Schrammetje
„Als de velden zijn geschoren — is de winter geboren" placht mijn oude grootvader altijd te zeggen. Kinderen zijnde, lachten we wat om deze uitdrukking. De afstand tussen de Septembermaand en de winter scheen ons nog zo onnoemelijk ver. Maar hoe ouder Schram werd, hoe meer hij zijn reeds lang verscheiden grootvader gelijk ging geven. Zijn eenmaal de schoven van de akker, dan is het via de herfst maar een stapje tot de winter.
Het lijkt of de tijd sneller gaat, naarmate een mens ouder wordt. De seizoenen wisselen elkaar schijnbaar in steeds sneller tempo af. Zo staan we ook nu alweer aan 't eind van de graanoogst en de herfstkilte heeft zich reeds doen gevoelen. De vele donkere luchten zijn nog al eens oorzaak dat Trijn 's avonds al vroeg zegt: „droait de lampe mar an, Schram, ik kan geen steek meer zieë" Wanneer ik dan de schakelaar om
Wanneer ik dan de schakelaar omdraai, gaan mijn gedachten uit naar Oost-Flakkee, waar nu ook duizenden gezinnen de geneugten van het electrisch licht ondervinden. Het was daar tot nu toe een waar gewurm. Onvoldoende verlichting in huis en op straat. Kwam je als vreemdeling in het donker in één onzer Oost-Plakkeese dorpen terecht, dan was je heus niet gelukkig. Een lantaarndrager uit de Middeleeuwen was daar best van pas gekomen. Voetje voor voetje tastte je de duis
Voetje voor voetje tastte je de duisternis af en je was blij zonder gebroken benen of ontvelde handen je doel bereikt te hebben. Gelukkig voor de bewoners zal nu avond aan avond elk dorp in een zee van licht baden, wanneer men tenminste van de oude traditie om bij maneschijn de straatverlichting te doven, afstapt. Vermoedelijk zal dat wel het geval zijn. Een behoorlijke straatverlichting is eerste eis. Schram zou het onderwijzend deel der bevolking ondertussen willen aanraden de electrische lampen in de gunst van de hun toebetrouwde jeugd aan te bevelen.
Meermalen heeft Schram met eigen ogen gezien, dat de schooljeugd geen rust had aleer van een straatlantaarn lamp met toebehoren op het wegdek te pletter viel. Van meet-af aan dient hier streng tegen opgetreden te worden.
Daarom kan een waarschuwing van de onderwijzer(es) hier goed werk doen.
Want de jeugd neemt het niet nauw met andermans goed. Daar las ik laatst nog weer van in een Oude Tong's raadsverslag. 't Is niet erg mooi, wanneer de vroede vaderen over hun dorpsjeugd in afkeurende zin aan de raadstafel moeten spreken. Dat strekt de ouders niet tot eer. Want niemand anders dan zij zijn het, die de teugels te ver hebben gevierd. Dan dwaalt de jeugd op straat of hokt samen om het andere dorpsgenoten lastig te maken. En dat is heus niet alleen het geval in Oude Tonge. Men kan proberen wat men wil, doch zolang er van de zijde der ouders niet meer medewerking komt, zullen de pogingen om de jeugd in goede banen te leiden, falen. Wanneer het straks weer vroeg donker wordt behoort de jeugd niet op de straat vertier te zoeken, maar thuis gezelligheid te vinden. Inplaats van het straatslenteren kan beter een goed boek worden gelezen of vaklitteratuur ter hand worden genomen. Daar moet vader en moeder achterheen zitten. Het geld aan de studie besteed is nooit weggegooid. En wat je eenmaal geleerd hebt, neemt niemand je meer af, je bent er heer en meester van. Later kun je eï mogelijk profijt mee doen. Schrammetje heeft een kermis, wien het heel wat waard zou zijn, wanneer hij Frans kon spreken. Er was voor hem veel meer te bereiken, wanneer hij met de Fransozen kon bablaelen. Wat zou hij er nu een genot van hebben in zijn jeugd Frans geleerd te hebben. Niet iedereen kwam daartoe in vroeger jaren. Doch tegenwoordig met een achturige werkdag schiet er na een behoorlijke slaap en ontspanning nog wel wat tijd over voor ontwikkeling. Als men die tijd maar benutten wil. En geen voorrang verleent aan bioscopen en uitgaansavondjes.
Maar kom, ik ben van de helderheid van 't electrische licht, dat voor onze Oost-Flakkeese mensen nog zo nieuw is. afgedwaald naar de duisternis der tijden. Trijn zegt, dat de mensen daar — zij bedoelt natuurlijk het vrouwelijk deel — niet zullen weten wat ze overkomen. Inderdaad. Licht,- van de hanebalk tot de diepste kelderhoek, een stofzuiger, een dompelaar, een strijkijzer, een pannetje, een theelichtje, alles electrisch. Aan gemak is een mens gauw gewend. Maar men moet nog een beetje leren met al die nieuwe dingen om te gaan. Was daar Annebet met haar stofzui
ger naar buurvrouw Mietekee gegaan om eens te laten zien hoe practisch zo'n apparaat wel is. Mietekee vond het licht wel gemakkelijk, maar een stofzuiger was haar te modem. Die kon toch nooit tegen haar „vloerverke" op, meende ze. Meer dan vijftig jaar had ze met blik en veger geopereerd en, het moet gezegd, met succes, want 't was kraakschoon bij Mietekee. Buurvrouw Annebet wou nu met dolsgeweld haar van nieuwigheid blinkende zuiger eens demonstreren, „'t Is een wonder, Mietekee, zoas dat dieng zuugt. As je niet oppast gaet 't vloerkleed d'r bekant deur." „Zoa, zei Mietekee, lae m'n dan mares kieke. Meschien koape 'k er dan oak nog wel eên."
„Goai joe noe marres 'n hoapje stof of vuulte op 't kleed, Mietekee!"
„Stof? Waer mo 'k dat haele? D'r is in heel m'n huus geen stofje te vinden. Wat dienk je wel van m'n? 't Is bie mien net zoa schoan mit m'n vloerverke as bid joe mit dat dieng, oor!" „Och, mens, dat weet ik oak wel. Mar
„Och, mens, dat weet ik oak wel. Mar ik mot toch wat op kenne zuge om je 't te laete zieën? Weetjewat, ik zal wat rommel uut de stofzuugerzak op 't kléêd goaie, dan zie je ampessant hoe zoa'n zaekje in mekoare zit."
Zo gezegd, zo gedaan. Annebet peutert de zak uit de zuiger en smijt de inhoud grotendeels op Mietekee's kleed. „Kiek mar niet zoa benauwd, oor," zei ze tegen Mietekee, die onrustig deze handelingen van haar buurvrouw gadesloeg, „'t Zit er zoa weer in, oor."
Annebet maakt de toebereidselen om haar buurvrouw in extase te brengen gewichtig en met grote zorg. „Kiek, legt ze uit, noe de slange d'r in en dan kunne m'n gae droaie oor. Gae noe mar op de vloere zitte, dan zujje zieë dat je kleed in 'n oagenblik schoan is."
Mietekee strijkt op haar knieën bij de hoop stof en vuil neer, haar neus laag bij de grond.
Toen buurvrouw Annebet het snoer in de stekker stak en de zuiger zijn sonoor gebrom liet horen, was het alsof er een bom ontplofte. Mietekee zonk achterover, een bezwijming nabij. — Annebet had de slang niet in het zuigmaar in het blaasgat gestoken Als ik U nu vertel, dat zelfs de man die jaar en dag in de weer geweest is om Oost-Flakkee geëlectrificeerd te krijgen, nog kort geleden op dit punt een flater sloeg, dan is de vergissing van Annebet wel te vergeven. Logeert die meneer ergens op de vaste wal en vergat hij z'n scheerspuUen mee te nemen. Wat helemaal niet erg was, want het hotel had voor hem een „Philishave" disponibel. De stekker in het stopcontact en de beitels raasden in 't rond. Meneer draait met het apparaat over keel en konen, maar 't gaat niet. Z'n baard blijft z'n baard. De hotelier wordt er bijgeroepen en op een zachte manier verweten, dat zo'n Philishave ook geen cent waard is en maar een kapper zal worden opgezocht.
De hotelhouder keek zijn gast eens aan. Hij draaide het kapje dat de beitels beschermt even van het apparaat en zei niets anders dan „asjeblieft, meneer, probeer 't nu nog eens." Gelukkig dat hij niet aan hem kon
Gelukkig dat hij niet aan hem kon zien, dat het juist een van de voornaamste Ebof-meneren was Door schade en schande wordt men wijs! SCHRAMMETJE.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 13 september 1950
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 13 september 1950
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's