichters, o.m. de dichter Martinus Nieuwenhuijzen 1775—1808. De schilder Jan v. Os 1774—1800 en zijn collega Adrianus v. d. Koogh 1796— 1831. In Sommelsdijk is een rederijkerska
In Sommelsdijk is een rederijkerskamer geweest, welke afdeling gewijd was aan de heilige Anna, onder de zinspreuk: „Hoe langer hoe liever." Wat daar van over is, dient zeker te worden bewaard. Van de landbouw, de oudste cultuur,
Van de landbouw, de oudste cultuur, de kaartboeken, oude gereedschappen enz. Niet te vergeten de meekrap cultuur, Vlascultuur, Bedijkingen, Inundatie enz.
KledePdrachten zijn ook belangrijk — voornamelijk de gekleurde japonnen en de strohoeden, met de nodige versieringen.
Huisraad zal moeilijker te krijgen zijn, maar een oud kabinet, een lade kast enz. hoort toch in een museum. Ook kinderspeelgoed, oude uurwerken, merklappen, snijwerk uit vroeger dagen enz. Munten en erepenningen mogen even
Munten en erepenningen mogen eveneens niet ontbreken. Hierbij behoort ook papiergeld en wat niet meer in omloop is.
Platen van gebouwen en stichtingen die verdwenen zijn, portretten en litho's van de stichters moeten zeker in een museum zijn. Zo ook portretten van de Wit, V. Gelderen en Dekker, die de toren gered hebben „bij de blikseminslag" 24 Febr. 1804. En van Cornells Breeman Jacobzoon, de stichter van het Pensionaat en ziekenhuis van 1604, van Hobius de Krijger die in 1772 het weeshuis stichtte en van Jacob Bane, die tot oprichting kwam van de 6 armhuisjes in 1771. (Zie voor vervolg pag. 2 Ie kolom)
Het Verzekeringswezen is ook va ouden datum. Te Sommelsdijk werd in 1803 het gebouw „de Doelen" gesticht en de St. Joris Doelstraat, waarvan 22 Januari 1768 een tontine was uitg'egeven. Wiat was een tontine?
Een tontine was een inschrijvmg, ee soort loterij, die met vergunning van het gemeentebestuur kon plaats hebben. Tweehonderd mensen waagden dan een gokje, nl. zolang ze leefden betaalden ze een klein bedrag, dat aan de laatst langst levende verviel. Hiervan was dan soms zoveel over dat er een gebouw van kon worden gekocht. Zo ontstond ook de Doele. Het komt maar in 4 of 5 plaatsen in Nederland voor en is daarom zeer zeldzaam. Flora. Ook is het nuttig van de kruiden en geneeskrachtige planten die in Ouddorp groeien een herbarium aan te leggen. Van de voorkomende Fauna, (opgezette vogels en weekdieren) die op en om het eiland leven kan ook ee verzameling worden gemaakt. Tenslotte neemt spreker de kunst
Tenslotte neemt spreker de kunstvoorwerpen onder de loupe, bv. schilderijen of platen van gedeelten van het eiland door vreemden gemaakt of voorwerpen door eilandbewoners meegebracht.
Met deze mooie causerie oogstte de spreker een warm applaus, waarna in de pauze verschillende meegebrachte voorwerpen werden bezichtigd en toegelicht.
Na de pauze werd de Oranjefilm vertoond die door de heer J. Boomsma aan het Museum geschonken werd. Het betrof hier het bezoek van Prinses Juliana in 1947 aan ons eiland, een film die d heer Boomsma door heel Indië heen, heeft vertoond. Hoewel meerderen deze film gezien hadden was het een genoegen deze nog eens te zien. De voorzitter aanvaardde dit ge
De voorzitter aanvaardde dit geschenk met vriendelijke woorden en bracht ook warme dank aan de heer Van Beveren, die zulk een leerzame causerie ten beste had gegeven. Inderdaad was hier een man aan 't woord, met kennis van zaken, waarvoor het bestuur en leden veel uit viel te leren. Jammer dat er niet zoveel bezoekers waren, de wegblijvers hebben veel gemist.
Enkele nieuwe leden traden tot de vereniging toe. Tegelijk delen wij hiermede, dat het Streekmuseum vooi'nemens is, eind November een tentoonstelling te houden in het voormalige Hotel Huisman aan de Langeweg te Middelhamis. We komen terug. daar nader op
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 oktober 1950
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 oktober 1950
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's