Naar hoger productie van de Nederlandse Landbouw
Bij sterke beperking van import toch reeds bevredigende resultaten verkregen,
„Met alle beschikbare middelen moet gestreefd worden naar bevordering van het producerend vermogen van de Nederlandse land- en tuinbouw, hetgeen eensdeels te bereiken is door verantwoorde omschakeling der productie van akkerbouwgewassen in de richting van die teelten, welke meer voedereenheden per oppervlakte-eenheid opleveren, anderdeels door binnen de grenzen van iedere afzonderlijke teelt de opbrengst per oppervlakte-eenheid zo hoog mogelijk te doen zvjn", aldus Minister Mansholt in de Memorie van Toelichting op de Begroting van het Ministerie van lamdbouw, Visserij en Voedselvoorziening, Dienstjaar 1951, welke een bedrag van b^na 88 millioen gulden voor de Gewone iDienat aangeeft.
Het streven geldt eveneens voor het producerend vermogen van onze rundvee-, varkens- en pluimveestapel. De verhoging van de opbrengst dient zich zodanig te voltrekken, dat tegelijkertijd een daling der productiekosten per eenheid wordt gerealiseerd, terwijl tevens de kwaliteitsverbetering van de producten in het middelpunt der belangstelling dient te staan. Aangezien naar de mening van de Minister in de landbouw nog zeer vele mogelijkheden aanwezig zijn, kan van de bedrijfsgenoten worden verlangd, dat zij niets zullen nalaten ter bereiking van deze doelstellingen. Nederland moet trachten zo snel mogelijk te komen tot een situatie, waarbij het economische hulp uit het buitenland zal kiinnen ontberen.
De Minister bevestigt, dat zijn beleid, dat wordt bepaald door de structuui van de Nederlandse landbouw, alsmede door de internationale omstandigheden, ook in het komende begrotingsjaar gericht zal zijn op een vergroting van de eigen productie van voedsel en veevoeder, ter besparing op de import, eu op een zo economisch mogelijke productie van hoogwaardige producten.
Als voorwaarden voor de bereiking V9n deze doelstellingen noemt de Minis ter: een goede voorlichting, gericht o] verhoging van de technische ontwikke- Imj van de Nederlandse landbouw ei een prijs- en afzetpolitiek, welke de werkers in de landbouwbedrijven, voor zover deze bedreven sociaal en economisch verantwoord moeten worden geacht, eer redelijk bestaan verschaft en tevens de mogelijkheid opent tot het verrichter van de nodige investeringen. Niet de prijzen van de afzonderlijke producten doch het complex van prijzen voor d' producten, die tot de normale bedrijfsvoering van de verschalende catego rieëu der bedrijven behoren, tesamen dient aan deze bedrijven een redelijk bestaan op te leveren. De methoden van kostprijsberekening in de landbouw zullen aan een nadere studie moeten wor den onderworpen. Hierbij zal in het bij zonder aan het beginsel, dat de te be palen prijs voor een bepaald produc< niet los kan worden gezien van de gel deiijke bedrijfsopbrengsten in de be trokken bedrijfstak uit andere producten te verkrijgen, aandacht moeten worden geschonken. Bij de kostprijsberekening zal meer op de bedrijfsmogelijkhe den dan op de feitelijke toestand op de betrokken bedrijven moeten worden ge let. De voor de „basisproducten" vast te stellen prijzen dienen een stimulans ir te houden voor een efficiënte bedrijfsvoering
Reeds zfln goede resultaten met dr voederproductie op eigen bodem bereikt; een verdere ontwikkeling zal eer gunstige invloed kunnen uitoefenen or de bedrijfsresultaten, in het bijzonder op die der kleine gemengde bedrijven, aangezien zij tot een meer volledig gebruik van de arbeidskracht kan leiden. Naar de mening van de Minister zal de oplossing van het kleine-boeren-vraagstuk in deze richting gezocht moeten worden
Besultaten Uit een opgave van de Minister blijkt, dat zowel de rundvee- als de varkensstapel in vrij grote mate de beoogde omvang nadert. Een vergelijking van het verbruik van veevoeder uit import geeft een gunstig beeld te zien. Voor het oogstjaar 1948/1949 bedroeg dit verbruik ca, 39% van het vooroorlogs verbruik, tervrijl dit in het jaar 1949/ 1950 ca. 60% van het vooroorlogs verbruik zal bedragen. De stijging ten opzichte van 1948/1949 is toe te schrijven aan de sterke toeneming van de veestapel, welke het vooroorlogse peil nadert. Het behoeft geen nader betoog, dat de algehele ontwikkeling van de veestapel staat en valt met de situatie in de veevoedersector. Oorspronkelijk was bij de in de jaren 1952/1953 geprojecteerde omvang van de veestapel een behoefte aan veevoeder en veekoeken geraamd van 1.880.000 ton uit import en binnenlandse productie. Bij de huidige omvang van de veestapel mag worden verondersteld, dat voor het jaar 1950 2al kunnen worden volstaan met 1.900.000 ton.
Meer ruwvoeder nodig Hoewel de ontwikkeling van de ruwvoederwiiming duidelijke vooruitgang toont, moet de hoeveelheid nog aanzienlijk worden opgevoerd. Wel geeft de graslandproductie over de gehele lijn een belangrijke stijging te zien, maar daar schuilen, vooral door inkuiling van gras, nog grotere mogelijkheden. Het huidige bouwplan is eveneens nog
Het huidige bouwplan is eveneens nog in onvoldoende mate ingesteld op de behoefte van veevoeder. De verbouw van voederaai-dappelen is nog onvoldoende. De teelt van voedergranen dient nog te worden beperkt. Het geeft enige zorg, dat het graslandareaal zich uitbreidt. De opvoering van de productie Van gras dient niet te worden gevonden in de uitbreiding van het graslandareaal, doch moet plaatsvinden binnen de grenzen van een kleiner areaal. Het bouwplan 1950 laat nog leem
Het bouwplan 1950 laat nog leemten zien, die tot de conclusie leiden, dat in de naaste toekomst extra aandacht zal moeten worden geschonken aan een gewijzigd voederrantsoen voor de varkens, aan het tegengaan van de uitbreiding van het voedergraan- en gras- Inndareaal, en een uitbreiding van de voederaardappelteelt en aan een noff krachtiger opvoering van de productie van grasland en kunstweide in de richting van het kwaliteitsvoeder.
Minder import, toch hoger productie
Ook bij de veehouderij zijn goede resultaten bereikt. De totale melkproductie in 1949 heeft ongeveer dezelfde hoog te bereikt als die in 1939. De eierproductie in 1949, welke via de handel werd afgezet, bedroeg ca. 1.235.000.000 stuks, waarvoor in het algemeen lonende prijzen konden worden gemaakt. In het eerste half jaar werden ca. 900.000.000 stuks eieren via de handel afgezet, tezen 715.000.000 stuks in de eerste helft li*49, waarvoor de gemaakte prijzen eveneens bevredigend konden worden genoemd.
Ondanks de beperking van de impori van veevoeder is derhalve op het ge bied van de veehouderij een bevredigende uitbre-ding der productie verkregen De binnenlandse suikerproductie zal waarschijnlijk voldoende zijn om de binnenlandse behoefte te dekken. Hierdoor is het gestelde doel, de import van suiker, welke in het algemeen slechts in dollars kan geschieden, voor binnenlands gebruik achterwege te doen blijven, nagenoeg bereikt. Het areaal consumptie-aardappelen is
Het areaal consumptie-aardappelen is ten opzichte van 1949 weinig gewij zigd. Wel is de teelt van fabrieksaardappelen ten opzichte van het vorige jaar verminderd, welke vermindering gewenst wordt geacht met het oog op dt geringe zekerheden ten aanzien van de afzetmogelijkheden voor aardappelmeel hoewel de afzet van dit product naar het buitenland zich de laatste tijd gunstig heeft ontwikkeld. De Minister meent uit het gehele beeld te mogen p fielden, dat de ontwikkeling van de landbouw gaat in de richting, welke door hem met zijn beleid werd beoogd. De bewindsman heeft dan ook waardering voor de bekwaamheid en de ijver van de boeren en de landarbeiders, dic m zo belangrijke mate bijdragen tot een verbetering van de economische positie van Nederland. AAMBEIENZALF voorzien ^an de naam MIJNHARPThelp^al^ijd
Centrale veiling middelharnis
Veiling van Vrijdag 22 September 1950 Tomaten 117.—30.—; Dubbele Princessen ƒ 20.—27.—; Andijvie ƒ 4.50—5.— Gele Savoye ƒ 7.—9.—; Groene Savoye ƒ 8.—; Witte kool ƒ 9.—; Rode kool ƒ 5.—; Kroten ƒ 11.—; Sla A ƒ 2.10— 2.50; Meloenen ƒ 16.—; Appels Huishoud ƒ 8.—11.—; Frankenthaler ƒ 47.— 55.—; Alicante ƒ 52.—61.—; Eigenheimers ƒ 8.90.
Velling van Maandag 25- September 1950 Rode kool ƒ 5.-7.—; Witte kool ƒ 4.-6.—; Andijvie ƒ 8.—10.—; Gele Savoije ƒ 3.60—8.—; Dubbele Princessen ƒ 21.-—24.—; Groene Savoye ƒ 5.— 9.—; Kroten ƒ 7.—11,—; Komkommers A ƒ 9.—; Komkommers B ƒ 7.—; Prei ƒ 10.—; Tomaten ƒ 12.—31.—; Alicante ƒ 54.—61.—; Peren Standaard ƒ 20.— 34.—; Appels* Standaard ƒ 47.—50.—; Meloenen ƒ 37.—. -O-
Ettense veemarkt
ETTEN en LEUR, 27 September 1950 De aanvoer op de veemarkt bedroeg 166 stuks, waarvan: 96 runderen en 70 biggen.
De aanvoer van runderen was matig, de handel uitermate kalm en stug met zakkende prgzen. In biggen was de aanvoer aan de la
In biggen was de aanvoer aan de lage kant met trage handel en de prijzen vrijwel oi veranderd.
De belangstelling was zeer groot. Prijzen: kalfkoeien ƒ 550—900; kalfvaarzen ƒ 500—800; pinken ƒ 300—500; Guste keeien ƒ 450—700; graskalveren ƒ 100—200; paarden ƒ 400—700; biggen ƒ 30—50; lopers ƒ 50—80; vette koeien ƒ 2.-2.50 per kilo geslacht.
Zondagsdiensten Artsen.
Van Zaterdag 30 September v.m. 12 u. t.m. Maandag 3 October v.m. 9 tnir
Middelhamis-Sommelsdflk: Afwezig de artsen P. Knöps, Tj. Kuipers en C. F. Arends. Voor spoedgevallen A. Kievit, arts, Telef. 90, Middelharnis. Dlrhsland-Heridngen-MeUssant:
Dlrhsland-Heridngen-MeUssant: Afwezig de artsen G. Huisman en B. Elvé. Voor spoedgevallen dr P. Boot, Telef. 127, Dirksland. Oost-Flaltkee: Afwezig de artsen G. J. Buth, P. J.
Afwezig de artsen G. J. Buth, P. J. de Man en P. C. J. Voogd. Voor spoedgevallen E. Bouman, arts, Tel. 19, Stad aan 't Haringvliet en C. W. Kramers, Telef. 42, Ooltgensplaat.
Rondom de Landbouwschool
Het behoort tot de hoge uitzonderingen, dat op een landbouwbedrijf slechts één enkel gewas wordt geteeld. Het verbouwen van verschillende gewassen heeft niet alleen uit een oogpunt van werkverdeling veel voor, doch bovendien wordt het bedrijfsrisico er geringer door. In het bijzonder geldt dit ten aanzien van de prijzen der producten en de weersomstandigheden.
Naarmate de bedrijven groter zijn, doet zich de wenselijkheid van een groter aantal gewassen of van meer dan één ras van hetzelfde gewas sterker gevoelen.
Het zou nu mogelijk zijn, het bouwland In zoveel stukken te verdelen als men gewassen heeft en op die stukken ieder jaar weer hetzelfde gewas te verbouwen. Dit doet men echter niet, doch teelt in de achtereenvolgende jaren op hetzelfde stuk afwisselend verschillende gewassen.
Dit noemd men vruchtwisseling. Aan deze vruchtwisseling zijn verschillende voordelen verbonden. Men kan de opvolging zodanig kiezen, dat het mogelijk is de grond goed te bewerken. Zo kan na gewassen, welke vroeg het veld ruimen, een goede stoppelbewerking plaats vinden.
Een behoorlijke onkruidbestrijding wordt mogelijk gemaakt. Na gewassen, welke stikstof in de
Na gewassen, welke stikstof in de grond achterlaten, kunnen gewassen verbouwd worden, welke veel stikstof vragen.
Na diepwortelende gewassen, die voor al kleigrond in een uitstekende structuur achterlaten, kunnen ondiepwortelende gewassen hiervan profiteren.
Verschillende gewassen bv. vlas, erwten, bonen, tarwe, bieten, haver en aardappelen mogen slechts na een groter of kleiner aantal jaren op hetzelfde perceel terugkeren, om een goede opbrengst te verkrijgen.
Ook kunnen bepaalde gewassen nie* na elkaar verbouwd worden bv. erwten na vlas of omgekeerd. De oorzaak van de mindere opbrengst in deze gevallen is niet altijd geheel bekend. Veelal is de oorzaak gelegen in het optreden van plantenziekten. In verschillende gevallen is om bizondere redenen een bepaalde opvolging van gewassen gewenst bv. Karwij na erwten, witte klaver na vlas, rode klaver na haver, tarwe of wintergerst, vlas na haver.
De hier genoemde voordelen komen het duidelijkst naar voren op zware, oude klei, waar men met de structuur, de onkruidbestrijding en de bestrijding van plantenziekten speciale moeilijkheden heeft. Hier houdt men tegenwoordig dan
Hier houdt men tegenwoordig dan ook nog het meest vast aan een bepaalde opvolging van gewassen.
Vroeger toen er nog geen kunstmest was, moest men van gewassen, zoals bonen, klaver, kunstweide, die op zich zelf vaak niet erg voordelig waren, toch een zeker oppervlak op een bedrijf hebben om de grond in goede toestand te houden voor andere gewassen. En zo ook kon men van veel opbrengende gewassen, zoals aardappelen en suikerbieten, geen grote oppervlakten verbouwen.
Na het algemeen in gebruik komen van de kunstmeststoffen is men echter veel vrijer geworden In de keuze en in de oppervlakte van de te telen gewassen. Men verbouwt nu de gewassen, welke
Men verbouwt nu de gewassen, welke de grootste winst leveren, waarbij tevens gelet wordt op de inrichting van het bedrijf en op de werk- en risicoverdeling.
Met één factor moet echter bij het vaststellen van het teeltplan ter dege rekening worden gehouden en wel met de opbrengstdepressie, die kan optreden, wanneer men een gewas gaat telen op land, dat voor dit gewas niet meer geschikt is. Men moet geen bieten telen op land, dat besmet is met het bietencystenaaltje, ook al komen er jaren voor, dat de nadelige werking van dit aaltje, op de bietenopbrengst, minder tot uiting komt. Men bederft hiermee het land voor de toekomst en loopt het risico van een totale mislukking. Aardappelen mogen slechts éénmaal in de drie jaren op hetzelfde perceel worden geteeld. Voorkomen is beter dan genezen, ook voor plantenziekten.
Winst op textiel vastgesteld
DEN HAAG. — Er zfln liandelsmarges vastgesteld voor textielgoederen, geldend voor de prijsvaststelling door groot- en kleinhandelaren van alle bedrijfskleding, wollen stoffen, kousen en sokken, wollen en molton dekens (behalve relsdekens) garens (waaronder de woUen _ breigarens), stukgoederen (behalve kunstzijden stoffen), luiers en huishondgoederen, zoals handdoeken, theedoeken, lakens, slopen en zakdoeken.
De regeling bepaalt, dat de vervangingswaarde voor deze groepen door de handel slechts in rekening mag worden gebracht voorzover reeds dezelfde of nagenoeg dezelfde goederen tegen hogere prijzen zijn ingekomen en in het magazijn aanwezig zijn. Als handelsmarge mag niet meer wor
Als handelsmarge mag niet meer worden berekend dan een bedrag, gelijk aan de handelsmarge, die in tekening werd gebracht van 1 Juni 1949 tot en met 31 Mei 1950. Dit bedrag mag worden verhoogd met drie procent.
De economische controle-dienst zal zich ook in de overige sectoren van de handel bij de controle door deze richtlijnen laten leiden.
Gehalte suikebbieten est züid-west nederland
Naar wij vernemen is bij het laatste onderzoek van 162 bietenvelden in de gehele provincie Zeeland, in West-Brabant en op Goeree en Overflakkee gehouden op 1 Sept. jl. komen vast te staan dat het gemidd. gewicht per biet 874 gram bedroeg (855). Het gemiddelde aantal bieten per ha 58367 (58416.) Het gemiddelde gewicht per ha 50664 kg (50290). Het gemiddelde gehalte 15.3% (16.7%). Waaruit resulteert een gemiddelde suiker opbrengst van 7771 kg suiker per ha (8357). De cijfers tussen haakjes zijn gemiddelden op 18 Sept. 1949.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 september 1950
Eilanden-Nieuws | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 september 1950
Eilanden-Nieuws | 20 Pagina's